Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

De Sloveense uitzondering PDF Print Email
Geschreven door Catherine Samary op donderdag, 11 juli 2013
Over Slovenië, lid van de Europese Unie sinds 2004 en van de eurozone sinds 2007, wordt gespeculeerd dat het na Cyprus de volgende zwakke schakel zal zijn in de eurocrisis. In werkelijkheid wordt de crisis gebruikt om een einde te maken aan sterk sociaal verzet en een nieuwe reeks privatiseringen en bezuinigingen door te drukken.  

 

De Sloveense economie ging in 2009 door een zware recessie en kromp acht procent. In 2012 volgde opnieuw een dip toen de economie met 2,5 procent kromp. De kleine voormalige Joegoslavische republiek met twee miljoen inwoners is zwaar getroffen door de uitbraak van de crisis in 2008 en de daaropvolgende eurocrisis. De werkeloosheid is meer dan 11 procent en Sloveniwerd ook geraakt door het barsten van een bubbel in de onroerendgoedsector, vergelijkbaar met Spanje of meer naar het oosten Hongarije, Kroatië en Montenegro, en door internationale speculatie met 'giftige schuldpapieren'. Staatssteun aan noodlijdende banken en bedrijven heeft sinds 2009 jaarlijks de publieke schuld met zo'n zes procent van het Bruto Binnenlands Product verhoogd. Toch blijft deze schuld binnen de EU normen. Maar met het argument dat een regering slechts leningen zou mogen aangaan om te investeren, en niet om huidige uitgaven te bekostigen, worden de pensioenen gekort en de arbeidsmarkt geliberaliseerd, met als doelstelling om in 2015 het tekort verlaagd te hebben tot minder dan 0,5 procent van het huidige BNP.

 

IMF-recept

 

Volgens het Internationaal Monetair Fonds is de situatie in Slovenië alarmerend' en dreigt het land in een 'neerwaartse spiraal' terecht te komen tenzij er harder bezuinigd wordt... Volgens het IMF heeft de crisis in Slovenië drie componenten: de banken staan 'onder zware druk', bedrijven hebben te hoge schulden en de staat zou het tekort omhoog laten schieten. Er zit een element van waarheid in de diagnose van het IMF. De staat is grootste aandeelhouder van de drie grootste banken in het land en sinds 2009 wordt het voor steeds meer leningen die zij hebben uitgegeven onzeker of deze ooit terugbetaald worden. Waar in 2009 nog zes procent van hun krediet risico liep, is dit nu meer dan 20 procent. Een derde van de bedrijven zou te diep in de schulden steken om nog gered te kunnen worden. Het IMF schat dat het land in 2013 drie miljard euro, oftewel negen procent van het BNP, nodig heeft. Een derde hiervan zou gebruikt moeten worden om de banken te steunen. 

 

Het IMF dringt er op aan dat de bezuinigen verder verdiept worden en dat nieuwe organen, geleid door zogenaamd 'onafhankelijke' experts, hierop toe moeten zien. Het IMF maakt zich zorgen over het 'slechte gebruik van publieke fondsen' en een 'foute opvatting van het nationaal belang die ertoe leidt dat men vijandig staat tegenover verkoop van activa aan het buitenland'. Privatiseringen zouden daarom niet alleen nodig zijn om het tekort te verlagen en meer steun te geven aan banken en bedrijven maar ook om een 'belangrijk signaal te geven aan internationale investeerders'. De eerste prioriteit is volgens het IMF het verder openen van het land voor internationaal kapitaal, de tweede is om de EU bezuinigingsagenda door te voeren; privatiseringen, korten op sociale voorzieningen en loonsverlagingen zouden het land weer 'competitief' moeten maken.

 

De nieuwe Sloveense premier, Alenka Bratušek van de sociaal-liberale partij Pozitivna Slovenija (Positief Sloveni, wijst elke vergelijking met Cyprus van de hand; de Sloveense bankensector is niet buitenproportioneel groot en het land is geen belastingparadijs. In tegendeel, sinds de recente onafhankelijkheid legde het land de circulatie van kapitaal relatief sterke beperkingen op. In de ogen van financile instituten betekende dit echter dat het land nog niet volledig 'gemoderniseerd' is en het Internationaal Monetair Fonds dringt er nu dus op aan dat het land verdere economische liberalisering doorvoert. De werkelijke inzet van de huidige crisis is deze: zullen de sociale bewegingen en hun bondgenoten, die in de winter van 2012 massaal de straat opgingen, erin slagen de banken, bedrijven en staat hun wil op te leggen? Of zal de neoliberale bezuinigingsagenda van de trojka doorgedrukt worden?

 

Wortels van Sloveens verzet

 

Sinds de onafhankelijkheid in 1991 heeft rechts er alles aan gedaan om de overblijfselen van arbeiderscontrole in de economie te vernietigen en het spook van de Joegoslavische revolutie uit te bannen met Sloveens nationalisme. Maar veel Slovenen profiteerden van de sociale voorzieningen van het oude Joegoslavië en de Sloveense staat kreeg oorspronkelijk vorm als deel van de federale republiek Joegoslavië. Het systeem van arbeiderscontrole was economisch efficint en het nieuwe Slovenië erfde een landelijke gezondheidszorg en een goed opgeleide bevolking. Vijftien jaar lang werd Slovenië geregeerd door centrumlinkse regeringen die gevoelig waren voor de eis de sociale voorzieningen te behouden.

