Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Aanzet tot begrip en bestrijding van extreemrechts anno 2008 PDF Print Email
Geschreven door David Baele op dinsdag, 22 juli 2008

Sinds de val van de muur en van het vroegere Oostblok zijn we in Europa getuige van een radicale verrechtsing van de maatschappij. Deze verrechtsing manifesteert zich in diverse vormen. De significante electorale overwinningen van neo-fascistische partijen sinds de jaren ’80 zijn de meest opvallende vormen. Maar daarnaast zien we een steeds repressiever beleid vanwege Europese regeringen, ten aanzien van asielzoekers bijvoorbeeld. Met hun ‘Fort Europa’ trachten deze regeringen al jaren de toegang te blokkeren voor de verpauperde massa uit de derdewereld. Agressieve rechtse reacties blijven ook in België niet uit. Naast het cordon sanitair worden door belangengroepen diverse strategieën ontwikkeld om weerwerk te bieden tegen deze evolutie. Helaas blijken deze strategieën om extreemrechts te bekampen weinig zoden aan de dijk te leggen. Vanwaar die onmacht?

Ontoereikende strategieën

Elke antifascistische strategie vereist een voorafgaande analyse van de aard en de oorzaak van het fascisme. Dat men dan het antwoord moet zoeken in de wortels van deze tendens spreekt voor zich. Ten aanzien van het kapitalisme, waarvan het neoliberalisme de modernste vorm is, is het fascisme geen radicale tegenhanger zoals het communisme van weleer dat wel was. De grote winsten die bedrijven maakten onder het fascisme tonen duidelijk aan dat niet het fascisme maar het communisme de antithese vormde van de fundamentele liberale marktprincipes.
Speelt het vrijemarktprincipe met zijn doorgedreven dereguleringen, liberaliseringen en privatiseringen, die groeiende onveiligheid met zich meebrengen en sociale ravages aanrichten, een rol in deze verrechtsing? Of ligt eerder de morele verwarring die voortvloeit uit het postmoderne relativisme aan de basis van de huidige ontwikkelingen? Een historische vergelijking van de levensstandaard van de Belgische bevolking toont aan dat sociaal-economische factoren slechts gedeeltelijk een antwoord bieden. Misschien speelt er ook een psychologische factor? Zonder een zorgvuldige analyse van wat er in de het ‘volk’ omgaat, kan men het probleem niet oplossen.

In de verschillende strategieën die tegenwoordig gehanteerd worden om extreem rechts in onze samenleving te bestrijden heeft men ten eerste de traditionele, progressieve visie. Deze visie behandelt de tendens van verrechtsing voornamelijk als een probleem van persoonlijke houding. De oplossing die hieruit voortvloeit bestaat erin dat men via educatieve methodes negatieve ideeën tracht te beïnvloeden. Tezelfdertijd zien we een evolutie van het traditionele liberale integratieprogramma:  van geïnstitutionaliseerde assimilatie van minderheden naar het idee van een multiculturele samenleving. Hierbij ziet men de maatschappij als een verzameling van etnische groepen, waarin mensen een verschillende cultuur hebben en op basis van wederzijds begrip een pluralistisch compromis moet worden gezocht.

Voor radicalere antifascisten heeft fascisme niet zozeer te maken met ideeën in de hoofden van mensen maar gaat het eerder om een kwestie van onderdrukking en systematische ongelijkheid van rechten, voortvloeiend uit een sociale uitbuitingsstructuur. De remedie ligt volgens deze visie dan ook in de politieke strijd. Antifascisten die zich inspireren op het marxisme maken ook deel uit van deze laatste groep. Het fascisme is voor hen het product van het kapitalisme. Het kapitalisme gebruikt het om zijn systeem in stand te houden, door de arbeidersklasse te verdelen. Fascisme kan bijgevolg het best bestreden worden door een radicale socialistische hervorming van de maatschappij, verwezenlijkt door een verenigde arbeidersklasse. Werkenden van verschillende culturen verenigen zich als het ware om hun gemeenschappelijke uitbuiters te bestrijden.
Vanuit deze diverse visies worden door allerlei groepen methodes uitgewerkt gaande van bewustzijnsinitiatieven via politieke actie tot directe confrontatie. Men kan moeilijk onbegrip hebben voor zulke initiatieven. De verrechtsing van de Belgische maatschappij valt vandaag de dag bezwaarlijk te ontkennen. Sinds de federale verkiezingen van 10 juni 2007 zijn we er getuige van, hoe de Vlaamse heersende klasse met behulp van haar politieke vertegenwoordigers het staatsapparaat tracht te herstructureren. Ze doet dit om een efficiënter neoliberaal beleid te kunnen voeren en haar eigen heerschappij veilig te stellen. Om hiervoor de meerderheid van de werkende bevolking voor zich te winnen wordt een rechts-nationalistisch discours gehanteerd, met een latente toets van racisme. Hiermee wordt de deur echter wijd open gezet voor degenen die de meest consequente en radicale conclusies trekken uit dit nationalisme en racisme: extreem rechts.

