Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Noord-Afrika en het Midden-Oosten: de revolutie blijft op de agenda staan PDF Print Email
Geschreven door Tariq Ali, Jean Peltier, Ataulfo Riera op dinsdag, 10 mei 2011

Ondanks de repressiegolf die door de regimes in verschillende landen werd opgestart, blijven de revolutionaire crises in heel wat landen in de regio zich verder uitdiepen. Tijd voor een eerste bilan, en een blik op een mogelijke toekomst. We publiceren hieronder een artikel van de Pakistaans-Engelse anti-oorlogsactivist Tariq Ali en van onze kameraad Jean Peltier. We nemen ook opnieuw de houding van Castro en Chavez onder de loep, die vooral in Latijns-Amerika, maar ook bij een deel van de anti-imperialistische beweging in Europa en de VS voor heel wat verwarring zorgt. Helaas lijkt vooral Chavez in zijn steun aan een aantal dictators te blijven vasthouden, nu hij na zijn “vriend” Kadhaffi ook het Syrische regime in bescherming neemt... (SAP-Web)

Wie zal de Arabische wereld vorm geven?

Door Tariq Ali

Een tweede fase van de Arabische lente is begonnen. Terwijl machthebbers proberen de volksbeweging in te kapselen of neer te slaan rijst de of de bevolking of de elites de toekomst zal bepalen.De lappendeken van de Arabische politiek, een verzameling van monarchistische cliënten, gedegenereerde nationalistische dictaturen en de tankstations bekend als de Golfstaten, was het product van een ingrijpende periode van Frans en Engels kolonialisme. Na de Tweede Wereldoorlog werd de Verenigde Staten langzaam de dominante machtsfactor met als resultaat de tegengestelde bewegingen van radicaal, anti-kolonialistisch Arabisch nationalisme en zionistisch expansionisme tijdens de Koude oorlog. Na het einde van de Koude Oorlog nam Washington de controle over de regio over, aanvankelijk via lokale potentaten, daarna door middel van militaire bases en bezetting. Democratie was nooit een optie, hetgeen de Israëliërs de kans gaf op te scheppen dat zij het enige lichtpuntje in de Arabische duisternis waren.

Hoe is dit allemaal verandert door de Arabische intifada, die opstand die vier maanden geleden begon? In januari werden demonstrerende massa’s, ongeacht hun sociale afkomst of religie, verenigd door de slogan ‘Al-Sha’b yurid isquat al-nizam!‘ (‘Het volk wil de val van het regime!’). Van Tunesië tot Caïro, van Saana tot Bahrein zien we Arabieren de rug rechten en opstaan. Op 14 januari, terwijl de massa’s richting het ministerie van binnenlandse zaken trokken, vluchtte de dictator van Tunesië, Ben Ali, naar Saudi Arabië. Op 11 februari bracht een landelijke opstand de Egyptische dictator Hosni Mubarak ten val en op hetzelfde moment braken in Libië en Jemen opstanden uit.

In het bezette Irak gingen mensen de straat op om te protesteren tegen de corruptie van Maliki’s regime en, meer recent, tegen de aanwezigheid van Amerikaanse troepen en bases. Jordanië werd in beroering gebracht door landelijke stakingen en rebellerende stammen. De protesten in Bahrein escaleerden en er werd het vertrek van de monarchie geëist, een ontwikkeling die de angst om het hart van de Saudische kleptocratie en hun Westerse beschermheren – die zich geen Arabië zonder sultans kunnen voorstellen – deed slaan. Terwijl ik schrijf, vecht het corrupte en gewelddadige regime van de Syrische Ba’ath partij voor zijn leven.

