Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Handel in emmissierechten: geen quota, geen jobs? Het verhaal van hoogoven 6 van Arcelor Mittal in Seraing PDF Print Email
Geschreven door Daniel Tanuro op woensdag, 27 februari 2008
In Luik speelde er zich een conflict af tussen de directie van staalgigant Arcelor Mittal, de vakbonden en de Waalse regering. Inzet van het conflict: wie moet de CO2-quota betalen die nodig zijn om hoogoven 6 van Seraing terug op te starten? Het patronaat of de gemeenschap? Multinationals als Arcelor Mittal klagen steen en been over de “te strenge” klimaatpolitiek van Europa en de “oneerlijke concurrentie” vanuit landen in het Zuiden. De vakbonden lijken soms geneigd om de kant van de directie te kiezen en samen het geweer te richten op de “milieu-hysterie van de politieke wereld”. Die weg leidt volgens onze redacteur Daniel Tanuro tot niets. In dit dossier toont hij aan hoe multinationals als Arcelor Mittal, met productiesites over de hele wereld, over tal van mogelijkheden beschikken om massa’s goedkope emissierechten te bemachtigen. Daarmee kunnen ze dan hun eigen CO2-uitstoot opdrijven of veel geld vangen op de Europese markt in emissierechten. De vakbonden zouden het geweer daarom best van schouder veranderen. Dat is mogelijk als we vertrekken vanuit de vaststelling dat een efficiënte strijd voor het klimaat een radicale koerswijziging vereist.

Laatste update van de auteur : Dit artikel was reeds geschreven toen er op 1 februari dan toch een akkoord uit de bus kwam tussen het Waals gewest en Arcelor Mittal. Het akkoord stipuleert dat van de ongeveer 4 miljoen ton C02-emissierechten die jaarlijks nodig zijn voor het draaiend houden van de oven, de nummer 1 van de staalindustrie ter wereld zal instaan voor 1,4 miljoen ton. De federale staat zal 600.000 ton voor zijn rekening nemen en het Waals gewest staat in voor de grootste hap van 1,7 miljoen ton, plus een reserve van 600.000 ton per jaar. Het conflict waarover dit artikel handelt, was daarmee afgesloten. Toch blijft het interessant om dit conflict onder de loep te nemen, want soortgelijke conflicten kunnen zich opnieuw voordoen in de toekomst. Zoals een arbeider het verwoordde: “Het is toch niet logisch dat de belastingbetaler hiervoor moet opdraaien, terwijl Mittal met de winst gaat lopen. Tegelijkertijd zijn we wel tevreden dat er een oplossing is.” (La Libre Belgique, 2/2/2008).

De nieuwe eigenaar van het Waalse staalbedrijf Cockerill-Sambre (vroeger voor meer dan 50% in publieke handen) Arcelor, beslist in 2005 om hoogoven 6 (HO6) van Seraing te sluiten. Twee jaar later, op een moment dat de staalproductie in Europa een kortstondig deficiet kent en er een relatieve prijsstijging komt in de elektriciteitssector, kiest de nieuwe gefusioneerde groep Arcelor Mittal voor de heropstart van de oven. Probleem: nadat de Waalse gewestregering met tevredenheid had vastgesteld dat de sluiting van HO6 haar geholpen had om zonder al te veel moeite de klimaatdoelstellingen van de Europese Commissie te halen, had ze haar CO2-uitstootquota reeds aan anderen toegekend. Resultaat: om HO6 terug te kunnen opstarten ontbraken er emmissierechten voor 3,8 miljoen ton extra CO2-uitstoot voor de jaren 2008-2009 en 20 miljoen ton tussen nu en 2012. Geen emmissierechten, geen jobs?

Wie betaalt ?

Het probleem kan niemand onverschillig laten in een regio die hard werd getroffen door de crisis in de steenkool- en staalnijverheid. Voor wat Luik betreft, zou het gewest de emissierechten kunnen leveren voor 2008-2009, maar daarna zou er een tekort opgebouwd worden van 15 miljoen ton emissierechten (1). De Waalse reserve voor “nieuwkomers” in het systeem zou op die manier meer dan uitgeput raken, waardoor er dus vervuilingsrechten zouden moeten gekocht worden op de internationale CO2-markt. Maar wie gaat dat betalen?

Arcelor Mittal vindt dat de Waalse regering maar met een oplossing op de proppen moet komen. Het maakte duidelijk dat het niet zelf wilde opdraaien voor die extra-kosten voor HO6 en stelde, om die dreigementen hard te maken, de heropening van de hoogoven twee maal uit. De leidde dan telkens tot een 24-urenstaking op initiatief van het ABVV.

