Een misbegrepen internationalisme? Brazilië : oppositie binnen de PT of bouwen aan de PSOL ? | |||
Geschreven door | op dinsdag, 02 mei 2006
Dit jaar vinden er opnieuw presidentsverkiezingen plaats in Brazilië. Het beleid van de regering Lula blijft de Braziliaanse linkerzijde verdelen. Ook de Braziliaanse afdeling van de Vierde Internationale splitste in twee. Enerzijds is er de DS (Socialistische Democratie), een organisatie die mee de PT (Arbeiderspartij) uitbouwde, binnen die partij actief is en vooral sterk staat in Porto Alegre en Rio Grande do Sul. De DS telt duizenden militanten. Toen Lula als president verkozen raakte in 2003 besloot de DS om een minister af te vaardigen in de nieuwe regering. De DS blijft tot op vandaag voluit deel uitmaken van de PT én de regering Lula maar pleit voor een koerswijziging. DS-kopstuk Raul Pont stelde zich recent kandidaat voor het voorzitterschap van de PT. Hij haalde tijdens de tweede ronde van die interne verkiezingen maar liefst 48% van de stemmen. Net niet genoeg. Anderzijds is er de groep rond Helena Heloisa, senator en ex-PT (en ex-DS). Zij werd uitgesloten uit de PT omdat ze weigerde de pensioenhervorming van de regering Lula goed te keuren. Ze identificeert zich volop met de Vierde Internationale en richtte samen met medestanders de nieuwe partij 'PSOL' op. In dit debat geven we eerst het woord aan Joaquim Soriano van de DS (PT). Hij reageert op een artikel dat oorspronkelijk verscheen in Inprecor, het maandblad van de Vierde Internationale. Jan Malevski, redacteur van Inprecor biedt antwoord. Joaquim Soriano (*) : Het Franse tijdschrift Inprecor (nr. 510 van oktober 2005) publiceerde een bijdrage van François Sabado over de Braziliaanse linkerzijde. In zijn artikel treedt Sabado de basisprincipes van het revolutionaire internationalisme met de voeten. Dat internationalisme stoelt immers op solidariteit tussen de revolutionairen van de diverse naties en op het respect voor specifieke, nationale manieren van opbouw, land per land. Sabado stelt zich ronduit fractionistisch op. Sabado ontkent dit niet maar houdt er geen rekening mee en het is duidelijk waarom : zijn tussenkomst in het ‘debat’ heeft helemaal niet tot doel om de door de DS uitgewerkte standpunten verder uit te diepen of ermee samen te werken. Zijn tussenkomst toont enkel aan dat de fractionistische activiteiten tegen onze stroming worden verdergezet. Volgens Sabado is de DS een ‘regeringsgezinde linkerzijde’, die strijdt voor een ‘illusoire heroriëntatie’ van de Arbeiderspartij (PT). Ook daar vertrekt hij van de standpunten van een kleine kring van ex-leden van de DS, die tijdens de jongste conferentie het onderspit moesten delven en niet konden leven met de resoluties die door de brede meerderheid werden aangenomen. Zij namen niet deel aan de campagne van Raul Pont (DS) voor het voorzitterschap van de PT. Integendeel, ze steunden de campagne van Plinio de Arruda Sampaio. Deze groep vormt zeker niet de ‘linkervleugel’ van de DS. Deze mensen hebben de DS verlaten tussen de eerste en de tweede ronde van de interne voorzittersverkiezingen van de PT en kozen voor de PSOL. Zoals iedereen weet, maar het loont de moeite om het nogmaals te herhalen, is Socialistische Democratie (DS) een tendens binnen de Arbeiderspartij. Enkel het geheel van de militanten heeft via de democratische instanties het recht om te bepalen wie al dan niet lid kan zijn van de organisatie. Misschien hadden we wel kunnen winnen met de steun van die groepen die de kandidatuur van Plinio hebben gesteund en die hun vertrek uit de PT aankondigden aan de vooravond van de tweede ronde. Dan hebben we het natuurlijk over Plinio zelf, alsook over de kameraden van 'Volkse en Socialistische Actie' en de volksvertegenwoordigers