Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

De actualiteit van de Parijse Commune PDF Print Email
Geschreven door Sjerp van Wouden op zaterdag, 28 mei 2011

Op 28 mei was het precies 140 jaar geleden dat de Parijse Commune werd onderdrukt. Van 18 maart tot 28 mei 1871 was de ‘hoofdstad van de beschaafde wereld’ 72 dagen lang in handen van arbeiders zelf. Eerder hadden socialisten al geschreven over revoluties, en een maatschappij na het kapitalisme. Nog nooit eerder in de geschiedenis hadden arbeiders echter de macht in handen gehad.

De Parijse arbeidersklasse was door een politieke storm gegaan. Twee decennia was Frankrijk met harde hand geregeerd door keizer Napoleon III. In een poging een groeiende oppositie de wind uit de zeilen te nemen, verklaarde hij in juli 1870 Pruisen de oorlog. De oorlog werd een ramp, tot grote woede van de Parijse bevolking. Op 4 september 1870 bestormden tienduizenden het regeringsgebouw, wierpen het regime omver en riepen de republiek uit. De nieuwe machthebbers bleken echter weinig te verschillen van Napoleon III. 

Tijdens de Pruisische belegering van Parijs, die een half jaar zou duren, werden alle tegenstelling van het kapitalisme uitvergroot. De bourgeoisie genoot van champagne op gala’s, terwijl de arbeiders omkwamen van honger, armoede en kou. De belegering had de economie vernietigd en massawerkloosheid gecreëerd. 

Ondertussen weigerde de regering om voedsel en brandstof eerlijk te verdelen en liet zij speculanten enorme winsten maken. In deze omstandigheden begonnen Parijzenaren bijeen te komen in tientallen ‘Rode Clubs’ en wonnen socialistische argumenten stapsgewijs in aanzien. 

Nationale garde 

Parijs had sinds 1789 maar liefst vier revoluties gezien. De regering was zich hiervan zeer bewust. Een Nationale Garde werd opgericht, met name om werklozenopstanden te voorkomen. Honderdduizenden arbeiders werden voor deze ‘volksmilitie’ gerekruteerd en bewapend. Gebaseerd op de traditie van de Franse Revolutie, koos deze militie haar eigen officieren, die ze tevens kon terugroepen. Samen met het groeiende politieke bewustzijn vormde dit een explosief mengsel. 

Ook de nieuwe regering faalde in de oorlogsvoering. In februari 1871 koos de Garde vervolgens haar eigen centrale comité om aan zichzelf leiding te geven. Dit comité ontkende vanaf de eerste dag van haar bestaan de autoriteit van de Franse regering. Toen deze op 1 maart vrede had gesloten met Pruisen mocht het Pruisische leger een triomftocht houden door Parijs – een belediging voor de Parijse vastberadenheid. 

Samen met socialistische organisaties richtte de Garde barricades op langs de route en hing overal rouwversiering. Twee tegenovergestelde machten manifesteerden zich nu in Parijs: de kapitalistische regering en de nieuwe arbeidersdemocratie. 

De regering probeerde de garde te ontbinden. Op 18 maart wilden soldaten de kanonnen van Montmartre innemen, maar vrouwen uit de buurt hielden ze tegen. In het tumult dat ontstond keerden de soldaten zich tegen hun commandant. President Thiers had hetzelfde gezien tijdens de revolutie van 1848, en vluchtte met zijn regering naar Versailles. Op het stadhuis van Parijs werd de rode vlag gehesen: in de hoofdstad van Frankrijk waren de arbeiders de baas. Nog nooit was zoiets gebeurd. 

Arbeidersmacht

Een wereldstad besturen bleek dan ook een ingewikkelde aangelegenheid. Een voorbeeld was nog niet voorhanden, dus werden de Parijse arbeiders zelf het voorbeeld. Belangrijke departementen werden heropgestart en geleid door arbeiders die daar werkten. Verlaten bedrijven werden onteigend en overgenomen. 