Indien het Waals gewest die emissierechten zou kopen om ze zomaar over te dragen aan Arcelor Mittal dan zou het een overtreding begaan van het Europees recht inzake overheidssteun aan bedrijven. De Waalse autoriteiten doen dan maar een beroep op de federale solidariteit en rekenen op een geste van Europa om een “creatieve” oplossing mogelijk te maken. Maar de federale staat heeft geen centen. De commissie van haar kant sluit elke toegeving uit. Europa wil geen precedent scheppen waar alle tegenstanders van CO2-quota onmiddellijk misbruik van zouden proberen te maken. Die vrees wordt enkel groter doordat de vraag vanuit België samenvalt met de moeilijke start van het debat over het klimaatactieplan van de EU voor de periode 2012-2020...

Vanuit vakbondszijde weet men niet goed hoe het probleem aan te pakken. Naast de rituele formules van altijd, lijken de vakbonden, en het ABVV in het bijzonder, geneigd om Mittal te sparen. Ze richten zich voornamelijk naar de politieke macht op federaal en nog meer op Europees niveau. De EU wordt ervan beschuldigd “Europa te verraden door de vervuiling te verplaatsen naar Afrika en Azië en jobs te schrappen op ons continent” (2). De nummer 2 van de staalgroep zelf, Michel Wurth, houdt een gelijkaardig discours: “De absurditeit heerst. Als het staal niet hier geproduceerd wordt, zal het elders en op een veel vervuilendere wijze geproduceerd worden” (3). Die gelijkaardige kijk op de zaken valt niet uit de lucht: de vakbonden zijn ervan uitgegaan dat ze best samen met de lokale directie van Arcelor Mittal de zaak van HO6 konden bepleiten bij hun algemene directie. Op die manier wilden ze tonen hoe belangrijk de sociale vrede, de productiviteit en de goede wil van de arbeiders wel was...

Het cadeau van de quota

Om dit verhaal goed te begrijpen, herinneren we eraan dat de Europese Unie zich er, in het kader van het Kyotoprotocol, toe engageerde om haar uitstoot van broeikasgassen te verminderen met 8% tijdens de periode 2008-2012. Die doelstelling werd verdeeld onder de lidstaten. België moest een reductie van 7,5% realiseren (ten opzichte van 1990) oftewel een vermindering van 58,5 Mt CO2. Die inspanning werd verdeeld onder de regio’s: Wallonië –7,5%, Vlaanderen –5,2% en Brussel +3,5%

Om die uitstootreducties te vergemakkelijken, besloot de EU om een beroep te doen op één van de flexibiliteitsmechanismen die voorzien werden door het Protocol: de oprichting van een wisselmarkt van emissierechten. Het idee bestaat erin dat de aankoop en verkoop van uitstootrechten het beste middel vormt om op een soepele manier de algemene doelstelling te behalen. De ondernemingen die onder de hen toegekende quota blijven, kunnen hun ‘overschotten’ verkopen aan die ondernemingen die hun verplichtingen niet zijn nagekomen, in de vorm van verhandelbare uitstootrechten.

De commissie stelde dus een lijst op van sectoren die grote hoeveelheden CO2 uitstoten: de electriciteitsproductie, de staalnijverheid, de glas-, keramiek-, papier- en cementsector. Deze sectoren zijn samen goed voor zowat de helft van de CO2-uitstoot in de Europese Unie. Vanaf een bepaalde omvang, hebben de betrokken bedrijven CO2-quota ontvangen die verdeeld werden door de lidstaten. De vermindering van de uitstoot moet verzekerd worden door de opstelling van “nationale uitstootplannen” die elke lidstaat moet voorleggen aan de Europese Commissie. Op die manier waakt Brussel er dus over dat elke lidstaat haar deel van de inspanning naleeft (4). De uitstootvolumes worden gecontroleerd door de administraties van de lidstaten. Elk jaar moeten de betrokken bedrijven een aantal quota indienen bij de administratie, de quota die overeenstemmen met hun uitgestoten ton CO2. Zij die er onvoldoende kunnen voorleggen worden verplicht om er bij te kopen op de CO2-markt.

