Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Europese crisis vraagt om Europees verzet PDF Print Email
Geschreven door Alex Merlo op woensdag, 05 december 2012
Op 14 november zagen we een mijlpaal in de geschiedenis van sociaal verzet in Europa. Voor het eerst vond in verschillende landen een algemene staking plaats. In Portugal, Spanje, Griekenland, Malta en Cyprus vonden grote stakingen plaats. In Spanje boekte de beweging een overwinning; de Spaanse regering is nu bij wet verplicht families die door banken uit hun huis worden gezet te helpen. Het zijn stappen vooruit, op weg naar het grootschalige verzet dat nodig is om werkelijk verschil te maken.

Toch is er nog een lange weg te gaan. Opvallend was op 14 november het contrast tussen Noord- en Zuid-Europa. België was het enige Noord-Europese land waar op beduidende schaal gestaakt werd. Recente cijfers laten echter zien dat de Noord-Europese economieën niet kunnen ontsnappen aan de crisis.

Een maand eerder, 15 september 2012, wordt in de toekomst mogelijk gezien als een keerpunt. Honderdduizenden gingen in Portugal de straat op in de grootste protesten in het land sinds de val van de dictatuur en de revolutie in 1974. De demonstranten keerden zich tegen de nieuwe ronde van bezuinigingsmaatregelen die opgelegd werden door de trojka van Europese Commissie, Europese Centrale Bank en Internationaal Monetair Fonds, waaronder een algemene loonsverlaging van zeven procent. Wat deze dag bijzonder maakte was dat voor het eerst druk van onderop de regering dwong de voorgestelde maatregelen in te trekken. De bezuinigingsagenda die de Zuid-Europese maatschappijen structureel wil veranderen leed een nederlaag – hopelijk de eerste van vele.

Andere Zuid-Europese landen zien ook een groei van sociale strijd. Op 26 september vond opnieuw een algemene staking plaats in Griekenland, het land waar de spanningen het hoogste zijn opgelopen. De verkiezingen hebben daar niet tot stabilisering geleid en mensen zijn nog steeds strijdvaardig, ondanks alle klappen die ze gekregen hebben. Griekenland lijdt onder de scherpste bezuinigingen van Europa en het welvaartspeil is er scherp gedaald waardoor de Grieken veroordeeld zijn tot een onzeker bestaan.

In Spanje riepen de indignados op om op 25 september ‘het parlement over te nemen’. De tienduizenden demonstranten werden door de politie tegemoet getreden met bruut geweld maar de dag markeerde een nieuwe stap voor de beweging. In Spanje en andere landen zijn de aanhoudende betogingen uitingen van woede en wanhoop veroorzaakt door de gevolgen van crisis en bezuinigingen. De Spaanse beweging roept om het aftreden van een regering die duidelijk het platform waarop ze verkozen werd heeft verraden en nu het bezuinigingsbeleid van de trojka omarmt. Spanjaarden eisen diepgaande veranderingen in een politiek systeem dat als corrupt en niet-legitiem gezien wordt en in een onrechtvaardige sociaaleconomische structuur die de rijken bevoordeelt.

De stormachtige ontwikkelingen in Zuid-Europa staan in schril contrast met de kalmte in het Noorden. In landen als België en Nederland beginnen mensen de effecten van de crisis te voelen met bezuinigingen op uitkeringen en sociale voorzieningen, maar voor veel mensen lijkt alles nog onder controle te zijn. De opvatting dat de crisis in het zuiden een plaatselijk probleem is, is wijd verspreid, soms word er zelfs een verband gelegd met een zogenaamd gebrek in de plaatselijke cultuur. Er zijn stemmen te horen die claimen dat de Europese Unie beter af zou zijn zonder deze landen, zonder hun zwakke economieën en instabiele politiek.

In de zuidelijke landen wordt de EU ook steeds meer gezien als deel van het probleem, een hele omslag vergeleken met het enthousiasme dat er twee decennia geleden heerste over ‘Europa’. In landen als Spanje werd de EU geassocieerd met vooruitgang en welvaart. Na het toetreden tot de EU hebben de Zuid-Europese landen grote economische groei gezien, veel groter dan de Noord-Europese landen. Met de hulp van EU subsidies werd de plaatselijke infrastructuur verbeterd.