De opstanden werden door twee soort factoren bepaald: economisch – massale werkloosheid, stijgende prijzen, een tekort aan levensmiddelen – en politiek: vriendjespolitiek, corruptie, repressie, marteling. Egypte en Saudi Arabië waren de twee voornaamste pijlers van de Amerikaanse strategie in de regio, zoals onlangs nog erkend werd door de Amerikaanse vice-president toen deze verklaarde zich meer zorgen te maken over Egypte dan over Libië. De zorg is dat een democratische regering, ontsnapt aan Amerikaanse controle, het vredesverdrag met Israël zou kunnen opzeggen. Voorlopig is Washington erin geslaagd de politieke verandering te kanaliseren in een overgang onder supervisie van Mubaraks voormalige minister van defensie en zijn bevelhebber van het leger – vooral de laatste staat dicht bij de Amerikanen.

Het regime van Mubarak is nog grotendeels intact en dringt nu aan op stabiliteit en een einde aan de stakingen. Achter de schermen vinden koortsachtige onderhandelingen tussen Washington en de Moslim Broeders plaats. Met enkele wijzigingen is de oude grondwet nog steeds van kracht. Het lijkt er nog lang niet op dat het Latijns Amerikaanse model van grote sociale bewegingen welke politieke organisaties voortbrengen die zegevieren in verkiezingen om vervolgens hervormingen door te voeren in de Arabische wereld herhaald zal worden en tot nu toe wordt de economische status quo er nog niet bedreigt.

In Tunesië en Egypte blijft de massabeweging waakzaam maar ontbreekt het haar aan politieke instrumenten om de wil van de mensen te vertegenwoordigen. De eerste fase is voorbij, de tweede, van het inperken van de bewegingen, is begonnen.

De NAVO bombardementen op Libië waren een poging van het Westen om zich als de voorhoede van ‘democratie’ te positioneren nadat elders pro-Westerse dictators verjaagd waren. De bombardementen hebben de situatie nog slechter gemaakt. Het zogenaamde voorkomen van een bloedbad heeft tot de dood van honderden, veelal onder dwang vechtende, soldaten geleid en heeft de verachtelijke Muammar Kadaffi de kans gegeven om zich voor te doen als een anti-imperialist.

Het Libische volk heeft, ongeacht de uitkomst, verloren. Of het land wordt verdeeld in een privéstaat van Kadaffi enerzijds en een pro-westers protectoraat geleid door een select groepje zakenlieden anderzijds, of het westen schakelt Kadaffi uit en neemt de controle over heel Libië, inclusief enorme olie-reserves, over. Elders in de regio blijkt het westen niet zo enthousiast te zijn over ‘democratie’.

De VS gaf het groene licht aan een Saudische interventie in Bahrein om plaatselijke democraten te onderdrukken, religieuze tegenstellingen aan te wakkeren en demonstranten ter dood te veroordelen. Bahrein is een gevangenenkamp, een giftige cocktail van Guantánamo Bay en Saudi Arabië.

In Syrië is het veiligheidsapparaat, geleid door de familie Assad, overgegaan tot grootschalig dodelijk geweld maar is er tot nu toe niet in geslaagd de democratische beweging de kop in te drukken. De Syrische oppositie wordt niet gedomineerd door fundamentalisten: het is een brede beweging die alle sociale lagen omvat – behalve de kapitalistische klasse welke loyaal blijft aan het regime.

In tegenstelling tot in veel andere Arabische landen bleven in Syrië veel intellectuelen thuis – gedwongen door huisarrest en marteling. Seculiere socialisten als Riad Turk maken deel uit van de ondergrondse leiding van de beweging in Damascus en Aleppo. Niemand hier wil westerse militaire interventie, niemand wil een herhaling van Irak of Libië. De Israëliërs en Amerikanen zouden het liefst zien dat Assad bleef, net zoals ze er eerder de voorkeur aan gaven dat Mubarak zou aanblijven, maar de uitkomst is onzeker. In Jemen heeft de lokale despoot honderden burgers laten doden maar het leger is verdeelt en de Amerikanen en Saudi’s proberen hier, net zoals in Egypte, koortsachtig een nieuwe coalitie te vormen – maar de opstandige massa’s weigeren elke deal met de zittende machthebber.