Een cruciaal punt dat we willen onderlijnen, is dat de EU besliste, toen ze het systeem lanceerde tijdens de eerste fase 2005-2007, om de quota gratis ter beschikking te stellen van de bedrijven. De lidstaten hebben dus onderhandelingen opgestart met de bedrijven om hun toekomstige uitstootniveau vast te stellen, op basis van projecties die geleverd werden door de bedrijven zelf. Die waren dus hoe dan ook geneigd om de cijfers wat op te blazen. De administraties stelden zich daarbij heel vaak begripvol op om toch maar niet de concurrentiepositie van “hun” bedrijven in het gedrang te brengen. Er werden dus teveel quota toegekend. Deze “misrekening” heeft drie gecombineerde gevolgen, die de kloof tussen theorie en realiteit op die CO2-markt aantonen:

1) De prijs van een ton CO2 is begin 2005 brutaal gezakt, van 30 tot 10 euro per ton;

2) De patroons hebben er de voorkeur aan gegeven om vervuilingsrechten te kopen, in plaats van te investeren in propere technologie;

3) De ondernemingen die over teveel quota beschikten hebben een uitzonderlijke winst geboekt door hun overschotten te verkopen op de CO2-markt.

Het valse gejammer van de staalbonzen

De staalindustrie vormt hierop trouwens geen uitzondering, verre van. Tijdens 2005 hield het staalpatronaat quota ter waarde van 39 Mt CO2 over aan het einde van het jaar (5). De verkoop van die corresponderende quota leverde haar een uitzonderlijke winst van 480 miljoen euro op, wat overeenstemt met 0,7% van de omzet (bijvoorbeeld 1% in de ijzernijverheid en 0,1% in de elektriciteitssector (6)).

Mochten die patroons ook maar een beetje verantwoordelijkheidsgevoel vertonen ten aanzien van het klimaat, dan zouden ze deze extra winst geïnvesteerd hebben in propere technologie. Maar dat is niet het geval. In 2005 besteedde Arcelor, die nochtans de beste leerling van de klas was, slechts 0,42% van haar omzet aan onderzoek en ontwikkeling, Mittal nog minder. De groep experten van het VN klimaatpanel (IPCC) meent dat het met de bestaande technologie mogelijk is om de CO2-emissies in de staalindustrie met 24% te verminderen tegen 2010. Een Europees onderzoeksprogramma (ULCOS, Ultra Low Carbon Steelmaking) wil 30% reductie realiseren tegen 2020, voor 50% gefinancierd met publieke middelen. Welnu, tussen nu en 2012 investeren de 48 staalproducenten die deelnemen aan ULCOS er samen slechts 45 miljoen euro per jaar in. Voor het fusioneerde met Arcelor maakte Mittal zelfs geen deel uit van dit consortium (7)…

De staalreuzen stellen dus de klimaatpolitiek van de EU aan de kaak, gezien die politiek volgens hen tot een “oneerlijke concurrentie” met ontwikkelingslanden leidt. Die laatste worden immers (tot op heden) niet verplicht om hun uitstoot te verminderen. Daarom dreigt het staalpatronaat met delokaliseringen. Zo dreigt Arcelot Mittal er bijvoorbeeld mee twee ovens in Europa te sluiten als de EU haar klimaatpolitiek blijft verstrengen (8). 595 jobs zouden tegen 2009 geschrapt worden in de productie in Grandrange (Moselle). In Luik gaat de heropstart van HO6 trouwens ook gepaard met een offensief om de competitiviteit op te drijven. Ook daar zouden honderden jobs op de tocht staan, volgens sommige bronnen (9).

In hun algemeen gejammer over de “concurrentieverstoring” laten de ondernemers netjes buiten beschouwing dat ze zelf over vele vestigingen beschikken in ontwikkelingslanden. Die vestigingen laten hen niet enkel toe om de arbeiders uit die verschillende landen volop tegen elkaar uit te spelen en te rekenen op de vrijgevigheid van de EU op het vlak van de verdeling van de quota. Daarnaast kunnen ze door die vestigingen in het Zuiden ook een beroep doen op twee andere “flexibele mechanismen” die voorzien worden in het kader van Kyoto: het “mechanisme van de propere ontwikkeling” (MPO) en het “mechanisme van de gemeenschappelijke implementering ” (GI). Laten we dit even van naderbij bekijken.

“Propere ontwikkeling”, een mooie handel

Zowel het mechanisme van de propere ontwikkeling (MPO) als dat van de gemeenschappelijke implementering (GI) zijn twee gelijkaardige systemen die respectievelijk van toepassing zijn op de landen in het Zuiden en de landen in het Oosten (de zogenaamde “overgangslanden”). Het gemeenschappelijke mechanisme van beide systemen luidt als volgt: de bedrijven uit het Noorden die in deze twee categorieën van landen investeringen doen die toelaten om ginder de CO2-uitstoot te verminderen ( ten opzichte van een hypothetisch “basisscenario”…) verwerven in ruil vervuilingsrechten per ton CO2 die deze investeringen zouden vermeden hebben. In het systeem van de propere ontwikkeling moeten de projecten voorgelegd worden aan een controleorgaan dat opgericht werd door de VN (MCD Executive Board) en de uitstootreducties moeten gecertificeerd worden. Men maakt dus een onderscheid tussen gecertificeerde emissiereducties (CER) in het kader van de “propere ontwikkeling” (MPO) en Eenheden van emissiereducties (UER) in het kader van de gemeenschappelijke implementering (GI).