Fascistoïde reacties

Op 1 oktober 2007 werd Hans Van Themsche de eerste in de geschiedenis van de Belgische rechtspraak die zich voor het Assisenhof moest verantwoorden als racistisch moordenaar omdat hij zijn slachtoffers bewust had uitgekozen op grond van hun etniciteit. Gewezen Antwerps politiecommissaris en Vlaams Belang-gemeenteraadslid Bart Debie werd eind januari 2008 tot 4 jaar veroordeeld, waarvan één jaar effectief wegens slagen en verwondingen, valse PV’s, verduistering, onwettige huiszoekingen, het trappen van gearresteerden in het aangezicht en zwaar geweld tegen een Turkse familie. De openbare aanklaagster wees vorig jaar reeds op het gevaar voor een politiestaat wanneer figuren zoals De Bie vrij spel zouden krijgen. Desondanks blijft het Vlaams Belang zijn “veiligheidsspecialist” tegen alle bewijzen in verdedigen door het vonnis als een politieke afrekening af te doen en hem in een slachtofferrol te duwen.

Op 19 april 2008 organiseerde de extreem-rechtse vereniging ‘Blood and Honour’ een plechtigheid in Bellegem ter herdenking van de Duitse nazileider Adolf Hitler, geboren op 20 april 1889. Het zou gaan om het 10de grote evenement in België in 2 jaar tijd. Het Anti-Fascistisch  Front trekt reeds lang aan de alarmbel door te signaleren dat ons land een vrijhaven is voor neo-nazi’s; dat op deze neo-nazifeestjes in de meest harde woorden aangezet wordt tot haat en geweld tegen Joden, homo’s, migranten en anderen, terwijl zowel van op het podium als vanuit het publiek voortdurend gesiegheild wordt. Maar het was wachten tot een Duitse undercoverjournalist beelden maakte van deze bijeenkomsten totdat het gerecht zou overwegen (!) om in gang te schieten. Het feit dat deze feestjes aangekondigd worden op websites en internetfora weerlegt het argument van de orde-en veiligheidsdiensten als zouden ze niet kunnen interveniëren op ‘privéfeestjes’. De bewering van minister van binnenlandse zaken Patrick Dewael dat er simpelweg geen juridisch instrument voor handen is om de bijeenkomsten te verhinderen, houdt evenmin steek. Specialist mediarecht Leo Neels beschrijft het als volgt: “Als men zich beroept op het grondwettelijke recht van vergaderen in beslotenheid, met het kennelijk oogmerkt ‘het begaan van een delict’, het racismedelict, het opiniedelict ‘racisme’, dan is het een misbruik van recht en perfect gerechterlijk te onderzoeken en te vervolgen”. (1)

De diabolisering van allochtonen die strijden voor een reële emancipatie van achtergestelde etnische groepen zet zich ook door. Vijf jaar na de racistische moord op Mohamed Achrak worden AEL frontman Dyab Abou Jahjah en Ahmed Azzuz door de rechter in eerste aanleg veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf. Hun misdaad: ze hebben niet verhinderd dat er rellen uitbraken in Antwerpen na deze moord! Dankzij een recent door de VN gepubliceerd opvolgingsrapport over België valt het ook moeilijk te ontkennen dat allochtonen in ons land steeds meer het slachtoffer zijn van structurele discriminatie. In het rapport wordt duidelijk kritiek gegeven op de Vlaamse wooncode, het excessief gebruik van geweld bij de politiediensten en het opsluiten en inhumaan behandelen van asielzoekers in gesloten centra. De segregatie van etnische minderheden in sociale woningen in grote steden neemt onrustwekkende proporties aan. Om het maar niet te hebben over de bedreiging van de sociale, economische en culturele rechten van Romazigeuners. Zowel in Wallonië als in Vlaanderen worden de terreinen waarop ze kunnen verblijven zeldzaam.