De VS wordt geconfronteerd met een nieuwe politiek landschap. Het is nog te vroeg om te zeggen wat de uitkomst zal zijn, het einde is nog niet in zicht.

Dit artikel verscheen eerder op de website van de Guardian. Tariq Ali is een anti-oorlogsactivist, journalist en schrijver van onder andere “The clash of fundamentalisms. Crusades, jihads and modernity”. Vertaling door de redactie van Grenzeloos.


Welke toekomst voor de Arabische revoluties?

Door Jean Peltier

In Tunesië en Egypte is de bevolking er door een massale opstand in geslaagd een eerste obstakel uit de weg te werken: de dictators en hun onmiddellijke omgeving. Maar er blijven nog andere, belangrijke obstakels op het pad naar echte democratische en sociale bevrijding. 

Deze dictators waren immers maar de – zeer zichtbare, dat wel- spits van een systeem waar de clan aan de macht op duizend en één manieren het leger, de top van de administratie, de media en een groot deel van de economie controleert. Deze controle oefenden ze niet enkel door middel van dwang uit. De lokale grote bourgeoisie, de multinationals en de Westerse grootmachten, allemaal profiteerden ze mee van een systeem dat hen goedkope en gedweeë arbeidskrachten garandeerde.

Contrarevolutie…

Daartoe gedwongen door de volksmobilisaties zullen de Arabische burgerijen en de Westerse multinationals moeten leren het zonder de stabiliteit te doen die deze dictators hen bezorgden. Ze kunnen hiermee leven, tenminste zolang hun economische macht en politieke dominantie niet fundamenteel in vraag worden gesteld. 

Maar hun pogingen om niets te moeten toegeven, leiden tot botsingen met het verlangen naar een beter leven dat de volksmassa’s op straat uitdrukten. Voor miljoenen mensen die niks, of bijna niks, hebben, betekent een beter leven niet enkel dat ze van de corrupte kliek aan het hoofd van de bedrijven en de administraties vanaf geraken. Ze willen eindelijk ook werk, een deftig loon, een noemenswaardige sociale zekerheid, de vrijheid om zich te organiseren,… Allemaal dingen die nieuwe conflicten met de heersende machten aankondigen. 

Zelfs gedesoriënteerd door de val van de dictaturen en de democratische eisen van de volksbewegingen, blijft het kamp van de contrarevolutie vandaag nog het sterkste. De manieren om de situatie terug onder controle te krijgen kan verschillen – brutale repressie, integratie van (een deel van) de leiding van de volksbewegingen in een ogenschijnlijk gedemocratiseerd regime, directe Westerse interventie, … - maar het moge duidelijk zijn dat overal de heersende klassen de verzuchtingen van de bevolking proberen te verstikken, en dat ook in de toekomst zullen blijven doen.  

Opdat de berg van de revolutie geen muis van minimale hervormingen baart, wordt de volksbeweging er dus toe gedwongen om haar acties verder te zetten en te radicaliseren, zonder in de val te trappen van de loze beloftes van de elites aan de macht. Nieuwe vragen worden zo opgeworpen : “Als we in staat waren om een tiran omver te werpen, waarom zouden we ons dan verder laten uitzuigen door onze patroon ?”. “Als we er in gelukt zijn de corrupte bonzen uit de administratie en het gemeentebestuur te verjagen, waarom zouden we ons dan nog als honden laten behandelen door de plaatselijke grondbezitter?”. “Als we vrije verkiezingen en een Grondwetgevende vergadering kunnen afdwingen, waarom zou deze democratie dan niet dienen om onze sociale en economische eisen mee te verdedigen?”. 

