Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

40 uur! 42 uur! 50 uur! 60 uur! PDF Print Email
Geschreven door M. Lievens op woensdag, 08 september 2004

Meer dan 4 miljoen werklozen telt Duitsland momenteel. En toch lanceerden verschillende patroons er de eis voor de 40-uren week. De directie van Siemens zette de toon. Ze sloot na maandenlange strijd een akkoord met de vakbond IG-Metall om in twee van haar bedrijven de werkweek te verlengen van 35 tot 40 uur. Zoniet zou het bedrijf naar Hongarije verhuizen. Tegelijk werden het vakantiegeld en de eindejaarspremie verlaagd en afhankelijk gemaakt van de bedrijfsprestaties. Op die manier kan het bedrijf zijn loonkosten met 30 % drukken, hoewel Siemens-Duitsland in 2003 zomaar eventjes 2651 miljoen euro winst maakte! De zet van IG-Metall kon op applaus rekenen bij de SPD en de werkgevers. De vakbond kon 20 jaar geleden nog de 35-urige werkweek doordrukken in West-Duitsland. Nu capituleert ze onder het dreigement van de concurrentie uit Oost-Europa, waar de Duitse automobielsector fel investeert.

“Alles Gute kommt von Nappo”

Ook autoconstructeurs BMW, Opel, Mercedes, Porsche en Daimler Chrysler werden verleid door de gedachte en willen de overschakeling maken of zijn daar zelfs al mee begonnen. Net zoals Deutsche Bahn, Philips en Bayer. Thomas Cook verlengde de werkweek van haar 5500 werknemers van 38,5 naar 40 uur. Duitse arbeiders werken nu al gemiddeld 39,6 uur per week. Gerhard Schröder trok mee de patronale kaart voor de 40-urige werkweek, “de meest humane vorm van salarisverlaging”, aldus de Duitse premier. De maskers van de ‘socialisten’ van de Neue Mitte vallen.

Ondertussen pleit de voorzitter van het Duitse Instituut voor Economisch Onderzoek, Klaus Zimmerman, voor de invoering van de 50-urenweek. Voor de Duitse snoepfabrikant Nappo Dr. Helle & Co is zelfs dat nog te weinig. De 150 werknemers, vooral laaggeschoolde vrouwen, moesten er de afgelopen maanden onder het dreigement van een sluiting zomaar eventjes 60 uur per week werken aan het loon van de vroegere 38-urenweek. Het bedrijf werd gegijzeld door banken die weigerden krediet te verstrekken omwille van de ‘te hoge arbeidskosten’. Duitse arbeiders mogen maar 10 uur per dag werken? Geen probleem voor de directie, dan moeten ze maar 6 dagen per week komen opdraven! Het bedrijf maakt zijn slogan wel op een heel cynische manier waar: “Al het goeie komt van Nappo”!

In Nederland opende minister van economische zaken Jan Brinkhorst (D66) het offensief voor de 40 uur, eerst in de administratie, daarna ook in de privé-sector, als alternatief voor de loonbevriezing die de ‘sociale partners’ in het najaar van 2003 afspraken. In het Nederlandse Hoogezand voerde Smead Europe, dat hangmappen en kantooropbergsystemen produceert, de 40-urige werkweek al in. De 140 werknemers stemden daar ‘vrijwillig’ mee in. De vakbonden FNV en CNV wonnen echter het pleit bij de rechter, die oordeelde dat het bedrijf daarmee de CAO ontdook.

Ook in Frankrijk staat de zwaar bevochten 35-uren week onder druk. Sarkozy noemde de 35-urenwet gewoon ‘pervers’. Een eerste poging van de regering om die regeling via soepeler overuren te ondergraven bracht niet veel zoden aan de neoliberale dijk. Slechts enkele sectoren maakten gebruik van de nieuwe maatregel. Onder het dreigement van delokalisatie is nu echter een nieuw offensief bezig, onder andere bij Bosch in Lyon, waar auto-onderdelen geproduceerd worden. In juli stemden de arbeiders er ‘vrijwillig’ in met een arbeidsduurverlenging tot 36 uur.

Als het regent in Duitsland...

Dan druppelt het in België! Het was de Limburgse afdeling van de christelijke werkgeversorganisatie VKW die de Duitse wind als eerste voelde waaien en langere werkweken eiste. Bij Siemens Atea voegden ze de daad al bij het woord. In mei 2003 trok het hoofdkwartier van Siemens Atea opdrachten weg van de vestiging in Herentals. De directie opende daarom onderhandelingen met de vakbonden om het bedrijf competitiever te maken, onder andere via de verlenging van de arbeidstijd met één uur.

