Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Grote problemen voor de Amerikanen. Irak na Saddam: Interview met Robert Soeterik. PDF Print Email
Geschreven door Arthur Bruls en Peter Drucker op maandag, 07 april 2003

De Amerikaanse regering verklaart dat ze oorlog voert om na de val van Saddam Hoessein te werken aan de opbouw van een democratisch Irak. Maar welke politieke plannen maken Irakezen op dit moment zelf en in hoeverre zijn die verenigbaar met de plannen van de Amerikanen. Om een antwoord op deze vragen te krijgen spraken Arthur Bruls en Peter Drucker met Robert Soeterik, die verbonden is aan Middle East Research Associates (MERA) te Amsterdam.

Robert Soeterik raakte eind jaren zeventig geïnteresseerd in Irak. In 1980 bezocht hij voor het eerst Irak en korte tijd later deed hij antropologisch onderzoek in Iran onder door het regime van Saddam Hoessein massaal gedeporteerde sjiietische Arabieren. In de jaren negentig verbleef hij langere periodes in het Koerdische deel van Irak.

Arthur Bruls: Het is een open deur om te zeggen dat het regime van Saddam Hoessein een buitengewoon wreed regime is. Maar hoe verklaar je dat?

Aan deze vraag gaat een andere vooraf, namelijk wat de oorzaak is van het structurele politieke geweld in Irak, waarvan al voor Saddam Hoessein sprake was. In feite is Irak een kunstmatige staatkundige eenheid. Na de nederlaag van het Turks-Osmaanse Rijk in de Eerste Wereldoorlog werd het oostelijk deel van de Arabische wereld door de Engelsen en de Fransen bezet, die het vervolgens onder elkaar verdeelden. Zo werd de voormalige Turks-Osmaanse provincie Bagdad, die voornamelijk door soennitische Arabieren werd bewoond, samengevoegd met de provincies Basra, waar overwegend sjiietische Arabieren woonden, en Mosoel, overwegend bewoond door (soennitische) Koerden. Dit werd het Britse mandaatgebied (kolonie) Irak. Soennitische Arabieren maken, net als de Koerden, ongeveer twintig procent van de bevolking van Irak uit. Sjiietische Arabieren vormen met zestig procent de overgrote meerderheid. Daarnaast zijn er nog minderheden van (christelijke) Assyriërs en (overwegend soennitische) Turkmenen. De sjiietisch-Arabische meerderheid is altijd sterk achtergesteld geweest. De Engelsen hebben in Irak de macht in handen gelegd van de soennitisch-Arabische minderheid, waarvan leden al in het (soennitische) Turks-Osmaanse Rijk functies in het leger en in het bestuursapparaat hadden bekleed. Die soennitisch-Arabische minderheid heeft sindsdien met behulp van een sterke centrale staat de macht in handen weten te houden ten koste van een ruime meerderheid van sjiieten en Koerden. Dit is de kern van het structurele politieke geweld in Irak.

Dat Irak onder Saddam Hoessein begonnen is met de aanmaak van niet-conventionele wapens als gifgas, vindt zijn oorsprong in de strijd van de centrale staat tegen opstandige bevolkingsgroepen. In het begin van de jaren negentig sprak ik in Koerdistan met een Koerdische officier. Hij vertelde dat in 1974, toen de Koerden opnieuw tegen de centrale regering in opstand waren gekomen, een militaire afgezant uit Bagdad naar het Koerdische hoofdkwartier was gereisd om de Koerdische leiding te waarschuwen dat de regering chemische wapens zou gaan inzetten tegen de Koerden. Tot dan toe waren de bergen altijd de beste vrienden van de Koerden geweest, omdat conventionele legers er weinig konden uitrichten. De Koerden kwamen snel tot de conclusie dat de bergen tegen chemische wapens geen bescherming boden – integendeel. Volgens mij verklaart dit waarom de Koerdische leiding - tot veler verbazing – plotseling heeft afgezien van voortzetting van de confrontatie met het regime in Bagdad en naar Iran is uitgeweken.

Peter Drucker: Betekent dat ook dat ieder bewind dat Irak als eenheidsstaat in stand wil houden, de beschikking moet hebben over die chemische en andere niet-conventionele wapens?

Als de sjiietisch-Arabische meerderheid achtergesteld blijft, als de Koerden geen zelfbestuur krijgen in een gedecentraliseerd Irak en als er na de eventuele val van het regime van Saddam Hoessein alleen aan de top wordt gezuiverd, dan is de logica van de situatie dat verzet van sjiietische Arabieren en van Koerden er slechts onder gehouden kan worden door te grijpen naar niet-conventionele wapens. En omgekeerd kun je zeggen dat als Irak een regering krijgt waarin alle bevolkingsgroepen zijn vertegenwoordigd, de behoefte aan zo’n gigantisch repressief apparaat ophoudt te bestaan. Wie geen oog heeft voor de onderdrukking van de Koerdische en de sjiietisch-Arabische meerderheid door de soennitisch-Arabische minderheid, zal niets van de Iraakse politiek begrijpen.