Het postsysteem bijvoorbeeld was eerder volledig ontregeld geraakt. De arbeider Albert Theisz, lid van de socialistische Internationale Arbeidersfederatie, wist het binnen 48 uur weer gaande te krijgen. Zéphirin Caménilat, een bronsbewerker en ook lid van de Internationale, reorganiseerde de munterij. Dit viel ook tegenstanders van de Commune op. Zo waren Engelse geestelijken enthousiast dat de straten nog nooit zo schoon waren geweest, en prostitutie en criminaliteit vrijwel verdwenen waren. 

Mensen hadden voor het eerst sinds mensenheugenis écht iets te zeggen over hun eigen leven, waardoor een enorme creatieve energie vrijkwam. Veruit het meeste beleid kwam tot stand op initiatief van onderaf. ‘We krijgen zeer veel verzoeken binnen, die bijna allemaal excellent zijn,’ schreef de raad die de Communards hadden gekozen, ‘maar het is veel meer dan we kunnen verwerken.’ 

Een mooi voorbeeld kwam van de bakkers. Die klaagden al jaren dat ze ‘s nachts moesten werken. In april demonstreerden 3000 bakkers voor het stadhuis. Nadat ze hun probleem hadden uitgelegd werd hun nachtarbeid afgeschaft. De kracht van echte democratie werd het duidelijkst in de voedselvoorziening. Tijdens de eerdere belegering door Pruisen waren velen omgekomen van de honger. Tijdens de belegering van de Commune door de regeringstroepen was er echter genoeg voor iedereen. 

De revolutionairen maakten echter ook belangrijke fouten, waardoor de Commune slechts 72 dagen standhield. Het enorme militaire overwicht werd niet gebruikt om de regering uit te schakelen. Toen het regeringsleger weer gedeeltelijk was opgebouwd, richtte het een slachting aan in Parijs en vermoordde tienduizenden Communards. Veel oude structuren, zoals de centrale bank, bleven overeind tijdens de Commune. Het overnemen van deze structuren had de regering echter vleugellam kunnen maken. 

Hoewel 140 jaar ons scheiden van de Parijse Commune, valt er nog veel lering uit te trekken. Zo is een wijdverspreid idee dat er van nature altijd racisme en seksisme zullen zijn. De Commune toont aan dat dit niet waar is. Racisme en nationalisme waren virulent in Frankrijk. Prominente Communards waren echter afkomstig uit de meest verschillende landen. Zo was Leo Frankel een jood afkomstig uit de Duitstalige sectie van de Internationale, terwijl Parijs maandenlang belegerd was door Pruisen. 

Prostituees

Vrouwen, die eerder tot de meest vertrapten behoorden, stonden vooraan in de strijd. Prostituees gaven hun leven op de barricades. De houding ten opzichte van vrouwen veranderde razendsnel in de revolutie. Oude aannames verdwenen in een paar weken. 

Wat de Commune echter ook leert is dat wie een halve revolutie maakt, zijn eigen graf graaft. Marx concludeerde hieruit dat de arbeidersklasse niet zomaar de bestaande staat kan overnemen, om die te gebruiken voor haar eigen doeleinden. Ze moet haar eigen radicaal-democratische organen tot stand brengen waarmee ‘de kapitalistische staat moet worden kapotgeslagen.’ 

Nu revolutie weer boven aan de agenda staat door de opstanden in het Midden-Oosten zijn deze lessen des te actueler. De nieuwe heersers van Egypte en de republikeinen van 1871 hebben duidelijk overeenkomsten. Beide kwamen voort uit het oude regime en keerden zich snel tegen diegenen die hen aan de macht hebben geholpen. De wraak van verstoten elites kan bloedig en genadeloos zijn. Maar boven alles spreekt er een boodschap van hoop uit de Commune: we hebben een wereld te winnen.

Dit artikel verscheen eerder op socialisme.nu

Naar boven