Ook Rudi Thomaes, de nieuwe gedelegeerd bestuurder van het VBO, koos onmiddellijk voor de vlucht vooruit. Hij schoof als nieuwe centrale VBO-eis de verlenging van de werkweek van 38 naar 40 uur naar voor, met behoud van het huidige loon. De concurrentie, meneer! En dat terwijl de werkgevers al jaren hun beloften op het vlak van de vorming niet nakomen, terwijl die toch vaak naar voor wordt geschoven als een belangrijke factor in de internationale concurrentie. De verlenging van de werkweek komt de facto neer op een loonsverlaging, en dat na jaren van loonmatiging door de loonnorm. Zeker nu de (energie)prijzen hoger worden, zou de eis voor een serieuze inhaalbeweging op het vlak van de lonen niet uit de lucht gegrepen zijn. Ook in het kader van de strijd tegen de werkloosheid is arbeidsduurverlenging contraproductief. Waarom niet veeleer de arbeidstijd verkorten, met behoud van loon, en zo de arbeid herverdelen?

Zwaktebod?

Het gemak waarmee het patronaat de idee om langer te werken ingang doet vinden, maakt duidelijk dat de burgerij politiek meer dan ooit aan zet is. Zij definieert de termen van het politieke debat. Het neoliberaal offensief gaat nog steeds door, ondanks verzet. Die politiek overdetermineert het ritme en de inhoud van de sociale mobilisaties en de sociale strijd, die grotendeels defensief blijven, mits enkele uitzonderingen (b.v. Fiat in Melfi). Toch is de burgerij er, ondanks de euforie over de nieuwe economie of de val van de muur, nog niet in geslaagd een antwoord te bieden op de crisis die sinds de jaren ’70 voort sluimert en de grondslag te leggen voor een nieuwe langdurige periode van economische groei zoals we die in de jaren vijftig en zestig kenden. Het neoliberale offensief is een poging om daartoe de krachtsverhoudingen tussen arbeid en kapitaal te wijzigen. Men kan zich echter de vraag stellen of de eis voor arbeidsduurverlenging daarbij geen zwaktebod is. Is het feit dat het patronaat zijn toevlucht moet nemen tot de verlenging van de arbeidsdag om haar winsten te herstellen, niet bijzonder symptomatisch voor haar economische onmacht? De progressieve rol die Marx voor het kapitalisme zag weggelegd, bestaat er precies in dat het door de enorme ontwikkeling van de productiekrachten de arbeidstijd radicaal zou kunnen inkorten en tijd zou vrijmaken voor ontspanning en democratisch beheer. Jarenlang vestigde de burgerij haar hegemonie op het feit dat ze in staat was de productiekrachten zo te ontwikkelen dat ook de arbeidersklasse een deel van de productiviteitswinst kon opstrijken. Voor een deel van de fordistische koek bleek de syndicale bureaucratie bereid het verzet lam te leggen. De burgerij was daardoor in de hoogdagen van het fordisme werkelijk in staat de arbeiders een relatief beter bestaan te geven, met hogere lonen, kortere arbeidstijden, sociale zekerheid etc. Nu ontbreekt haar die economische basis.

Marx wijdde verschillende hoofdstukken van Het Kapitaal aan de strijd om de lengte van de arbeidsdag en aan de productie van ‘absolute meerwaarde’. Dit is de verlenging van de arbeidsdag “voorbij een punt waarop de arbeider slechts een equivalent voor de waarde van zijn arbeidskracht geproduceerd heeft”. Door de arbeidsdag te verlengen, kan de patroon het aantal uren dat de arbeiders onbetaalde arbeid uitoefenen, vergroten. Een progressiever vorm om de meerwaarde te vergroten, is de productie van relatieve meerwaarde: door de ontwikkeling van de productiekrachten wordt de tijd die nodig is om de producten voort te brengen die nodig zijn voor de instandhouding van de arbeider, steeds korter. Dat de burgerij vandaag haar toevlucht neemt tot de productie van absolute meerwaarde, toont zeer helder haar regressieve rol in de huidige fase van het kapitalisme.

Dat betekent dat er tenminste kansen zijn voor politieke opheldering. Andere neoliberale maatregelen vallen immers nog enigszins te camoufleren. De flexibilisering is zogezegd nodig in een economie waar de grillige consument op maat gemaakte producten wil zonder wachttijden. Daarvoor moeten de bedrijven voortdurend hun capaciteit kunnen aanpassen. De pensioenhervorming? Tja, de vergrijzing en de onbetaalbaarheid van de pensioenen spelen ons parten! En de sociale zekerheid, die moet dringend hervormd, want met de nieuwe geneeskunde swingen de kosten van de gezondheidszorg de pan uit. Dat zijn tenminste de verhalen die worden verteld om het neoliberaal beleid aanvaardbaar te maken of de inzet ervan te verhullen.