AB: Welke rol speelt het verzet van die bevolkingsgroepen tegen de onderdrukking door de soennitisch-Arabische minderheid in het ontstaan van verschillende politieke stromingen?

De eerste jaren van haar bestaan was de Ba’ath-Partij een echte tegenbeweging, waarvan de politieke leiding in handen was van sjiietische Arabieren. Dat gold eind jaren vijftig eveneens voor de sterke communistische beweging. In 1958 is de gehate monarchie door een groep officieren onder leiding van Abd el-Karim Qasim, na een periode van groeiende binnenlandse onrust, omver geworpen. Daarmee kwam er tevens een eind aan de macht van de stedelijke politieke elite, die plaats moest maken voor een jonge nieuwe elite met een rurale achtergrond. Landhervormingen werden in het vooruitzicht gesteld en er werden beloftes aan de Koerden gedaan. In de praktijk zouden de zaken evenwel moeizaam verlopen. In 1963 maakte een groep officieren van de Ba’ath-Partij - de sjiietisch-Arabische leiding was toen al van het toneel verdwenen - een eind aan de hoop op een ander Irak. Een waar bloedbad onder communisten volgde. Naar men zegt werden hun namen door agenten van de Britse geheime dienst verstrekt.

Uiteindelijk wisten de Ba’athistische machthebbers zich niet te handhaven. Vijf jaar later, in 1968, komen zij door middel van een staatsgreep terug, hetgeen het begin inluidde van het regime van Saddam Hoessein. Het is van belang om te weten dat die Ba’ath-Partij niet langer een politieke partij is met wortels in de bevolking. Het is verworden tot een instrument van de machthebbers, een organisatie waarvan je lid moet zijn om in aanmerking te kunnen komen voor bepaalde banen. In Irak is geen partij aan de macht, maar heeft een politiek maffia, waarvan Saddam Hoessein de spil vormt, zich meester gemaakt van het staatsmacht. Zij steunt voorts op soennitisch-Arabische stammen die - net als de stam waartoe Saddam Hoessein behoort – woonachtig zijn in het gebied ten noordwesten van Bagdad. De ooit zo sterke communistische beweging is als gevolg van repressie en gemaakte fouten sterk verzwakt, maar is nog altijd actief – ondergronds in Irak, bovengronds in Iraaks-Koerdistan. De in de jaren zestig opgekomen (sjiietische) Islamitische Beweging is inmiddels ook gedecimeerd, maar nog altijd actief in Irak.

AB: De opkomst van de sjiietische islamisten was dus nog ver voor in Iran een islamitische republiek gevestigd werd?

Ja, de Islamitische Beweging is ontstaan aan het eind van de jaren vijftig, toen de sjiietische geestelijken tot hun schrik vaststelden dat hun eigen zonen lid werden de communistische beweging. Dit spoorde hen aan om een politiek alternatief te formuleren. Het gaat hier om een authentieke Iraakse beweging, niet een creatie van Iran.

PD: Wat betekent die geschiedenis voor de manier waarop de Iraakse oppositie er nu uitziet?

Over de Iraakse georganiseerde oppositie valt veel te zeggen. Bij lezingen in het land valt het mij op dat veel mensen doen alsof de oppositie niets voorstelt, dat zij louter zou bestaan uit ballingen die niet langer wortels in Irak hebben, of dat zij een creatie van de Amerikanen is. Naar mijn mening onderschat ook de anti-oorlogsbeweging het belang van de georganiseerde oppositie. In ‘Vrij Koerdistan’ zijn de Democratische Partij van Koerdistan (KDP) en de Patriottische Unie van Koerdistan (PUK) in 1992 in vrije verkiezingen als de twee grootste partijen uit de bus gekomen. Voorts kunnen sjiietische geestelijken die vanuit ballingschap leiding geven aan de Hoge Raad voor de Islamitische Revolutie in Irak (SCIRI)- naar velen aannemen - bogen op een aanzienlijke aanhang, hoewel zij nooit in de gelegenheid zijn geweest om dit via de stembus te bewijzen. En ook voor de communistische beweging bestaat nog altijd een zekere aanhang.