Toen de Europese Unie haar wisselmarkt in emissierechten oprichtte, besloot ze om die te verbinden met die flexibele mechanismen van propere ontwikkeling en gemeenschappelijke implementering. Het zou de bedrijven immers nog een grotere flexibiliteit geven. Dat betekent dat, op enkele uitzonderingen na, Europese quota of emissierechten gelijkgesteld worden met gecertificeerde emissiereducties (CER) in het kader van de “propere ontwikkeling” (MPO) en Eenheden van emissiereducties (UER) in het kader van de gemeenschappelijke implementering (GI) (10). Met andere woorden: die emissiereducties gerealiseerd in ontwikkelingslanden of “overgangslanden” zijn verhandelbaar op de Europese wisselmarkt in emissierechten.

Deze verbinding tussen de markt in emissierechten, het MPO en de GI bieden enorme mogelijkheden aan het kapitaal, in het bijzonder aan multinationals. Die laatste kunnen immers investeringen in hun filialen in landen uit het Zuiden of het Oosten voorstellen als “bijdragen aan de propere ontwikkeling” van deze landen. Als je ervan uitgaat dat deze investeringen in de meeste gevallen hoe dan ook zouden gebeurd zijn, kan je stellen dat de vervuilingsrechten die ze opleveren in feite gratis verworven zijn (11). Dat betekent een eerste keer winst. Maar het gebruik van die vervuilingsrechten levert nog een tweede keer een veel grotere winst op! Want, ofwel worden ze gebruikt om de extra uitstoot van filialen binnen de EU mee te verantwoorden, ofwel worden ze verkocht op de Europese wisselmarkt in emissierechten. In het eerste geval blijven de betrokken bedrijven binnen hun quota dankzij investeringen in de derde wereld (die allicht hoe dan ook hadden plaatsgevonden). Dat is een stuk goedkoper dan te moeten investeren in uitstootreducties in Europa zelf. In het tweede geval boeken ze een mooie winst op de Europese markt in emissierechten vermits er een belangrijk prijsverschil bestaat tussen goedkope koolstofkredieten die verworven worden via MPO of GI en de veel duurdere koolstofkredieten op de Europese wisselmarkt in emissierechten (12).

Aan de hand van enkele voorbeelden zullen we zien dat de groep Arcelor Mittal ideaal geplaatst is, om al die mogelijkheden aan te wenden in het eigen voordeel, dankzij haar 70 productiesites verspreid over landen in de EU (zowel oude als nieuwe lidstaten), ontwikkelingslanden en overgangslanden.

Polen, Tsjechië, Brazilië, Zuid-Afrika, Kazachstan...

Aan deze kant van de oceaan beschikt Arcelor Mittal namelijk over bedrijven in Tsjechië, Polen, Roemenië, Kazachstan en West-Europa. In Polen heeft de groep de onderhandelingen over de quota die toegekend werden aan haar lokaal filiaal zo goed gevoerd dat ze in 2005 een overschot liet optekenen van 7,8 miljoen ton, wat overeenstemt met een mogelijke meerwinst van om en bij de 170 miljoen dollar(13). Toen Warschau haar nieuwe nationale uitstootplan opstelde voor de fase 2008-2012, heeft de staalsector zo sterk geprotesteerd tegen een eerste versie van de tekst, dat de autoriteiten het plan meteen herzien hebben en aan de sector 550.000 extra quota toekende. Een reden voor Mittal Steel om zichzelf publiekelijk te feliciteren (14).

De patronale tevredenheid valt perfect te begrijpen gezien niets de groep ertoe verplicht om die quota ook effectief te gebruiken: ze kan eveneens beslissen om die quota te verkopen, of ze later te gebruiken, of ze later te verkopen… De koers van die koolstofquota staat immers los van die van het staal, wat mooie kansen biedt aan de bedrijven. Het voorbeeld van Tsjechië is op dat vlak veelzeggend: Martin Pecina, de directeur van het officiële anti-trustorgaan van dat land, heeft Mittal Steel ervan beschuldigd moedwillig de lokale productie verminderd te hebben, ten voordele van de bedrijven in Kazachstan (een land dat geen deel uitmaakt van die Europese markt in emissierechten), met als doel meer Tsjechische quota te kunnen verkopen in West-Europa (15).

