Het nieuwe imperialisme | |||
Geschreven door | op maandag, 01 januari 2007
De neoliberale wending sinds eind de jaren '70 is een poging de klassenmacht van het kapitaal over de arbeid te herstellen. Dat proces neemt de vorm aan van de financiarisering van de economie. In het neoliberale model accumuleert het financiële kapitaal echter minder via het productieproces, en vooral via 'accumulatie door onteigening'. Dat laatste concept komt van de bekende marxist David Harvey, die daarmee een belangrijke bijdrage levert voor het begrijpen van het neoliberalisme. David Harvey is prof antropologie aan de City University in New York en is vooral bekend omwille van zijn sociaal-geografisch werk. Enkele van zijn bekendste boeken zijn 'The Condition of Post-modernity', 'The limits to Capital', 'Spaces of hope', 'Spaces of Capital' en 'Paris - Capital of Modernity'. Recent verscheen zijn boek 'The New Imperialism', waarin hij een bijzonder scherpe analyse maakt van de machtsconcentratie van het financieel kapitaal onder het neoliberalisme en van de poging van de VS om door de concentratie van die financiële macht de dominante imperialistische kracht te blijven. De neoliberale staat trok daartoe volledig de kaart van de financiële belangen. Rond de financiarisering van de economie, een onstabiel en stapsgewijs proces dat langzaamaan de hele wereld overspant, consolideerde de burgerlijke klasse opnieuw haar machtspositie. Die financiarisering leidde tot een nieuw type accumulatie dat Harvey 'accumulatie door onteigening' noemt. Hij onderscheidt die van de zogeheten primitieve accumulatie en van het proces van uitgebreide reproductie. Primitieve accumulatie is het geheel van woeker, ‘enclosures’ van de grond en de vaak gewelddadige ‘scheiding van de producenten ten opzichte van hun productiemiddelen’ dat historisch aan de oorsprong ligt van de kapitalistische productiewijze. Door dat proces ontstaan enerzijds kapitalen die geïnvesteerd kunnen worden, en anderzijds mensen die niets anders hebben dan hun arbeidskracht om te verkopen. Uitgebreide reproductie is het 'normale' verloop van het kapitalisme: arbeiders produceren meerwaarde, die bij het oorspronkelijke kapitaal wordt gevoegd. Zo worden enorme kapitalen geaccumuleerd. De economische groei bedroeg zo'n 3,5 % in de jaren '60, 2,4 % in de jaren '70 en slechts 1,4 % en 1,1 % in de jaren '80 en '90. De conclusie is duidelijk volgens Harvey: het neoliberalisme faalde om wereldwijd groei te realiseren. De belangrijkste reden waarom het toch zo sterk blijft, is zijn succes vanuit het standpunt van de bovenklasse. Het neoliberalisme genereerde een enorme herverdeling van de rijkdommen ten voordele van de bezitters van het financieel kapitaal. De mechanismen via dewelke die herverdeling plaatsvindt, noemt Harvey nu 'accumulatie door onteigening'. In zekere zin gaat het om de verderzetting en verspreiding van praktijken van primitieve accumulatie. Die laatste term reserveert Harvey echter voor gevallen als China of Rusland, waar doorheen primitieve accumulatie een nieuwe kapitalistische klasse wordt gevormd. Accumulatie door onteigening is daarentegen het geheel van mechanismen via dewelke de reeds bestaande kapitalistische elites in de VS rijkdommen van over de hele wereld toe-eigenen. Voorbeelden zijn legio: de privatisering van openbare diensten, van culturele en intellectuele vormen en van de 'commons', legt grote nieuwe velden open voor accumulatie; de enorme speculatieve financiële stromen met in hun zog de schuldenlast van de derde wereld; de manipulatie en het beheer van crises, die de politiek van structurele aanpassing en dus van het leegzuigen van vele afhankelijke landen mogelijk maakt; en de omgekeerde herverdeling binnen de staat via privatisering, fiscaal beleid en allerlei cadeaus aan bedrijven. Alle zijn het mechanismen waardoor bestaande rijkdommen van overal ter wereld door het financieel kapitaal uit de imperialistische landen worden toegeëigend. ccumulatie via loonarbeid schept een duidelijke tegenstelling: de georganiseerde arbeiders zijn vrij gemakkelijk te organiseren rond een aantal economische en politieke eisen. Accumulatie door onteigening daarentegen is een gefragmenteerd proces ('een privatisering hier, een financiële crisis daar'). Het gaat om een echte klassenstrijd, maar accumulatie door onteigening verhult dat klassenkarakter, vooral dan vanuit het standpunt van de verliezers. Dat bemoeilijkt de organisatie en eenmaking van het verzet. De link vinden tussen beide klassenbewegingen is dé strategische inzet voor de strijd tegen het nieuwe imperialisme. De andersglobaliseringsbeweging betekent op dat vlak een grote stap vooruit. Veel concrete strategische aanzetten geeft Harvey niet, maar zijn analyse is een must. |