Ondanks de nieuwe antidiscriminatiewetgeving wijst de VN op het laag aantal uitgevoerde strafrechterlijke procedures. Is iedereen werkelijk gelijk voor de wet? Men stelt vast dat een groot aantal klachten tegen racisme niet wordt opgevolgd “vooral wat betreft racistische geweldpleging, haatmisdrijven en discriminatie gepleegd door leden van de politiediensten”.(2) Een studie van het Nationaal instituut voor strafrechterlijke statistieken en criminologie toont duidelijk aan dat ons juridisch systeem strenger optreed tegen vreemdelingen dan tegen Belgen. Kort geleden oordeelde het Europees hof voor de rechten van de mens dat “België de Europese conventie voor de rechten van de mens geschonden heeft door haar onmenselijke en vernederende behandeling van asielzoekers”. (3)

Het neoliberalisme

Sinds de jaren ‘90 is men in gans Europa getuige van een opgang van extreem rechtse partijen. De grote verantwoordelijkheid voor de opgang van extreem rechts moet niet gezocht worden bij de kiezers van de armere wijken die voor het Vlaams Belang hebben gestemd, maar bij degenen die via hun beleid wijken lieten verloederen. In zijn boek Het neoliberalisme geeft filosoof Jaap Kruithof heel mooi aan hoe ons neoliberaal economisch systeem bijdraagt tot verrechtsing: “Het gaat over werkloosheid, immobiliënmaffia, discriminatie van vreemdelingen, enz. Over de verwoestende economische rol van megasystemen die het stadscentrum opfleuren met peperdure marmeren gebouwen en de rand laten verkrotten. Ze investeren in nieuwe toeristische gebieden en betere voetbalploegen. Met paupers valt er geen winst te maken, er zijn slechts kosten. Zij gaan op de vlucht voor de miserie want daar is geen profijt.” (4) De wilde markt en de groeiende armoede in de derde wereld en in de multiculturele wijken van de westerse wereldsteden scheppen de voorwaarden waarin extreem rechts kan gedijen. “Etnisch nationalisme en religieus fundamentalisme groeien op de puinhopen die het neoliberalisme her en der achterlaat.” (5)

Door hun onderdanigheid aan de economische megasystemen zijn het de traditionele partijen die op politiek vlak de grote verantwoordelijken zijn. “In het grimmige wereldwijde klimaat van bestaansonzekerheid, werkloosheid en massale migraties groeien agressieve rechtse reacties. Sociale ongelijkheid en verpaupering genereren racisme, etnisch protectionisme (vreemde elementen mogen onze volkseigenheid niet aantasten), fundamentalisme, nationalisme en fascisme.” (6) De fascistische ideologie en ethiek is ons niet onbekend: separatisme in dienst van het eigen volk/de eigen gemeenschap/natie, verwijdering van migranten van ons territorium, inperking van syndicale rechten, afwijzing van homo’s en lesbiennes, abortus en euthanasie en racistische vooroordelen. Omdat geen enkele traditionele partij de groep van slachtoffers van het neoliberalisme reëel wil helpen, slaagt het Vlaams Belang er in de partij te worden van de machtelozen.(7)