Een studie die uitgevoerd werd op vraag van het Europees Vakverbond in samenwerking met het Wuppertal Instituut stelt dat de Europese markt in emissierechten en algemener gesteld alle marktmechanismen die in het kader van Kyoto in het leven werden geroepen, ervoor zorgen dat CO2 niet langer als afval beschouwd wordt: het wordt een bijproduct waarvan de valorisatiemogelijkheden mede de industriële strategie van groepen op het internationale vlak bepalen (16). Arcelor Mittal bezit een voldoende grote stock van dit bijproduct om Hoogoven 6 terug op te starten. Het probleem is echter dat die stock moet dienen om verkocht te worden… De kapitalistische logica is op dit vlak schandelijk en onhoudbaar tegelijkertijd. Schandelijk gezien de bedrijven al heel rijkelijk bedeeld werden met quota. En onhoudbaar gezien op die markt van emissierechten of quota het aantal quota dat nodig zou zijn om HO6 terug op te starten overeen stemt met om en bij de 260 miljoen euro… Indien Mittal die quota dus gewoon zou geven aan HO6, dan zou het bedrijf volgens die marktlogica dus 260 miljoen euro aan zijn neus zien voorbij gaan, waardoor de productie van het Luikse staal nog steeds volgens die logica 50 euro per ton duurder zou worden ten opzichte van andere sites(17). Op ethisch vlak kan je een dergelijke logica alleen maar bestrijden… maar dat impliceert dus dat je ook de achterliggende marktwetten bestrijdt.

De productie van quota vormt dus een nieuwe economische activiteit en de ontwikkelingslanden en de MPO-projecten die je er kan op starten, vormen daarbij voor multinationals een volledig nieuwe en zich ontwikkelende markt, die ze onder geen beding willen missen. Op dit moment kan het Noorden nog slechts in relatief beperkte mate zijn toevlucht nemen tot reductie-eenheden in het kader van MPO of GI-projecten. Maar dat dreigt te veranderen: hoe meer de regeringen toegeven dat de bescherming van het klimaat veel omvangrijkere uitstootreducties vereist dan de reducties die afgesproken werden in het kader van Kyoto, des te groter de druk om dat Mechanisme voor Propere Ontwikkeling uit te breiden of zelfs elke beperking van het gebruik ervan te schrappen. Deze tendens is al heel sterk aanwezig in het rapport dat Nicholas Stern opstelde over de economische gevolgen van de klimaatverandering. In dat rapport pleit hij ervoor om het marktvolume van het MPO met veertig te vermenigvuldigen.

Het is dat perspectief op de middenlange termijn dat ook Arcelor Mittal onderschrijft. Haar fabriek van Tubarao, in Brazilië, was de eerste staalonderneming die goedkeuring kreeg voor zo een MPO-project van het VN-controleorgaan MCD Executive Board. Technisch gezien gaat het om een banaal project: men recupereert simpelweg het gas van de hoogovens om het te verbranden en er elektriciteit mee op te wekken. Maar de impact op de uitstoot van broeikasgassen is niet verwaarloosbaar. Door dus een bescheiden som geld te investeren – een investering die hoe dan ook zou gebeurd zijn om de energiefactuur naar beneden te krijgen - genereert Arcelot Mittal op tien jaar tijd 430.000 ton uitwisselbare koolstofkredieten (eind 2006 had het al 210.000 ton geaccumuleerd).

Tubarao is verre van een geïsoleerd geval. In een andere regio van Brazilië hoopt de groep om 640.000 reductie-eenheden te verwerven enkel door in het goederentransport de bakken van de vrachtwagens te vervangen door veel grotere bakken. In nog een ander geval zou het gebruik van houtskool als brandstof in plaats van cokes 10 miljoen ton koolstofkredieten opleveren tussen 2008 en 2015 (19). Andere projecten staan in de steigers, ondermeer in Zuid-Afrika.

Arcelor Mittal, producent van vervuilingsrechten

Maar het strafste voorbeeld van propere ontwikkelingsprojecten is toch wel China, zeker voor de staalnijverheid. China is niet enkel de grootste staalproducent ter wereld, het potentieel om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen is er eveneens het grootst. De productie van 1 ton staal leidt er tot de uitstoot van 3,4t CO2, terwijl in Europa het gemiddelde 1,4t bedraagt (in Latijns-Amerika is dat 1,7t en het mondiale gemiddelde bedraagt 2t). Deze vergelijking geeft meteen een idee van hoeveel koolstofkredieten er in China door multinationals te rapen vallen via het MPO. In 2004 produceerde China 273 miljoen ton staal. Als deze hoeveelheid staal geproduceerd zou worden met een uitstoot van 1,4t CO2 per ton staal, zoals in de EU, dan zouden de Chinese emissies dalen van 928 miljoen ton tot 382 miljoen ton, oftewel een reductie van 546 Mt. Natuurlijk zijn er nog tal van factoren die de mogelijke opbrengst van dergelijke reducties zouden kunnen beïnvloeden, maar men begrijpt wel onmiddellijk dat er in China een hele grote markt voor technologische investeringen openligt. En dus bijgevolg voor de productie van koolstofkredieten (20).

