Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Groene zeepbellen PDF Print Email
Geschreven door Daniel Tanuro op donderdag, 04 november 2004

Als het alternatieve potentieel van de politieke ecologie als een zeepbel is gesprongen, dan is dat niet alleen omdat de groenen een neoliberale politiek hebben gevoerd in de regering, of omdat ze in hun rangen nogal wat activistische bureaucraten tellen. Die elementen volstaan niet om de snelheid en de omvang van de kwalitatieve omslag te verklaren die zich heeft voorgedaan bij de groene partijen. Om die te begrijpen, moet dieper gegraven worden: in de ideologie van de groenen, hun theoretische doctrine, hun wereldvisie.

In dit opzicht lijkt het ons interessant terug te komen op een boek uit 1979 (op het moment dat de groene stroming zijn eerste stappen in de politiek zette): "L'Economique et le Vivant", van René Passet. Dit werkje is zeker niet de bijbel van de ecologisten. Zij hebben zich ook op veel andere bronnen geïnspireerd. Maar het werk van Passet lijkt ons een beslissende rol te hebben gespeeld, omwille van twee redenen: ten eerste raakt het een aantal sleutelkwesties over de verhouding tussen kapitalisme en ecologie, en ten tweede schragen zijn opvattingen het huidige discours van een groot aantal officiële instituties over duurzame ontwikkeling.

Het probleem, volgens Passet, is dat "het Economische" focust op "het beheer van de materiële dingen". Die focus was functioneel op het moment dat de mensheid leefde onder schaarste, omwille van het gebrek aan kapitaal. Dit tijdperk is nu voorbij, maar het Economische zet door zoals voorheen, en breidt zijn activiteit uit tot op het punt dat de biosfeer in gevaar wordt gebracht. Opgesloten binnen haar 'beknotte visie' is de 'economische wetenschap' minder en minder aangepast aan de menselijke sfeer (die ook het "universum van de inspiratie, de affectiviteit, het esthetische en het sacrale" omvat) en aan het "bredere domein van de levende en levenloze materie - de biosfeer".  "De logica van de dode dingen haalt het op die van de levende".

De oplossing bestaat: voor Passet moeten de wetten van de economie, het leven en de levenloze wereld tegelijk in aanmerking genomen worden. "Natuurlijk is het niet de specificiteit van de economie die op het spel staat", zegt hij. Zij "komt neer op de definitie van optimale combinaties en gedragingen die perfect valabel (sic) kunnen zijn vanuit het standpunt van de productie, de ruil en de consumptie". Maar die wetten "hebben maar betrekking op een deel van de menselijke motivaties en hebben niets te maken met de mechanismen die de functionering van het natuurlijk milieu beheersen". Het economische moet dus herdacht worden "in functie van zijn integratie in een geheel van mechanismen die het niet overhoop kan gooien zonder zichzelf te vernietigen".

Het belang van deze ontwikkeling bestaat erin te zien hoe de contesterende, sympathieke en utopische accenten van het groene discours konden coëxisteren met een fundamenteel verkeerde opvatting, die op geen enkel concreet alternatief uitmondt.

Het is inderdaad volledig fout om te beweren dat het economische gecentreerd is op "het beheer van materiële dingen". Het volstaat het belang te zien van de menselijke grondstoffen in bedrijven om zich daarvan te vergewissen. De 'materiële dingen' produceren geen enkele rijkdom. Het economische is gecentreerd op de winst, op de uitbuiting van de menselijke arbeid (die meerwaarde voortbrengt) en op de toe-eigening van de grondstoffen (die rente voortbrengen). Het is bijna een platitude te stellen dat de organisatie en functionering van de maatschappij ondergeschikt zijn aan die twee imperatieven.

De uitbuiting van het Leven is de conditio sine qua non van de kapitalistische productie. We moeten ons tegen die realiteit verzetten als we een economie willen die de biosfeer respecteert. Als omzetter van energie is de menselijke arbeidskracht een natuurlijke hulpbron. Wie gelooft dat een economisch systeem gebaseerd op de optimale roof en uitbuting van deze grondstof in staat zou zijn om de logica van het leven te respecteren? Dat is evidente methodologische nonsens.

De theoretische bron van deze onzin is duidelijk: voor Passet is het kapitaal niet een maatschapelijke uitbuitingsverhouding maar een ding, een geheel van middelen en technieken die ten dienste worden gesteld van de productie volgens 'wetten' die even onaantastbaar zijn als de wetten van de natuur. Voor hem kan de overgang naar een economie die het leven respecteert dergelijke wetten en hun "perfect geldige" conclusies natuurlijk niet in vraag stellen. De sfeer van de productie blijft een taboe en men moet dus erbuiten zoeken naar schimmige middelen om de economie te ecologiseren en te humaniseren.

Het is in het mechanisme van de productie zelf dat het geheim van het kapitalisme gesitueerd is, zei Marx. Het is ook binnen dat mechanisme dat de antinomie tussen dit systeem en de 'logica van het leven' zich situeert. Gezien de groenen dit niet toegeven, kunnen ze alleen maar vluchtige en kleurrijke utopische zeepbellen produceren.

Naar boven