Men kan zich terecht afvragen waarom een door het neoliberalisme gecreëerde economische crisis nu eerder in de kaart speelt van extreem-rechts in plaats van extreem-links, of waarom een stijgende bestaansonzekerheid eerder naar verrechtsing dan naar radicaal linkse opstanden leiden. De eeuwige verdeeldheid van radicaal links, zijn onkunde om op enkele uitzonderingen na zijn theorieën om te zetten in concrete politiek speelt hierin ongetwijfeld een rol. Anderzijds zit een deel van het antwoord ook in de veranderde verhoudingen binnen de arbeidersklasse zelf, gestimuleerd door de traditionele politieke krachten of centrumpartijen (Open VLD, CD&V-NVA, Spa-Spirit, Groen!) via hun beleid. Een deel van de arbeiders vandaag denken vaak als ‘lagere middenklassers’ en ‘de kapitalist’ doet het psychologisch dikwijls niet meer als grote vijand van de arbeidersklasse. Men kan zeggen dat de uitbuitende klasse er succesvol in slaagt om de uitgebuite klasse in het uitbuitende (neoliberale) systeem te integreren. Ingewilligde eisen van de werkende klasse kwamen in de geschiedenis steeds neer op een zogenaamd rechtvaardigere verdeling van de producten die het kapitalisme voortbrengt.

Successen van de arbeidersbeweging in de verdelingsstrijd worden op die manier omgebogen naar een systematische integratie in de neoliberale maatschappij, waardoor men er in slaagt de interne klassentegenstellingen binnen het neoliberalisme grotendeels te verdoezelen. En wanneer arbeiders zich identificeren met de belangen van ‘hun bedrijf’ zullen ze in perioden van economische crisis eerder geneigd zijn het bestaande en gekende te verdedigen tegen het vreemde, dat als bedreigend wordt opgevat. Simpele slogans zoals “gastarbeiders buiten” worden dan gemakkelijk aanvaard als mogelijke oplossing voor de bestaande problemen. De mechanismen van de bestaande neoliberale economie worden daarbij niet als oorzaak van de economische wantoestanden begrepen. Men meent dat het voldoende is zijn eigen recht op welvaart (desnoods met geweld tegen alle bedreigde elementen) op te eisen zonder zelf daarvoor iets in de plaats te moeten stellen, maar hierover straks meer.
Een ander element dat ongetwijfeld de verrechtsing van de Belgische werkende klasse in de hand werkt, is de gewijzigde verhouding tussen de noordelijke en de zuidelijke werkende klasse op wereldschaal. Sinds het ontstaan van het neoliberalisme is de fragmentatie tussen en binnen de werkende klasse van de westerse landen en die van de derdewereldlanden nog toegenomen. Grote delen van de werkende klasse uit de geïndustrialiseerde landen worden uit het productieproces uitgesloten doordat bedrijven zich onder druk van de kapitalistische concurrentie verplaatsen naar lageloonlanden. De korte termijnbelangen van de westerse werknemers stroken uiteraard niet automatisch met de belangen van de mensheid in zijn geheel. (8)

De sociaal-psychologische factor

Een strikt sociaal-economische verklaring is echter niet toereikend om verrechtsing te verklaren. Extreem-rechts gaat namelijk ook in economisch betere perioden vooruit, electoraal scoren ze ook bij welgestelde klassen en lang niet iedereen uit de laagste klassen stemt op extreem rechts. Dit dwingt ons om de economische verklaringen aan te vullen met psychologische verklaringen, of wat Wilhelm Reich de ‘karakteranalytische massapsychologie’ noemt. In periodes van verrechtsing doet zich een meer algemene waarde- en attitudeverandering voor bij mensen. Wanneer men de persoonlijkheidsstructuur van de mens onderzoekt in perioden van opgang van extreem rechts, observeert men steeds een massaal om zich heen grijpend gevoel van onveiligheid en bedreiging als eerste uiting van wat Helmut Gaus het ‘autoritaire syndroom’ noemt. Extreem rechts zou gepaard gaan met een proces van wat Sigmund Freud beschreef als ‘regressie’: een terugval in een vroeger ontwikkelingsstadium. Delen van de bevolking die geconfronteerd worden met hoge onzekerheid en angst daarover beginnen als het ware opnieuw op dezelfde wijze te reageren als ze in een vroegere fase van hun ontwikkeling deden.