… of permanente revolutie

Om een antwoord te geven op deze vragen, hebben de verschillende lagen van de gewone bevolking niet allemaal dezelfde middelen in handen. De kleine boeren die door de grootgrondbezitters worden uitgezogen kunnen de gronden in bezit nemen en tot een landherverdeling overgaan. Maar de arbeiders en arbeidsters kunnen de fabrieksmachines niet onder elkaar verdelen om ze voor eigen rekening te laten draaien. Zij moeten samen blijven werken, en kunnen enkel collectief tot oplossingen komen. Door haar plaats in de samenleving is de klasse van loontrekkenden van alle klassen diegene die het meeste belang heeft bij democratische veranderingen die sterk genoeg zijn om alle resten van het oude regime omver te werpen. Maar ze is ook de enige klasse die de collectieve macht heeft om dit te bewerkstelligen. Hierdoor wordt ze heel snel geconfronteerd met de limieten van het kapitalistische systeem. Ze moet dan ook wel het gevecht aangaan om de revolutie zo ver mogelijk voorwaarts te drijven.

In deze strijd, en door haar eigen vermogen tot collectieve organisatie, kan de arbeidersklasse (m/v) de kleine boeren, de studenten, de kleine middenstanders en alle andere uitgebuite en onderdrukte lagen van de maatschappij mee krijgen, en haar zo een eenmakende politieke oriëntatie te geven. De arbeidersklasse heeft zo de mogelijkheid een totale reorganisatie van de samenleving en het economische leven voor te stellen, in het belang van de collectieve noden van de bevolking, en niet langer in functie van de winsten van de kapitalisten. 

Begonnen in Tunesië, met evenveel inwoners als België, heeft de revolutionaire tsunami vandaag de ganse Arabische wereld overspoeld. Helaas gebeurt hetzelfde met de contrarevolutie. Een plaatselijke nederlaag van de revolutie kan leiden tot een veralgemeende terugslag. Daarin ligt de toekomst van de revolutie in een land ook niet enkel in het verdiepen van het revolutionaire proces in dat land. Tegenover een kapitalistisch systeem dat op alle vlakken - economisch, politiek en militair – een echt wereldsysteem is, ligt de redding van de revolutie ook in de internationale uitbreiding van het revolutionaire proces.

En daar hebben ook wij hier een belangrijke rol te spelen. Door de solidariteit met de Arabische revoluties te organiseren. Maar ook door “Arabisch te leren spreken” in onze acties en bewegingen hier. Net zoals in Caïro en elders kunnen we ook hier onze “Pleinen van de Bevrijding” krijgen!


Castro en Chavez slaan de bal mis over de Arabische revoluties. Neen, de vijanden van onze vijanden zijn niet onze vrienden!

Door Ataulfo Riera

De Arabische revolutie en de oorlog in Libië is een waarheidsproef voor het imperialisme. Maar ook voor de krachten van links en de arbeidersbeweging, waar grote verwachtingen, maar ook onbegrip, zelfs wantrouwen en vijandigheid, heersen ten aanzien van het huidige volksproces in Noord-Afrika en het Midden Oosten.

Net als het imperialisme waren de progressieven onvoorbereid ten aanzien van de ontketening van de Arabische massa’s. Velen onder hen blijken nog steeds niet in staat te zijn om de aard , de diepte en de eenheid te bevatten van het revolutionaire proces en de geweldige opportuniteit die deze verschaft om op wereldschaal de krachtsverhoudingen tussen het kapitaal en de arbeid, en ten aanzien van het imperialisme in de diepte te wijzigen.

Sommigen trekken daarentegen hun revolutionaire karakter in twijfel door hen te herleiden tot simpele “opheffingen” of tot “democratische bewegingen”, argumenterend dat “niets veranderd is”. Men vergeet vrij snel dat de val van Ben Ali en Moubarak die kort geleden plaatsvond een gigantische ommekeer betreft; dat opstanden reeds plaatsvonden in het verleden maar dat geen enkele tot zo’n resultaat leidde. Enkel de kracht van een authentiek evolutionair proces kon deze absolute dictators steunend op het imperialisme en machtige repressieapparaten verjagen. Bovendien “hervallen” opheffingen of simpele revoltes vrij snel: in Tunesië en in Egypte zetten de populaire contestatie en de mobilisaties met hoogtes en laagtes ondanks de val van de dictatuur verder.