Een belangrijk deel van die hoge Chinese emissies valt te wijten aan de slechte kwaliteit van het materiaal en de elektrische netwerken, de zwakke afvalrecyclage, de kleine schaal van de installaties, de weinig efficiënte vormen van thermische conversie enz. Dat zijn allemaal problemen die je met weinig middelen kan verhelpen. Volgens sommige schattingen zou je 38 miljoen ton CO2-uitstoot kunnen schrappen met een investering van minder dan 10 dollar per ton. Om die lucratieve trein niet te missen heeft Mittal beslist om een plan van het UNDP (United Nations Development Program) nogal genereus te sponsoren. Het investeert 1,7 miljoen dollar om “technische centra voor MPO” te ontwikkelen in China. Het doel bestaat erin om in niet minder dan 12 Chinese provincies propere ontwikkelingsprojecten op te starten (21). Een bescheiden investering als je nagaat welke sappige winsten de verkoop van de nieuwe koolstofkredieten zullen opleveren.

Arcelot Mittal is dus niet langer enkel een staalproducent, maar ook, in zekere zin, een producent van vervuilingsrechten. Gezien de kapitalistische strategie tegen de klimaatverandering in grote mate gebaseerd is op marktmechanismen, zal deze nevenactiviteit tijdens de komende 30 tot 40 jaar steeds winstgevender worden. De groep wil die lucratieve kansen onder geen beding missen en stelt zich dus niet langer tevreden met het loutere lobbywerk om gratis zoveel mogelijk extra quota te bemachtigen of om via gerichte investeringen zoveel mogelijk goedkope koolstofkredieten te verwerven (zoals in Brazilië en elders). De groep lijkt nu op een nog hoger niveau te willen meespelen en wegen op de structurering zelf van de koolstofmarkt, zoals haar steun aan die operatie van het UNDP in China doet vermoeden.

Bij wijze van conclusie...

Heel de kwestie van de CO2-quota die nodig zijn om hoogoven 6 van Arcelor Mittal in Seraing terug te kunnen opstarten, toont op evidente wijze dat de marktmechanismen die in het kader Kyoto beslists werden en die door de EU uitgewerkt werden, nieuwe kansen bieden aan het patronaat om meer winst te maken en zich te versterken ten opzichte van de wereld van de arbeid.

De werkgevers trekken van leer tegen het klimaatbeleid, terwijl datzelfde beleid hen nieuwe winstposten biedt dankzij nieuwe eigendomsrechten die ze niet hebben moeten kopen maar die wel stevig opbrengen! De staalbonzen klagen over de valse concurrentie van de “vervuilers uit de derde wereld”, maar ze profiteren er tegelijkertijd op minstens twee manieren van: op directe wijze door de investeringen die ze er uitvoeren en op indirecte wijze via de koolstofkredieten die deze investeringen via het MPO opleveren. Bovendien zorgt de liberale klimaatpolitiek ervoor dat ze hun eigen verantwoordelijkheid kunnen verdoezelen, want ze kunnen voortaan een aantal aspecten van de concurrentieoorlog, die volledig eigen is aan het kapitalistische systeem, toeschrijven aan een zogenaamde”politieke obsessie voor milieu”.

Terwijl de regeringen overduidelijk prioriteit geven aan de concurrentiepositie van de bedrijven –en dat is ook bij het klimaatbeleid in laatste instantie steeds het geval- doen ze niets liever dan zichzelf voor te stellen als de verdedigers van het ‘algemeen belang’, van het “noodzakelijke compromis tussen de economie, het milieu en het sociale”. Die rolverdeling is opmerkelijk of op zijn minst verwarrend.

Tegen deze achtergrond, toont de zaak van Seraing duidelijk aan dat de arbeidersbeweging en de linkerzijde dringend nood hebben aan een fundamentele strategische denkoefening. Het feit dat de krachtsverhoudingen weinig gunstig zijn voor de arbeidersbeweging, mag niet ingeroepen worden om dit debat te voeren. Dit artikel heeft zeker niet de pretentie om een collectief uitgewerkte positie te vervangen. We willen eerder enkele beschouwingen meegeven, in de hoop dat ze zullen leiden tot een breder debat.