 

Dat de sociale voorzieningen nog relatief intact waren was in de eerste plaats een verdienste van de sociale bewegingen die ze verdedigden. De politieke partijen kunnen hier weinig krediet voor claimen; zoals veel van hun geestverwanten hebben de voormalige communisten zicht ontpopt tot sociaal-liberalen en zij hebben het land de NAVO en de EU ingeleid. Fraude en corruptie hielpen om hun machtspositie te versterken. De centrumlinkse regeringen hebben met kleine stappen neoliberale hervormingen doorgevoerd, ook al gaven zij op specifieke punten soms toe aan protest van onderop. Geen enkele politieke partij kan claimen deze bewegingen te vertegenwoordigen. De Sloveense vakbeweging was de werkelijke ruggengraat van het sociale verzet. 

 

Meteen in 1991 creerden de oude vakbonden een nieuwe vakcentrale, de Confederatie van Vrije Vakbonden (ZSSS) en begonnen  sociaal verzet te organiseren. De vakbonden organiseerden verschillende algemene stakingen en grote betogingen met tienduizenden deelnemers dit in een land van 2 miljoen mensen, in een hoofdstad met 350.000 inwoners. Sinds de vroege jaren negentig kregen structuren voor collectief overleg tussen bonden, werkgevers en regering vorm en kwam er ruimte voor belangrijke democratische regelingen. Het parlement moet bijvoorbeeld elk wetsvoorstel dat met minstens 5000 handtekeningen wordt aangeboden behandelen en het is verplicht een referendum te organiseren als minstens 40.000 stemgerechtigden hier om vragen. De bonden zijn tot op de dag van vandaag niet alleen actief in de formele overlegstructuren maar ook zichtbaar in de maatschappij, door betogingen en door het organiseren van (succesvolle) referenda tegen impopulaire bezuinigingen.

 

Met andere woorden, al lang voordat eind 2012 de massale betogingen in het kader van  van de voortdurende eurocrisis internationaal de aandacht trokken, was het verzet tegen het neoliberalisme in Slovenië buitengewoon sterk. Als we Slovenië vergelijken met andere landen in het voormalige Oostblok is het  contrast erg sterk.  De afbraak van de pensioenen werd gestopt, een plan voor het invoeren van een 'flat-tax' verdween in de prullenbak, het loonniveau werd behouden en flexibel e arbeid tegengegaan. In tegenstelling tot andere landen in het voormalige Oostblok ontwikkelde Slovenië niet een economisch beleid gebaseerd op lage lonen en lage belastingen op kapitaal. Tegen de neoliberale dogma's in wees de voormalige minister van economische zaken Jože Mensiger op het onzekere karakter van een economisch beleid dat vooral gericht is op het aantrekken van buitenlandse investeringen en op de noodzaak van controle over de grote kapitaalstromen. 

 

Slovenië kende een sterke en regelmatige economische groei en naderde het Europese gemiddelde, met  groeicijfers die een stuk hoger lagen dan in andere nieuwe oostelijke EU-lidstaten. En dit 'ondanks' relatief hoge salarissen en een lager aandeel van buitenlandse investeringen in het BNP. In zekere zin is Slovenië een tegen-model, laat het een alternatief zien voor het crisisbeleid zoals dat in andere Oost-Europese landen is doorgevoerd. Dit maakt het voor de trojka nog belangrijker om nu een definitief einde te maken aan de 'Sloveense uitzondering'.

 

Naast de traditionele, door de vakbonden gedragen, bewegingen is een nieuwe, op jongeren gerichte radicale beweging gegroeid. In 1998 werd de 'Workers and Punks University' opgezet als een alternatief voor 'de doodse stilte van het intellectuele leven in Slovenië. De WPU organiseert seminars genspireerd door marxisme en de herinnering aan de vormen van arbeiderscontrole in het oude Joegoslavië. Sinds het uitbreken van de crisis zijn er verschillende internationale bijeenkomsten georganiseerd om deze ervaringen te analyseren en het verzet tegen de bezuinigen internationaal te verbinden. Zo wordt er samengewerkt met het 'Subversive Festival' in Zagreb, Kroatië. Dit is een jaarlijks evenement met honderden deelnemers, voornamelijk jongeren, met filmvertoningen, debatten tussen internationale linkse kopstukken en allerlei praktische workshops. De crisis in Griekenland heeft een directe impact op de Balkan en activisten van het radicaal-linkse Griekse Syriza nemen deel aan de bijeenkomsten in Slovenië en Kroatië. Wat de verschillende bijeenkomsten verbindt is het streven naar een ander Europa dat de achterstelling van de landen aan de Europese periferie recht zou zetten. 

 

De crisis wordt gebruikt om Slovenië steeds meer in een 'normaal' Europees land met een neoliberaal beleid te veranderen. Maar de bewegingen tegen deze internationale crisis beginnen in deze regio ook samen te komen in coalitie van radicale jongeren en vakbonden. Het kleine Slovenië heeft zo een sleutelrol  in het mogelijk maken van een ander Europa.

 

Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos.


Naar boven