Een revolutie herleidt zich niet tot een “grote avond”. Ze mag niet verward worden met het moment van de opstand, deze van de zegevierende machtsovername door de revolutionaire massa’s, die daarbij de laatste bolwerken van het oude regime uit de weg ruimen. De aard en de uitkomst van de huidige revoluties wordt is ook niet op voorhand bepaald: het is integendeel op dat specifieke moment dat men de bepalende rol van de organisaties en de revolutionaire militanten, de evolutie van het bewustzijn, de onafhankelijke organisatie van de klasse van de massa’s en de onontbeerlijke solidariteit van de arbeiders en de progressieve krachten van de hele wereld – een solidariteit die vandaag helaas tekortschiet - in rekening moet brengen.

Campisme

De houding die aangenomen wordt door verschillende communistische partijen die stalinistisch gebleven zijn, door “kritische intellectuelen” of door progressieve Latijns-Amerikaanse regeringen ten aanzien van de Lybische revolutie en de imperialistische militaire interventie is niet vreemd aan deze verwarring.

Net zoals ten tijde van Soviet-blok waar men zogezeg kant moest kiezen tussen de socialistische USSR en de kapitalistische USA berust deze houding puur op een “campistische” visie: “de vijanden van mijn vijanden zijn mijn vrienden”. In naam van“realpolitiek” en de weigering in te zien dat Kadhafi niet meer als een anti-imperialist kan worden gezien, komen sommigen er toe hem openlijk te verdedigen, of te zwijgen over zijn misdaden in de naam van de strijd tegen de imperialistische “hoofdvijand” (dixit de Belgische intellectueel Jean Bricmont).

De Nicaraguaanse president Daniel Ortega had de dans geopend door zijn steun te betuigen aan Kadhafi. Deze was zogezegd het slachtoffer van een “mediatieke afrekening teneinde de hand te kunnen leggen op zijn olierijkdommen”. In Cuba liet Castro weten dat de destabilisering van het Kadhafiregime onderdeel uitmaakt van een strategie van de NAVO om Libië te bezetten. Op 25 februari verklaarde de Venezolaanse president Chavez het volgende: “We hebben een voorzichtige stilte bewaard want in eerste instantie is er veel desinformatie, niet enkel in het geval van Libië, in het geval van Egypte zijn we heel voorzichtig geweest”, wat hem niet weerhield te bevestigen dat “we de regering van Libië ondersteunen” en de situatie te vergelijken met de reactionaire staatsgreep waarvan hijzelf het slachtoffer was in 2002. Maar vreemd genoeg heeft noch Ortega, noch Castro, noch Chavez de officiële versie van het Libische regime overgenomen, volgens dewelke het niet de CIA, noch de Mossad, maar Al-Quaïda is die een hand zou hebben in de “rellen”.

De eerste commentaren van de speciale reporter van TeleSUR (door de ALBA gefinancierd, de Bolivariaanse Alliantie van de Amerika’s, bestaande uit de landen met progressieve regeringen: Venezuela, Bolivië, Equandor, Nicaragua,…) beperkten zich tot de verzekering dat alles “normaal” was in de hoofdstad en dat de betogingen “ter ondersteuning zijn van Kadhafi”. Slechts later pastte de zender de uitleg een beetje aan op basis van informatie van een andere correspondent uit Benghazi , die ditmaal het woord aan de tegenstanders gaf: “de bewoners van Benghazi vragen dat de regeringen van de ALBA Kadhafi laten vallen en de revolutionaire strijd van het Libische volk ondersteunen”.