Dit autoritaire syndroom wordt gekenmerkt door een autoritaire onderwerping of onderdanigheid, autoritaire agressie en morele rigiditeit. Het besef van midden in een hevige en met ondergang dreigende cultuurcrisis te leven is in brede lagen doorgedrongen. Niet toevallig komen dezelfde kenmerken ook voor bij religieus fundamentalisme. De toename van tegenspoed zou dus ook bepaalde psychische mechanismen opdrijven. Een door angst gecreëerd schuldgevoel veroorzaakt een nood aan bestraffing, van zichzelf of van anderen. Wanneer men periodes van opgang van extreem-rechts vergelijkt, merkt men dat dergelijke psychodynamiek ten gevolge van de onzekerheid en angst die samenhangt met economische neergang duidelijk aanwezig waren.(9)

Dit psychisch fenomeen heeft een impact op het politieke en economische bewustzijn en op de wantrouwige, pessimistische en met angst vervulde inschatting van de markt door de bevolking. Vooral de kleinburgerij of middenstand (leiders van kleine bedrijven, kleine handelaars, ambachtslieden en boeren) wordt hierdoor gekarakteriseerd. Het succes van fascistische partijen in het verleden (1890, 1930, 1990) werd naast de steun van het grootkapitaal vooral mogelijk gemaakt dankzij de middenstandsmassabeweging. Dit valt te verklaren uit het feit dat deze klasse samen met het grootkapitaal tracht te verhinderen dat de economische crisis zal leiden tot een omwenteling van de maatschappij of een sociale revolutie, die in haar nadeel speelt. De concentratie van kapitaal in functie van de goedkoper en rationeler werkende grootindustrie maakt van de kleine ondernemers ook onder het neoliberalisme een bijzonder kwetsbare groep. Men merkt ook dat de fascistische bewegingen in het verleden onder andere voor een aaneensluiting zorgden van het kleinburgerdom. Niet enkel de kleinburgerij, maar ook een geëvolueerde groep binnen de arbeidersklasse neigt tot een sterkere identificatie met de autoriteit, met de eigen onderneming, met de staat of de natie.

Massamedia en showbizz spelen vandaag de dag een bijzonder functionele rol in het stimuleren van deze identificatie. In een linkse visie wordt de arbeider uitgenodigd om zich te ontdoen van een slaafse mentaliteit waarin hij zichzelf minderwaardig acht. Deze mentaliteit verbiedt hem namelijk zijn lot te vergelijken met dat van de burgerij.  Zo’n vergelijking zou hem er immers wel eens toe kunnen brengen, zelfverzekerd de herverdeling van de rijkdom op te eisen. Voor de linkerzijde komt het erop aan dat arbeiders zich met hun gelijken identificeren: loontrekkers of werklozen van binnen- en buitenland waarmee ze solidair zijn. Rechts (en bij uitbreiding extreemrechts) draait dit schema volledig om: in het rechtse model identificeert de arbeider zich met de rijken en vergelijkt hij zich met diegenen wiens levensvoorwaarden hij deelt. Migranten en werklozen zijn dan profiteurs, maar hijzelf niet. Op die manier wordt zijn wrokgevoel handig afgeleid van zijn legitiem doel en komt hij in een vicieuze cirkel terecht: hoe meer zijn levensvoorwaarden verslechteren, hoe meer hij zal stemmen voor een politiek die zijn situatie beschadigd.

Het idee van ‘the American dream’, dat ook in onze cultuur steeds meer aanwezig is, en waarbij mensen die individueel succes bereikt hebben systematisch de revue passeren, is een mooi voorbeeld van de manier waarop dit model omgedraaid wordt. De massamedia leren de arbeider als het ware om strikt individuele hoop na te streven. In plaats van zicht te verenigen met lotgenoten om het gemeenschappelijk lot te verbeteren, worden lotgenoten juist gezien als een obstakel voor het bereiken van een individuele ‘succes story’, zoals dat klein groepje filmacteurs, muzikanten, mannequins en van niets vertrokken ondernemers hebben kunnen waarmaken. Dit zijn namelijk de figuren aan wie de media systematisch het woord geven, zodat ze uitgebreid kunnen uitleggen hoe ze ‘ontdekt’ werden; hoe ze volhardend zijn blijven doorbijten ondanks de hopeloze beginsituatie, hoe ze met hun roem en bereikte financiële welstand leven. (10)

