Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Mythes over de Holocaust en Arabieren doorgeprikt PDF Print Email
Geschreven door Alex De Jong op zondag, 03 oktober 2010

De Arabische wereld en de geschiedenis van de Shoah, de stichting van Israël en de Palestijnse kwestie – elke combinatie van deze onderwerpen leidt welhaast onvermijdelijk tot hevige emoties. Met The Arabs and the Holocaust – The Arab-Israeli War of Narratives levert Gilbert Achcar een waardevolle bijdrage aan het debat over deze thema’s en een aanzet om weg te komen van de wederzijdse propaganda.

Gilbert Achcar groeide op in Libanon en doceert tegenwoordig aan de School of Oriental and African Studies van de universiteit van London. Eerder schreef hij boeken over islam en fundamentalisme, imperialisme in het nabije oosten en de Israëlische oorlog tegen Libanon in 2006.

Achcar’s onderwerp ditmaal is de instrumentalisatie van het verleden in de strijd tussen Israël en de Arabische wereld. De Shoah is door opeenvolgende Israëlische regeringen als alibi gebruikt: ‘het alternatief is Treblinka’, verklaarde David Ben-Gurion over de Israëlische inval in Libanon van 1982. Aan de andere kant van de scheidslijn zinspeelt de Iraanse president Ahmahdinejad er graag op dat de Holocaust volgens hem nooit plaats heeft gevonden.

Het boek bestaat uit twee delen die chronologisch een politieke landkaart van de Arabische wereld geven in wat Achcar ‘het tijdperk van de Shoah’ (1933-1947) en ‘het tijdperk van de Nakba’ (1948 tot heden) noemt. De oprichting van Israel staat onder Palestijnen bekend staat als ‘de Nakba’, de ramp. Achcar gaat na hoe in elk van deze periodes de belangrijkste stromingen in het Arabische politieke krachtenveld zich opstelden ten opzichte van de Shoah en de herinnering eraan.

Het belangrijkste deel van het boek is de eerste helft, over ‘het tijdperk van de Shoah’. Achcar onderscheidt in deze periode vier stromingen in de Arabische wereld: nationalisten, prowesterse liberalen, islamitische fundamentalisten en marxisten. Achcar maakt korte metten met clichés over ‘goede’ prowesterlingen en ‘slechte’ antiwesterlingen en toont aan dat antisemitisme en kritiek hierop dwars door de ideologische scheidslijnen aanwezig waren – maar niet in gelijke mate. Achcar laat bijvoorbeeld zien dat het wantrouwen van Arabische nationalisten tegenover westerse mogendheden hen soms afstand deed nemen van nazistisch antisemitisme, maar andere keren juist naar de nazi’s deed keren onder het motto ‘de vijand van mijn vijand is mijn vriend’.

Het waren fundamentalisten die het meest tot antisemitisme neigden: hun religieuze anti-judaïsme vormde een vruchtbare bodem voor Westers, racistisch antisemitisme. Hoewel veel Arabische marxisten sterk beïnvloed waren door een stalinistisch nationalisme kwam uit deze hoek het meest besliste verzet tegen antisemitisme en werd hier het duidelijkste onderscheid gemaakt tussen Joden en het zionisme.

Iedereen die bekend is met Achcar’s andere werk weet dat hij niet alleen een academicus is maar ook een socialist, onder andere actief in solidariteitscampagnes met de Palestijnen. Dat wil niet zeggen dat The Arabs and the Holocaust eenzijdig is. Achcar maakt nauwkeurig gebruik van uitputtend bronnenmateriaal – in tegenstelling tot veel andere zogenaamde ‘experts’ beheerst hij Arabisch - en zijn kritiek spaart geen van de zijden in het conflict. Dit zijn twee redenen waarom The Arabs and the Holocaust met kop en schouders uitsteekt boven andere recente werken met een vergelijkbaar thema. Een vergelijking met een van die boeken laat dat zien.

In Djihad und Judenhaß: über den neuen antijüdischen Krieg (in het Engels verschenen als Jihad and Jew-Hatred: Islamism, Nazism and the Roots of 9/11) vervangt de Duitse schrijver Matthias Küntzel argumenten door suggesties, politieke analyse door schuld bij associatie. Gamel Abdel Nasser, leider van Egypte tussen 1956 en 1970, was bijvoorbeeld in zijn jonge jaren lid van de beweging Jong Egypte. In navolging van de fascisten droegen de leden van Jong Egypte partijuniformen. Voor Küntzel is Nasser’s betrokkenheid bij deze beweging genoeg om hem tot een nazi te bestempelen en zijn vijandigheid tegenover Israel te verklaren uit verondersteld antisemitisme.

Zonder te proberen het blazoen van Jong Egypte op te poetsen of hun fascistoïde inspiraties te verhullen nuanceert Achcar deze periode in Nasser’s politieke ontwikkeling. Hij wijst erop dat Nasser minder dan twee jaar lid was van Jong Egypte en de organisatie verliet voor deze haar steun aan de nazi’s verklaarde en voor het organiseren van haar eerste antisemitische campagnes.

The Arabs and the Holocaust is net als Achcar’s eerdere boeken niet slechts een academische studie maar neemt ook politiek stelling op een manier die het beste door hem zelf wordt opgesomd als hij schrijft dat ‘staatszionisme een ‘Januskop heeft, een gezicht gewend naar de Holocaust, een ander naar de Nakba: de een naar geleden vervolging, de ander naar uitgeoefende onderdrukking. Slechts erkenning van beiden kan Israëli’s, Palestijnen en andere Arabieren verenigen in een werkelijke dialoog’. Achcar’s boek levert een waardevolle bijdrage aan een dergelijke dialoog. Ondertussen verscheen een Arabische vertaling, laten we hopen dat een Hebreeuwse snel volgt.

Gilbert Achcar: The Arabs and the Holocaust – The Arab-Israeli War of Narratives. 386 blz., Metropolitan Books, €30,- Te bestellen via Grenzeloos.org

Naar boven