Een lineaire verlenging van de arbeidstijd daarentegen valt veel moeilijker op die manier te verkopen. Het is voor iedereen duidelijk dat het hier om een regressieve ontwikkeling gaat. Ze onthult op een bijzonder heldere wijze dat het de werkende klasse is die de last van de crisis en de concurrentie moet betalen.

Het patronaat poogt haar demarche nog min of meer te rechtvaardigen door te verwijzen naar de internationale concurrentie en door te dreigen met delokalisaties. Maar het gaat eigenlijk om een heel perverse logica: eerst wordt de Europese markt via politieke beslissingen vrijgemaakt, en dan moeten de lonen omlaag omwille van de ‘economische wetten’, namelijk om te kunnen concurreren met de lidstaten uit het oosten!

Dat is tenminste de officiële argumentatie. Toen Spanje en Portugal bij de EG kwamen, met hun lagere lonen, was er immers toch ook geen sprake van looninlevering? Wordt het argument van de concurrentie niet te pas en te onpas gebruikt om de arbeidersbeweging te chanteren? In alle landen van Europa staan de verworvenheden van de arbeidersklasse nu onder druk. Als Duitsland inzet met de verlenging van de arbeidsduur, kunnen de buurlanden niet achter blijven. Zo komen we in een perverse neerwaartse spiraal terecht.

Het compromis? Flexibiliteit!

De wilde pleidooien voor de veralgemeende 50-uren week zijn vooral bedoeld om de druk op de ketel te zetten. Het lijkt niet waarschijnlijk dat het tot dergelijke radicale maatregelen zal komen. Op het niveau van de economie als geheel betekent zo’n feitelijke loonverlaging trouwens een enorme daling van de koopkracht, en een versterking van het probleem van de overproductie.

De vakbondstop verzet zich tegen zo’n lineaire maatregelen, maar is (bij monde van Verboven en vooral Cortebeeck) wel bereid te praten over ‘flexibiliteit’. Veel waarschijnlijker is dan ook dat onder die vlag van de flexibiliteit aan individuele bedrijven de mogelijkheid zal worden gegeven de arbeiders meer dan 40 uur te laten werken. Eventueel met begrenzing van het aantal werkuren op jaarbasis, zoals VBO-voorzitter Luc Vansteenkiste voorstelde: “In zo’n systeem kan het wel goed zijn dat iemand maar een halve dag per week moet werken zonder dat hij het op voorhand weet. Op andere tijdstippen van het jaar, wanneer er heel veel werk is, moet er meer gewerkt worden” (De Morgen, 28 april 2004). Unizo grijpt ondertussen de discussie over de 40 uur aan om een versoepeling te eisen van de wetgeving rond de overuren.

Op bedrijfsniveau, waar de krachtsverhoudingen heel variabel en vaak ongunstig zijn, is het voor het patronaat gemakkelijker om op sluipende wijze de verworvenheden van de arbeidersklasse te ontmantelen. De LBC stelde zelf al een verlenging van de werkweek voor van 36 naar 36,5 uur tegen hetzelfde loon om de vastgelopen onderhandelingen voor een nieuw bedrijfsakkoord bij Fortis weer vlot te krijgen. De BBTK reageerde afwijzend. Toch meent Xavier Verboven van het ABVV dat over dit soort kwesties gediscussieerd moet kunnen worden op bedrijfsniveau...

Als het patronaat het spel hard speelt, worden het hete onderhandelingen over een nieuw loonakkoord in het najaar. Zeker als daar nog de aanvallen op de pensioenen, de eis voor meer flexibiliteit en voor extra lastenverlagingen bijkomen. De Europese Commissie gooide al wat olie op het vuur door in haar ‘Lentevooruitzichten’ te voorspellen dat de loonkosten in België sneller zullen stijgen dan in de buurlanden. Hoe kan het ook anders, als de offensieven van de Duitse, Nederlandse en Franse regeringen verdergaan aan hun huidige ritme! De Commissie is mee de begeleider van de ‘levelling down’ van de arbeidsvoorwaarden. Het ligt natuurlijk niet in haar neoliberale aard om na te denken over de verbetering van de arbeidsvoorwaarden in de Oost-Europese lidstaten, vanwaar de zogeheten concurrentie komt. Of waarom legt ze geen minimumnormen op het vlak van de lonen op aan de EU-lidstaten? Of poogt ze niet tot een nivellering van de arbeidsvoorwaarden ‘naar boven’ te komen in plaats van de huidige neerwaartse spiraal?

Een krachtig syndicaal neen aan deze patronale eis is noodzakelijk, maar zal gepaard moeten gaan met internationale actie en een offensieve Europese eisenbundel, om het initiatief zelf opnieuw in handen te nemen.

Naar boven