De razzia’s waarbij in heel Italië op 15 mei 2008 383 mensen, waaronder 268 migranten werden opgepakt, en de gewelddadige aanvallen tegen Romazigeuners die er de dagen voordien in Napels aan voorafgingen, zijn een mooi voorbeeld van dit fenomeen. In de Standaard van 16 mei leest men het volgende: “De gebeurtenissen in Napels passen in een steeds vijandiger klimaat in heel Italië. Een belangrijk deel van de bevolking voelt zich onbeschermd tegen criminaliteit en wijst daarvoor steeds vaker illegale immigranten met de vinger. Dat de criminaliteit in Italië door illegale immigratie zou zijn toegenomen, is niet bewezen. Maar de politiek, zowel de rechtse meerderheid als de linkse oppositie, maakt gebruik van die negatieve perceptie. La Repubblica publiceerde gisteren de onthutsende resultaten van een opiniepeiling. Zeventig procent van de ondervraagden noemt het probleem met de Roma-zigeuners en de clandestienen een topprioriteit, en ziet onmiddellijke repatriëring als enige oplossing. Minstens drie op de tien hebben schrik van de 'nomaden', zoals de Roma in Italië worden genoemd. Dat is twee keer zoveel als de angst tegenover illegalen in het algemeen. Dat de 'nomaden' ook in Italië zouden kunnen integreren, gelooft slechts 27 procent.” (11)

In hetzelfde artikel wordt een medewerker van Artsen Zonder Grenzen aan het woord gelaten over de voorstellen voor een strenger immigratiebeleid van minister van binnenlandse zaken in de nieuwe regering-Berlusconi, Roberto Maroni: “Clandestiene immigratie kan een misdrijf worden, waarop tot vier jaar cel staat. Maroni wil ook de periode verlengen waarin illegalen in gesloten opvangcentra kunnen worden vastgehouden. De toestand in die opvangcentra is erbarmelijk, zelfs voor een kort verblijf. Nadat wij de toestanden in de opvangcentra aan de kaak hadden gesteld, is ons team acht maanden de toegang tot Lampedusa (het eilandje voor de kust van Sicilië, waar de bootvluchtelingen arriveren, red.) geweigerd.” (12) Een mogelijk oorzakelijk verband tussen de berichtgeving in de media en het groeiend gevoel van xenofobie bij een groot deel van de bevolking is in een land waar de premier een monopolie heeft over 90% van de Italiaanse media mijns inziens op z’n minst het vernoemen waard. Door de wetten die het mediastelsel in 2004 grondig hervormden en de monopoliepositie van Berlusconi fors versterkten, belandde Italië op de 77ste plaats qua persvrijheid. Zowel Reporters Zonder Grenzen als de Internationale Federatie van Journalisten  menen dat de tegenstrijdige belangen van premier en mediamagnaat Berlusconi de diversiteit van de berichtgeving bedreigen.

De dialectiek van Kondratieff’s lange golf

Wanneer men de opkomst en het verval van extreem rechts onderwerpt aan een historische vergelijking stuiten we tenslotte ook op een periodisering, een indeling in historische fasen die overeen stemt met bepaalde perioden die door de Russische economist en statisticus N. Kondratieff in de economische evolutie werden vastgesteld. Kondratieff meende in het economische proces lange golven te kunnen onderkennen, op grond van statistische gegevens. Een lange golf omvat telkens ongeveer twee generaties van 25 jaar waardoor sinds het midden van de negentiende eeuw de toppen exact een halve eeuw uit elkaar liggen. De volgende top zou zich rond 2020 situeren.

De lange golf van Kondratieff toont aan dat de dalfase van een lange golf met een recessie- en depressieklimaat gepaard gaat, en -met bloei van extreem-rechts, ingebed in een algemeen pessimistisch klimaat. Kenmerkend voor zulke periodes is de existentiële onzekerheid. Emotionaliteit komt sterk op de voorgrond te staan, net als twijfel over het belang van de rede, redelijkheid en realiteit. Familiebanden winnen weer aan belang, geschiedenis, nationalisme en andere roots bieden terug houvast. De toenemende emotionaliteit en twijfel aan de rationaliteit brengen astrologie, sekten, hiernamaalsverschijnselen, en andere vormen van irrationaliteit telkens weer op de proppen. Het recessie- en depressieklimaat veroorzaakt politieke reacties die trekken vertonen van het autoritaire syndroom dat we hierboven beschreven, met onder meer bij vele mensen de vraag naar een meer radicaal en drastisch optreden van de overheid, enz...(13)