We denken dat de arbeidersbeweging een enorme strategische vergissing zou begaan door zich op één of andere wijze in het kamp van de klimaatsceptici te plaatsen. De verstoring van het klimaat is een realiteit en de gevolgen ervan dreigen catastrofale vormen aan te nemen. De arbeiders en de armsten zijn en zullen er de eerste slachtoffers van zijn. Jobs beschermen in de staalnijverheid, betekent niet dat je die risico’s moet banaliseren, laat staan in twijfel trekken. Dat zou trouwens tegengesteld zijn aan de globale aanpak van de arbeidersbeweging. Het zou ten slotte vooral een doodlopend straatje betekenen, gezien de wetenschappelijke vaststellingen onweerlegbaar geworden zijn.

Het staat buiten kijf dat een steeds groter deel van de heersende klasse en haar politiek personeel het thema van de klimaatverandering aanwenden om de wereld van de arbeid nieuwe offers op te leggen, of op zijn minst die nieuwe offers in te passen in een bredere publieke opinie en de strijd van de werknemers te stigmatiseren. De strijd van HO6 is op dat vlak een goed voorbeeld: geen quota, geen jobs… behalve als de werknemers de rekening betalen. Maar het is mogelijk om hiertegen te vechten door de hypocrisie, de incoherentie, de ontoereikendheid van het neoliberale antwoord op de klimaatverandering in de verf te zetten. In plaats van onze politici te beschuldigen van een “milieu-hysterie” die enkel dient om “onze economie te verstikken”, zouden we het geweer best van schouder veranderen. Dat is mogelijk als we vertrekken vanuit de vaststelling dat een efficiënte strijd voor het klimaat een radicale koerswijziging vereist: democratische planning, herwaardering van de publieke sector en van publieke industriële activiteiten (waarom heeft men Cockerill-Sambre geprivatiseerd?), massale investeringen in openbaar vervoer, een publiek plan voor de renovatie en isolatie van woningen, een publiek plan om propere technologieën naar landen in het Zuiden (als alternatief voor de huidige “propere ontwikkelingsprojecten”) etc.

Wanneer we het neoliberale dogma verlaten, wordt het meteen duidelijk dat in deze regio, in dit land zoals elders, enorme, structurele mogelijkheden bestaan om de uitstoot van broeikasgassen radicaal terug te dringen. Zonder productivisme, maar ook zonder culpabilisering van de mensen. En door de levenskwaliteit het inkomen en de gezondheid van de meerderheid van de bevolking te verbeteren. En door iedereen werk maar ook tijd te geven, ook de staalarbeiders. Als de politieke wil zou aanwezig zijn om die piste te bewandelen, dan zou zo’n probleem als dat van HO6 zich niet eens meer stellen. In die zin stellen we voor om een alternatief uit te werken, die naam waardig. De arbeiders vechten voor hun jobs en ze hebben overschot van gelijk. De vakbonden zouden hen een slechte dienst bewijzen door ze op te jutten tegen “het vervuilende China” of tegen de “CO2-dictatuur”. En door ze op die basis en in naam van het realisme een akkoord te laten sluiten met de directie van Arcelor Mittal. De geschiedenis maakt rijkelijk duidelijk dat een dergelijke regionale of zelfs subregionale terugplooi de arbeiders met handen en voeten bindt aan het patronaat. Arcelor Mittal heeft een mondiale strategie, de vakbeweging moet méér dan ooit bouwen aan een andere, vanuit de basis.


Arcelor Mittal : een liefdevolle mecenas voor Luik?

Dit artikel was al geschreven toen het dagblag Le Soir op 1 februari een interview publiceerde met Michel Wurth. Daarin stelt de nummer 2 van Arcelor Mittal zijn groep voor als een soort van liefdevolle mecenas voor Luik: “Wij waren geen vragende partij voor deze heropstart (van HO6)”, stelt hij, “maar we zijn ingegaan op een sterke vraag vanuit talloze actoren uit Wallonië.”