De weigering van deze progressieve regringen om de Libische volksopstand te ondersteunen, hun weigering om expliciet en zonder dubbelzinnigheid de door de tiran verrichte repressie en bloedbad te veroordelen, de manier waarop Chavez zijn “vriend Kadhafi” voorgesteld heeft als een “inti-imperialistische socialist”, zijn indirecte steun aan Kadhafi onder het mom van reactie tegen de imperialistische agressie, of zijn voorstel tot bemiddeling om “de vrede terug te brengen” in het land – dat indien dit het behoud van de dictator inhoud, enkel een valse vrede kan zijn -, dit alles heeft enkel verwarring gebracht.

Er bestaat geen twijfel dat het imperialisme van de minste gelegenheid zal trachten te profiteren. En we moeten uiteraard haar dubbele moraal aanklagen dat de burgerslachtoffers uit Libië veroordeelt, maar niet in Irak, in Afghanistan of in Palestina. We moeten de militaire interventie en de imperialistische bedoelingen dus zeker veroordelen. Maar dit alles rechtvaardigt geenszins de steun aan een bloedige tiran, die net aan het imperialisme een mooie gelegenheid geboden heeft om haar evenwicht her op te bouwen, en die ondanks haar discours over de zogezegde “groene revolutie”, aan het hoofd staat van een uitbuitingssysteem en een corrupt regime die deel uitmaken van het imperialistische uitbuitingsapparaat van de regio en heer bodemrijkdommen.

Gemiste kans

De verklaringen van Chavez hebben natuurlijk een grote teleurstelling  uitgelokt onder de Arabische massa’s. Des te spijtiger, omdat hij een heel grote populariteit genoot sinds zijn uitdrukkelijk verzet tegen de oorlog en de bezetting van Afghanistan in 2001 en Irak in 2003, alsook tegen de aanval op Libanon in 2006 en tegen het door de Zionistische staat Israël gevoerde bloedbad tegen de bevolking van Gaza in 2009. Het ergste is dat, doorheen de figuur van Chavez, het prestige van een als progressief beschouwd alternatief een knauw krijgt. Het idee van het “socialisme van de XXIe eeuw” riskeert diep in discrediet te raken in de Arabische wereld.

Zoals de marxistische filosoof Santiago Alba Rico stelt: “De neo-koloniale machten spannen samen opdat niks zou veranderen. Waar ze de ineenstorting niet meer kunnen vermijden, spannen ze samen om de veranderingen in hun voordeel te gebruiken. Dat zou veel moeilijker geweest zijn voor hen, zelfs in Libië, als van in het begin alle linkse krachten zonder voorbehoud hun steun zouden hebben verklaard aan de revoluties en de Arabische volkeren, aan hun verlangen naar democratie, vrijheid en antikoloniale onafhankelijkheid.”

Ook de Algerijnse marxistische socioloog  Hocine Belalloufi deelt deze mening. Volgens hem zou in Libië “het verschijnen van (anti-imperialistische en progressieve) krachten zou veel gemakkelijker zijn geweest indien een of meerdere progressieve regimes de opstand zouden hebben ondersteund, in plaats van de Franse , Amerikaanse en Engelse imperialisten in de ogen van heel wat Libiërs als “welwillende vrienden” te laten lijken. Door te weigeren de opstandelingen te steunen, of Kadhafi zelfs te steunen onder voorwendsel dat de Amerikanen tegen hem waren, hebben deze regeringen een politieke boulevard geopend waarop Sarkozy kon komen paraderen.”

Het is levensnoodzakelijk dat alle volkeren in opstand in de Arabische wereld -vandaag de voorhoede van de anti-imperialistische strijd- de actieve steun krijgen van het geheel van progressieve krachten in de wereld. Enkel zo zal elk gevaar op recuperatie van deze revolutionaire processen door reactionaire en pro-imperialistische krachten kunnen vermeden worden. En enkel zo zullen we efficiënt de hyprocriete pretentie van het imperialisme kunnen doorprikken dat zij – inbegrepen door het voeren van bloedige oorlogen- de democratische belangen van deze volkeren vertegenwoordigen.

Naar boven