De huidige crisis is echter het gevolg van de tegenstellingen die tijdens deze jaren van groei alsmaar toenamen. Het beeld van groei en welvaart was bedrieglijk. De economische groei ging niet gepaard met een meer gelijkwaardige verdeling van welvaart, integendeel, de ongelijkheid nam verder toe. Het van neoliberale beleid in de jaren tachtig betekende het privatiseren van publieke voorzieningen en het verslechteren van de levensomstandigheden van een meerderheid van de bevolking. In het zuiden kromp de industriële sector nog sneller dan in het noorden. Sectoren als vastgoed en toerisme compenseerden deze krimp maar de meeste arbeidsplaatsen in deze sectoren zijn tijdelijk en zeer onzeker.

Daarnaast was de inflatie in de zuidelijke landen structureel hoger dan die in het noorden. Gecombineerd met de krimp van de industriële sector betekende dit dat deze landen steeds meer moeite hadden om te concurreren met andere landen in de eurozone. Vooral Duitsland, dat goedkope industriële producten bleef uitvoeren, profiteerde hiervan. Het resultaat was dat zuidelijke landen een negatieve handelsbalans hadden, ze importeerden structureel meer dan ze exporteerden. In het noorden vond het tegenovergestelde plaats. In andere gevallen zou dit tot een bijstelling in de waarde van de valuta geleid hebben maar in de eurozone met zijn gedeelde munteenheid was dit geen optie.

Het gebrek aan evenwicht werd op twee manieren gecompenseerd. De eerste manier was de export van kapitaal van noord naar zuid, hetgeen de Noord-Europese landen een makkelijke manier gaf om hun overtollige kapitaal winstgevend te maken. De andere manier was geld lenen. Dit leidde tot een scherpe toename van de privé-schulden in de Zuid-Europese landen. Dit werd nog verder in de hand werd gewerkt door een verlaging van de reële rente als gevolg van de hoge inflatie (in tegenstelling tot de nominale rente die in heel Europa gelijk is). Een dergelijke financialisering van de economie is typisch voor de ontwikkelingen in de laatste dertig jaar en niet uniek voor Europa.

Deze twee ‘oplossingen’ werden onmogelijk gemaakt door de wereldwijde financiële crisis van 2008. Kapitaal uit het noorden vermijdt nu investeringen in het zuiden, financiële instellingen eisen hun geld op en zijn huiverig om nog krediet te verstrekken. De impact op de bevolking is rampzalig en als gevolg van de afbraak van sociale voorzieningen door eerdere regeringen is het voor mensen nog moeilijker om de klappen op te vangen.

De crisis in Zuid-Europa is dus niet te verklaren als het gevolg van zwakheden van de plaatselijke economie en nog minder als het resultaat van culturele gebreken. Deze crisis is het gevolg van de manier waarop de eurozone vorm is gegeven en van de structurele ongelijkheden die de Noord-Europese economieën bevoordeelden.

De strijd voor een sociale uitweg uit de crisis is een strijd tegen Europese instellingen die tegen elke prijs bezuinigingen willen doordrukken. Dit is iets anders dan een nationalistisch verlangen naar oude tijden of vijandigheid tegen ‘buitenlandse belangen’. In noord en zuid zijn de elites nog rijker geworden dankzij de EU en het zijn zij die het meeste belang hebben bij het, ondanks alle sociale onvrede, doordrukken van bezuinigingen.

Een progressief antwoord is alleen mogelijk als mensen uit verschillende landen samenkomen en  solidariteit vormgeven. Alleen een internationale beweging van de slachtoffers van de bezuinigingen kan succesvol zijn. In Zuid-Europa tonen meer en meer mensen hun moed en strijdlust, het is aan ons in het Noorden om hun voorbeeld te volgen en ons bij hen aan te sluiten.

 

Dit artikel verscheen eerder in Grenzeloos, tijdschrift van onze Nederlandse zusterorganisatie SAP-Grenzeloos

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                                                 

Naar boven