H. Gaus wijst ook op het feit dat alleen tijdens de dalfasen van de lange golven autoritaire attitudes zijn uitgegroeid tot extreemrechtse antisemitische en xenofobe partijen. En het is verder ook alleen in diezelfde perioden dat de maatschappij in haar geheel gekenmerkt wordt door een versombering van het algemene klimaat, van de mentaliteit en de waarden. H. Gaus: “De dalfasen van de lange golf moeten daarom aanzien worden als politiek perioden, maar bij uitbreiding ook als cultuurperioden, waarin de receptiviteit voor gevarenberichten, berichten over onveiligheid, en zelfs calamiteitenberichten het grootst is.” (14)

Gerenommeerde economen geven toe niet te weten wat precies de omslag aan de toppen of in de dalfasen veroorzaakt. Studies rond de oorzaken van deze economische omslagen beperkten zich vooral tot factoren binnen het economische proces zelf. Een lang aanhoudende economische recessie die gevolgd wordt door een depressie zou dan de verandering van de ideologische bovenbouw beïnvloeden. Zich baserend op onderzoek van John Mills en John Stuart Mill uit 1997, duidt H. Gaus op het feit dat een gebrek aan consensus over een economische, endogene verklaring van de lange golven het vermoeden van een exogene (mentale, psychische) oorzaak nochtans zou moeten aanwakkeren. Het antwoord zou dan moeten worden gezocht in de eigen dialectische psychodynamiek van de maatschappelijke evolutie, waarbij optimistische perioden van ongeveer 25 jaar zouden omslaan in perioden van toenemend pessimisme, of angst. (15)

Bij wijze van conclusie

Men kan moeilijk ontkennen dat een grote oorzaak van verrechtsing te vinden is op sociaal-economisch vlak. Het binnen de perken houden van de uitwassen van de kapitalistische misgroei volgens de zelfregulerende mechanismen van de markt blijkt een mislukking te zijn. “Als op dat terrein geen grote inspanningen worden geleverd, hebben we geen verweer tegen de voortschrijdende fascisering. Een krachtig antwoord voor de uitdagingen van het Vlaams [Belang] vergt onder meer stevige renovatieplannen voor de grote steden. Om de wantoestanden weg te werken zijn tienjarenplannen nodig. Krotten moeten worden opgeruimd, leefbare woningen gerepareerd, sociale woningbouw is een must. De werkgelegenheid en de werkzekerheid moet snel stijgen en er zijn nieuwe scholen, ziekenhuizen, speelpleinen, groenvoorzieningen nodig.[…] [Het gaat om zeer concrete problemen zoals] lekkende goten, instortende plafonds, gestolen fietsen, verwaarloosde kinderen, spijbelende scholieren, diefstallen op straat, onveiligheid ’s nachts. Het gaat over de kwalijke gevolgen van het neoliberalisme.”(16)

Hoewel het sociaal-economische mijns inziens als de belangrijkste oorzaak moet beschouwd worden, mag men zich niet beperken tot een overdreven deterministische analyse van het probleem. Het is noodzakelijk deze analyses te verrijken met onderzoek over massapsychologie en over de functie van de ideologie in de tendens tot verrechtsing. Indien men effectief wil strijden tegen extreemrechts zal men de angst die hieraan ten grondslag ligt moeten afbouwen. Maar enkel onderzoek van economische elementen, gecombineerd met met psychologische oorzaken kunnen ons helpen begrijpen hoe en waarom mensen deze angst ontwikkelen. Hoewel H. Gaus er de effectiviteit van betwijfelt maakt hij volgende conclusie: “Bij extreem rechtse gedragingen gaat het dan om een psychische dispositie die bij de betrokkenen moet dienen om een fundamentele onzekerheid en angst de baas te kunnen. Deze illegitieme gedragingen zijn functioneel ten opzichte van achterliggende noden en behoeften. De oplossing ligt dan ook theoretisch voor de hand: het verwijderen van het gevoel van onzekerheid en angst dat deze illegitieme gedragingen veroorzaakt, en ook aan de basis ligt van andere mechanismen, zoals de omzetting van angsten in vrees,[...]” (17)