Inmiddels hebben de belangrijkste segmenten van de georganiseerde oppositie zich achter een Amerikaanse aanval op Irak geschaard. De communisten en ook de sjiietisch-islamitische Hizb al Da’awa zijn evenwel tegen. Na de val van het regime van Saddam Hoessein kan de onderlinge kloof snel minder worden. Want niemand heeft veel vertrouwen in de Verenigde Staten. In gesprekken geven leden van de oppositie snel toe dat ze de bedoelingen van de Amerikanen wantrouwen. Ze kennen de staat van dienst van de Verenigde Staten - in de rest van de wereld en in het bijzonder in het Midden-Oosten. Pure wanhoop heeft de Iraakse oppositie in de armen van de Amerikanen gedreven. Kost wat kost wil men het regime van Saddam Hoessein ten val gebracht zien worden. Op eigen kracht heeft men dit niet weten te bewerkstelligen.

Tegelijkertijd moet je aan kunnen geven wat je na de val van Saddam Hoessein wil. Zoals gezegd is Irak wel een staat, maar als gevolg van het structurele politieke geweld nooit een natiestaat geworden. De internationale gemeenschap accepteert desalniettemin niet dat Irak als staat uiteen valt. De Turken willen geen onafhankelijke Koerdische entiteit, de Saoedi’s geen sjiietische entiteit met mogelijk nauwe banden met Iran. Irak wordt gerekend tot de (soennitische) Arabische wereld en die wil niet dat deze nog meer verdeeld raakt. Discussies over een post-Saddam Hoessein Irak zijn binnen de oppositie altijd heel moeizaam verlopen. Dat is tegen de achtergrond van het structurele politieke geweld ook niet verwonderlijk. Over en weer zijn diepe wonden geslagen. Onderling vertrouwen moet opgebouwd worden. Men praat vooral in termen van garanties. De Koerden bijvoorbeeld willen de garantie dat ze uit de directe greep blijven van de centrale staat. Zij willen dat Irak een federale structuur krijgt. De sjiietische Arabieren willen zeker weten dat zij een aandeel in de macht krijgen, dat overeenstemt met hun getalsmatige omvang. En de soennitische Arabieren willen de garantie dat zij vervolgens niet platgedrukt worden door de Koerdische en sjiietisch-Arabische bevolkingsgroepen. Wat mij als waarnemer van de Irakese oppositie evenwel opvalt, is dat men voor het eerst bereid is elkaar die garanties te geven. Men is het inmiddels over méér eens dan dat men van Saddams regime af wil. Het besef dat er grote problemen komen met de Koerden als men geen ernst maakt met een federaal Irak, is doorgedrongen. En als men de politieke aspiraties van de sjiietische Arabieren negeert idem dito.

Tegelijkertijd blijft er het wantrouwen ten aanzien van de plannen van de Amerikanen. Dat die nu aan Turkije toestemming hebben gegeven om bij een oorlog Iraaks-Koerdistan binnen te trekken, heeft dit wantrouwen alleen maar versterkt. De Koerden zijn zich de laatste weken militair gaan voorbereiden op een Turkse invasie. Niet alleen zijn zij geschokt over het feit dat de Amerikanen eerder gedane beloftes verbreken. De plannen om na een Amerikaanse overwinning een militaire gouverneur te benoemen en de oppositie in een rol van adviseur te dringen is eveneens zeer slecht gevallen.

PD: Wordt er ook een discussie gevoerd over de economische plannen van de Amerikanen?

Mijn indruk is dat men zich daarmee momenteel niet zo bezighoudt. Wat de bevolking van Irak vooral wil is een einde aan de repressie en brood op de plank. Maar als een door de Amerikanen geïntroduceerd politiek en economische model in de weg gaat staan, dan zal de ontevredenheid ongetwijfeld snel groeien. Dat verzet zou alle bevolkingsgroepen wel eens kunnen verenigen. Het is ironisch dat juist in het gezamenlijke verzet tegen de Amerikanen, het proces van natievorming in Irak zou kunnen bespoedigen.

Inmiddels heeft men in kringen van de georganiseerde Iraakse oppositie moeten constateren dat men door de Amerikanen niet serieus wordt genomen. Dat zal de Amerikanen gaan opbreken. Sowieso valt te verwachten dat een Amerikaanse bezetting van Irak jihadi’s uit alle uithoeken van de Arabisch-islamitische wereld zal aantrekken – zoals destijds bij de Russische bezetting van Afghanistan. Om die de baas te kunnen blijven, hebben de Amerikanen de steun van de Iraakse bevolking nodig. Als de Iraakse bevolking het gevoel heeft dat die Amerikaanse bezetting zo gek nog niet is omdat het regime van Saddam Hoessein is gevallen, en de sancties opgeheven, dan komt die steun er wellicht. Maar als men het gevoel heeft dat de ene dictatuur ingewisseld is voor een bezetting door derden, dan zal die steun er niet zijn. Dan breekt in Irak voor de Amerikanen de hel los. Dan gaan er in hun rijen slachtoffers vallen.

Deze oorlog – waarvan ik een verklaard tegenstander ben - gaat de problemen in Irak naar het zich laat aanzien niet oplossen. Daar word ik somber van.

Naar boven