Michel Wurth erkent trouwens 1,5 miljoen quota verkocht te hebben die het bedrijf gratis van de Belgische overheid had gekregen tijdens de eerste fase van de Europese markt in emissierechten (2005-2007). Meer nog: “Eind 2007 beschikten wij over een quota-overschot maar de Europese Commissie heeft ons verbonden om die mee te nemen naar de periode 2008-2012”. Overdracht van quota van de ene periode naar de andere is inderdaad verboden. Maar dat is toch het minste wat je kan verwachten. Gezien al die bedrijven hun cijfers moedwillig hadden opgeblazen om extra quota in de wacht te slepen, zou het toelaten van de overdracht van al die gelijkstaan aan het legitimeren van grootschalige fraude. Wurth vindt het daarentegen normaal dat de bedrijven de quota die ze gratis hebben gekregen van de overheid, zomaar zouden kunnen voortverkopen om hun eigen winsten op te krikken. Wurth stelt dat er over die quota niet onderhandeld kan worden, gezien hij er niet voor is om “de offers te verdelen”. Maar het gaat hier niet eens om offers, het gaat hier om winsten die Arcelor Mittal boekt via de verkoop van quota die het gratis in de schoot kreeg geworpen! Het wordt hoog tijd dat meneer Wurth wordt duidelijk gemaakt dat “talloze actoren” uit Wallonië het normaal zouden vinden dat dit geld gewoon terug naar de gemeenschap zou vloeien.


Noten

[1] La Libre Belgique, 8/1/2008

[2] Pamflet ABVV-BBTK voort de staking van 21 januari e,n voor de heropstart van HO6

[3] Le Soir, 10/10/2007.

[4] La Libre Belgique merkt op dat het nieuwe Belgische uitstootplan voor de periode 2008-2012 goedgekeurd werd door de commissie « behoudens een schaalreserve » : de verplichting om bijkomende reducties van 7,6% te realiseren. De gewesten moeten deze nieuwe inspanningen (4,8 Mt per jaar) dus opnieuw onder elkaar verdelen voor 28/2/2008 (LLB, 11/1/2008).

[5] Deze 39Mt komt overeen met 24% van het totaal, wat duidelijk maakt dat de bedrijven rijkelijk bedeeld werden.

[6] De sector van het gietijzer (60% van het staal geproduceerd in Europa) zorgt voor de grootste uitstoot van broeikasgassen : 1,93 ton CO2 per geproduceerde ton staal.

[7] " Impact sur l'emploi du changement climatique et des mesures de réduction des émissions de CO2 dans l'Union Européenne à 25 à l'horizon 2030 ", studie van het EVV, 11/7/2007.

[8] International Herald Tribune, 7/1/2007

[9] LLB, 16/11/2007.

[10] De uitzonderingen betreffen de emissirechten die gegenereerd worden, via aanplantingen van bomen (" koolstofputten") : die CER’s zijn niet verhandelbaar op de Europese wisselmarkt.

[11] In het geval van het MPO, moeten we de certificeringskosten aftrekken, die voor rekening van de beheerder van het project zijn (die beheerder kan welk zelf bepalen door welke instantie hij zijn project wil laten certificeren, waardoor er sprake is van nogal wat fraude corruptie in dit hele MPO-verhaal).

[12] Dit verschil bedroeg ongeveer 47% midden 2007. Een analist van Fortis verklaarde dat de Europese ondernemingen beschikten over een grote hoeveelheid koolstofkredieten, die een “enorme winst” zouden kunnen opleveren op de Europese markt in emissierechten. Hij schatte deze winst op 1 miljard dollar per jaar. (International Herald Tribune, 3/7/2007).

[13] Communicatie van Mittal Steel hernomen op de website Steelguru, 24/08/2006.

[14] " The Polish Power Sector an dits Lobbying for Allocation in the Nap ", juni 2006, studie uitgevoerd voor het WWF door de consultant ESC.

[15] " Profiting from Pollution ", Till Janzer and Jan Szyska, Finance New Europe (on line).

[16] cfr. noot (7).

[17] LLB, 6/12/2007.

[18] Tijdens de eerste twee fases van de Europese markt in emissierechten werd de opbrengst van de eenheden via MPO en GI geplafonneerd op 6% van de Europese doelstelling inzake uitstootreducties. Voor de derde fase, die van start gaat in 2012 stelt de commissie een plafonnering van 3% van de jaarlijkse doelstelling voor.

[19] " Steel Industry should Avoid 10 Million Tons of CO2 ", Antonio Gaspar, DiarioNet, http://invertia.terra.com.br. De verbranding van houtskool doet de hoeveelheid koolstof in de atmosfeer niet toenemen, gezien het niet om een fossiele brandstof gaat. Daarom is het systeem nog niet ecologisch verantwoord: het impliceert de omvorming van uitgestrekte gebieden in gigantische monoculturen van snel-groeiende houtsoorten, zoals de eucalyptus. Om dit te doen richtte Mittal een gespecialiseerd filiaal op: Arcelor Mittal Brazil Forests.

[20] Ministère de l'écologie et du Développement Durable, RF, Direction des Etudes Economiques et de l'Evaluation Environnementale, " Des accords sectoriels dans les engagements post-2012 ? ", Aurélie Vieillefosse.

[21] AFP, 2/5/2007.

Naar boven