Economische achteruitgang is ongetwijfeld een grote bron van angst en onzekerheid bij vele mensen. Als men de redenering die Gaus in zijn conclusie maakt, doortrekt, dan kan men het gevoel van angst en onzekerheid misschien niet volledig manipuleren (wat Gaus ook onmogelijk acht) maar op zijn minst stek terugdringen door deze economische situatie te veranderen. Maar om deze sociaal-economische hervormingen te bekomen zullen mensen hun lotsverbetering ook bewust in eigen handen moeten nemen. Dreigende milieucatastrofes, verregaande verpaupering van derdewereldlanden en oorlogsomstandigheden verplichten de mensen om dit te doen, al is het maar uit zelfbehoud. Dit feit wordt door de geschiedenis duidelijk aangetoond, net als het feit dat deze maatregelen zullen moeten worden afgedwongen van de heersende klasse.

Concreet houdt dit bewustzijnsoffensief in dat mensen zich moeten realiseren dat het neoliberale productieproces voldoet aan bepaalde sociale productieverhoudingen; dat deze sociale productieverhoudingen tussen mensen die een bepaalde positie innemen in de productie afhangen van hun relatie tot de productiemiddelen en onafhankelijk van hun wil tot stand komt; dat deze verhoudingen onder het neoliberale productieproces conflictgeladen zijn en dat alleen al daarom het conflict op dat vlak moet aanvaard en aangegaan worden. Verrechtsing neemt juist plaats omdat mensen deze lastige taak ontvluchten door een valse harmonie te aanvaarden. Conflicten op economisch, ecologisch, politiek en individueel-menselijk vlak behoren namelijk noodzakelijk tot het menselijke bestaan. Deze filosofische visie wordt door Guy Quintelier mooi verwoord: “wie harmonie idealiseert, veroorzaakt wantoestanden”. Zolang mensen zich dus laten verleiden door toegevingen die de schijn van een relatieve welvaart ophouden; zolang de westerse werkende klasse voor een groter en gemakkelijker verdiend deel van de welvaartskoek, en op het eerste gezicht een comfortabeler leven zijn grieven deels inslikt en zolang de werkende klasse uit de derdewereld gevangen blijft binnen religies die heil voorspellen wanneer men zijn aards lot gelaten aanvaardt, zal een werkelijke verdringing van extreem rechts mislukken.


1 DE REDACTIE (2008) ‘Onderzoek tegen Blood and Honour’ [WWW]. VRT Nieuws: [21.05.2008]
2 ’T UILEKOT VZW (2008) ‘VN-Rapport wonen: VLD in gat gebeten’ [WWW]. vzw ’t Uilekot: [21.05.2008]
3 ALTER ECHOS (2008) ‘L'ONU n'épingle pas que le Wooncode’ [WWW]. Alter Echos: [21.05.2008]
4 KRUITHOF, J., Het neoliberalisme, Berchem, EPO vzw, 2000, p 252.
5 ibid. 254.
6 ibid.
7 ibid. 419.
8 QUINTELIER, G., Communisme en Conflict, Brussel, IMAVO vzw, 1997, p 20-21, 25, 35.
9 GAUS, H., Opgang en verval van extreem-rechts, Gent, Academia Press, 2004, p 46.
10 CHOLLET, M., ‘L’art de faire rêver les pauvres’, Le Monde diplomatique, 55(2008), 3.
11 ROOX, I., ‘Italië pakt illegalen keihard aan’, De Standaard, 85(2008), 16.
12 ibid.
13 GAUS, H., Opgang en verval van extreem-rechts, Gent, Academia Press, 2004, p 55-61.
14 ibid.
15 ibid.
16 KRUITHOF, J., Het neoliberalisme, Berchem, EPO vzw, 2000, p 253, 254.
17 GAUS, H., Opgang en verval van extreem-rechts, Gent, Academia Press, 2004, p 77.

Naar boven