Orlando Fantazzini en João Alfredo (die laatste had trouwens Raul Pont gesteund in de eerste ronde). Ze hebben de partij verlaten voor de strijd beslecht was en hebben op die manier de tegenkandidaat bevoordeeld. Sabado legt nog eens de nadruk op zijn eerdere stelling dat er een samenwerking zou moeten bestaan tussen de linkse militanten binnen de PT en die van de PSOL. Deze stelling leeft nochtans enkel maar aan de andere kant van de Atlantische oceaan. Hier, onder de evenaar, haalt de zonde het van de deugd. De belangrijkste doelstelling van de PSOL is de vernietiging van de PT en in het bijzonder van de linkerzijde van de PT. Samenwerking is gewoon onmogelijk en het is niet waar dat de PSOL initiatieven voor een grotere eenheid zou hebben genomen. En dan zijn er, nog maar eens, de verkiezingen van 2006. Voor Sabado staan die verkiezingen in het teken van de confrontatie tussen Lula en Helena Heloïsa. Op magische wijze tovert hij even gans de Braziliaanse rechterzijde weg. Als nieuwe Brazilië-specialist zou Sabado er toch maar best eens de Braziliaanse dag- en weekbladpers op naslaan. Dan zal het hem misschien niet ontgaan dat er een echte campagne gevoerd wordt vanuit de rechterzijde, met op kop de PSDB en de PFL. De grote middelen worden ingezet, niet enkel om Lula te verslaan maar ook om te trachten de PT buiten de wet te stellen. Ondanks het feit dat Sabado er de nadruk op legt dat de regering Lula neoliberaal is en dat die de belangen van het financiekapitaal dient, valt het op dat die banken en grote bedrijven dat enigszins anders zien. Zij zetten hun grote middelen, hun politieke organisaties en massa-communicatiemiddelen in tegen de PT. Enkel sectarisme en schematisme verhinderen een aantal groepen om in te zien dat er vandaag in het hart van de Braziliaanse politiek een conflict woedt tussen links en rechts. Deze bijziendheid zorgt ervoor dat ze in de eerste plaats de aanval inzetten op de PT en dan vooral op de linkerzijde binnen de PT, in hun waanzinnig gauchisme. In de geschiedenis van de arbeidersbeweging en de socialistische beweging is dat soort van inconsequent gauchisme al vaker een hulpje voor de rechtse strategie gebleken. Wij, de militanten van de DS, zullen er alles aan doen om te vermijden dat de tragedies van gisteren zich vandaag herhalen als grap. n Jan Malewski (*) : Als je het stuk van Joaquim Soriano leest, lijkt het wel alsof de Arbeiderspartij een ideale partij is. We horen haast niets over de diepgaande crisis die de partij vandaag treft en die geleid heeft tot het ontslag van een aantal van de belangrijkste leiders, onder wie José Dirceu, de nummer twee van de regeringsploeg (2). Deze polemiek is dus verhelderend, omdat er door te zwijgen heel wat bevestigd wordt. Joaquim wijst de idee af dat de militanten van de linkerzijde van de PT en die van de PSOL zouden moeten samenspannen. Volgens hem leeft deze idee enkel maar "aan de andere kant van de Atlantische oceaan". Wij kunnen enkel maar verwijzen naar het artikel van José Correa Leite (3), die in Sao Paulo betreurde dat de linkerzijde van de PT liefst een oceaan laat bestaan tussen zichzelf en de PSOL. Als hij het over de verkiezingen van 2006 heeft, kiest Joaquim voor ironie. Hij stelt dat François Sabado "heel de Braziliaanse rechterzijde doet verdwijnen". Nochtans kan je er niet rond : Lula zal trachten om zich te laten herverkiezen als kandidaat van de PT op basis van het beleid van zijn eerste regeerperiode. Als de linkerzijde van de PT de keuze maakt om hem te steunen, zullen haar eigen kritieken op zijn beleid, hoe voorzichtig en diplomatisch ze ook geformuleerd werden, onder tafel belanden. Enkel de kandidatuur van Helena Heloisa zal toelaten om tegenover het beleid van Lula elementen van een antikapitalistisch alternatief te plaatsen. Voor militanten die zich beroepen op het socialisme, gaat het niet zomaar om een tactische keuze, maar om het al dan niet vasthouden aan hun uitgangspunten. Denkt Joaquim werkelijk dat de linkerzijde het beleid van de minister van Financien Palocci moet verdedigen, enkel omdat die lid is van de PT, terwijl Heloisa uitgesloten werd uit die partij (tegen de wil van de DS) en dus een andere oprichtte? Joaquim Soriano verwijt François Sabado dat hij de basisprincipes van het revolutionaire internationalisme met de voeten treedt. Hij vat die principes samen als een "relatie die stoelt op solidariteit tussen de revolutionairen van de diverse naties en op het respect voor specifieke, nationale manieren van opbouw, land per land". Uiteraard hebben we relaties nodig die gestoeld zijn op solidariteit. Maar die relaties moeten ook gebaseerd zijn op een eerlijke en open onderlinge discussie. We moeten het debat over de balans van de regering Lula en de PT openen " tussen revolutionairen van de diverse naties". Joaquim neemt het op voor een internationa-lisme van de 21ste eeuw. Maar dat internationalisme kan toch niet inhouden dat we onze kritieken moeten inslikken in naam van de 'nationale autonomie' ? De geschiedenis van de arbeidersbeweging van de 20ste eeuw toonde ons reeds tot wat dergelijke regeringsavonturen met de rechterzijde kunnen leiden. Onze traditie - en dat was toch ook de traditie van de kameraden van 'Socialistische Democratie' - laat zich meer inspireren door Rosa Luxemburg, die, ondanks haar onvoorwaardelijke steun aan de Russische revolutie, niet naliet om scherpe kritieken te uiten aan het adres van de leiding van de bolsjevieken. De kameraden van de DS beslisten deel te nemen aan de regering Lula. Bovendien karakteriseerde de meerderheid van de DS de oriëntatie van deze regering als 'onbeslist'. Dit leidde vanaf januari 2003 tot een debat in de rangen van de Vierde Internationale. Pas in februari 2005, na twee jaar van debat, nam het Internationaal Comité stelling in tegen de deelname aan een dergelijke regering en over de verdeeldheid van de Braziliaanse kameraden rond deze zaak (4). Toch besliste de hoogste instantie van de Internationale om banden te onderhouden met alle componenten van de Vierde Internationale in Brazilië en om alle componenten te blijven erkennen als leden van de Internationale met volle rechten. Op die manier wilde de Internationale de dialoog tussen die componenten en de eenheid in de actie van die componenten bevorderen. Joaquim stelt nu dat er "geen samenwerking mogelijk is" met de PSOL. Ieder moet maar oordelen wie zich hier fractionistisch opstelt. De socialistische linkerzijde in Brazilië maakt een moeilijke periode door. Dit heeft alles te maken met de politiek van de regering Lula en de houding van de meerderheid binnen de PT. Zo'n situatie leidt al snel tot verdeeldheid en een verscherping van de standpunten. Dit maakt het natuurlijk niet makkelijker om terug tot een links tegenoffensief te komen. Maar terwijl in het verleden die onenigheden tussen revolutionair-marxistische militanten vaak te wijten waren aan hun uiterst geringe militante kracht, is de toestand in Brazilië wel even anders. Zowel zij die ervoor gekozen hebben om de PSOL op te bouwen als zij die ervoor kiezen om binnen de PT te vechten voor een antineoliberale politieke koerswijziging, beschikken over reële politieke hefbomen. Het is dus mogelijk om achteraf na te gaan in welke mate ze die ook gebruikt hebben. Misschien zal dat helpen om de onenigheid op te lossen tussen alle krachten in Brazilië die vechten voor het socialisme van de 21ste eeuw. * Jan Malewski is redacteur van Inprecor en lid van het uitvoerend bureau van de Vierde Internationale. |