Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

De Belgische kwestie PDF Print Email
Geschreven door Francis Taylor op donderdag, 16 oktober 2008

De regeringscrisis heeft het communautaire debat in onze rangen geopend. Het gaat hier om een uiterst complexe kwestie, die niet met gemakkelijke slogans opgelost kan worden. We besloten dan ook dit debat in al zijn tegensprekelijkheid publiek te voeren, onder andere via geschreven bijdragen op deze site. We publiceerden hier al verschillende opiniestukken van leden van de SAP. Dit is een volgende bijdrage, die zich toelegt op de kritiek van de traditionele analyse van het nationalisme die marxisten meestal hanteren en van de geschiedenis van de twee volkeren van België.  

De Belgische kwestie

Gedurende meerdere eeuwen heeft de Europese bourgeoisie de macht van de aristocratie uitgedaagd, zonder daarom, niettegenstaande haar economische macht, een definitief succes te behalen. Dit was o.a. te wijten aan haar numerieke zwakte. Ideologische waarden, zoals de Protestantse Hervorming, hebben volkeren ertoe gebracht om belangrijke politieke hervormingen op te leggen in Groot-Brittannië en in Centraal en Noord Europa. Maar de strijd om de macht lukte niet helemaal. Op het einde van de 18de eeuw gebruikt de bourgeoisie een afdoend ideologisch middel: het revolutionaire romantisme. Zij lukt erin alle sociale lagen te winnen voor de mythe van de Natie. Dit is een immaterieel concept dat de taal, de culturele oorsprong, de burgerrechten en het grondgebied verzamelt in een irrationele verwarring, waarin geen plaats is voor klassenbelangen. Het is het middel bij uitstek om het prolétariaat, de boeren, de armen, de ambtenaren ... te winnen voor het doel van de bourgeoisie.

 

Het zich onderwerpen aan het project van de bourgeoisie via het nationalisme was een historische noodzaak, want de nationale mobilisatie die de “republikeinse” staat installeerde was een absolute voorwaarde voor de ontplooiing van het kapitalisme.

 

Gedurende de volledige 19de eeuw verloopt in Europa een ongelijke en gecombineerde ontwikkeling van de “republiek”, die een nieuwe bovenbouw van de staat doet ontstaan, waarvan er vandaag nog varianten van compromissen met het ancien régime bestaan. Onze constitutionele monarchie vormt er een voorbeeld van. De fundamentele economische structuur van het bourgeois regime, echter, ontplooide zich zonder weerga. De kapitalistische markt heeft zich over de volledige wereld verspreid vanaf het einde van de 19de eeuw. Hij ontwikkelde zich verder tot het imperialisme, dat vandaag uitmondt in de mondialisering.

 

Men kan vaststellen dat sinds de 18de eeuw sommige culturen, afhankelijk van toevallige omstandigheden, zich opdringen aan andere,. De respectievelijke “waarden” van één of ander idioom spelen hierbij geen rol. Alzo ontstaan uitgestrekte taalgebieden, waarin stabiele markten worden georganiseerd, beschermd door staten, die ten nadele van andere mogelijke staten (die wellicht nooit het licht zullen zien) zich opdringen zonder dat daarvoor enige gerechtvaardigde reden wordt ingeroepen. Deze burgerlijke staten bekommeren zich niet over een hele reeks volkeren, wiens cultuur gefrustreerd achterblijft, waardoor tot op vandaag in verschillende Europese streken nationalisten de kop opsteken. Maar hun inhoud is vandaag radicaal verschillend: in het licht van de mondialisering is het progressieve karakter van hetzelfde romantisme, met haar staten en culturele glorie verloren gegaan. Nochtans verdedigt het systeem vandaag wel nog steeds de solidariteit tussen de klassen. De natuur van het nationalisme verstikt het klassenbewustzijn. Zij ontwapent de werkende bevolking en wettigt het streven van de bourgeoisie naar het neoliberalisme. Men ziet het patronaat flirten met communautaire eisen. Het opdoemen van het nationale gevoel in het neoliberale tijdperk is niet toevallig. De aanhoudende marginalisering van het inactieve deel van het werkvolk, de nieuwe armoede, de economische onzekerheid, de herhaalde sociale en democratische nederlagen tijdens de laatste 30 jaar hebben het klassenbewustzijn fenomenaal beschadigd en vooral die van de jongere generaties. Het omkeren van de krachtsverhoudingen in het voordeel van de burgerij heeft de deur opengezet voor de neoliberale hervormingen en ook, wanneer nodig, aan haar werkinstrument, het nationalisme.

 

De progressieve functie van het nationalisme spruitte voort uit de progressieve functie van de burgerij. Maar deze is echter voorbij. Het nationalisme heeft haar eerste roeping verloren, maar heeft er een andere gevonden: de werknemers verblinden, de solidariteit afbreken.

 

Het is vanzelfsprekend de taak van marxisten om gebruik te maken van collectieve frustraties, maar zij moeten wel de romantiek van het rationele onderscheiden. Het is onze eigenheid om antwoorden te formuleren, zelfs de communautaire emancipatorische strijd te leiden. Maar daarbij dienen wij ervoor zorg te dragen ons niet te vereenzelvigen met een andere klasse dan de onze. Ieder van onze acties, ieder van onze eisen dient rekening te houden met de sociale krachtsverhoudingen. Zonder twijfel staan wij aan de zijde van de nationalisten op de barricaden in Bosnië, in Kosovo, in Ulster ... opdat wij met hen ijveren voor hun koloniale ontvoogding. Wij steunen eveneens de collectieve burgerrechten, maar verliezen niet uit het oog dat wij deze doelstellingen moeten overstijgen zonder ons te laten opsluiten in vereenzelvigingperspectieven. Onze fundamentele internationale solidariteit moet ons voortdurend wantrouwig maken tegenover de culturele identiteit.

 

Het geval België 

 

In 1830 grepen in Brussel inderdaad revolutionaire gebeurtenissen plaats. Maar deze als de oorsprong voor het ontstaan van België bestempelen is een brug te ver. In de context van deze analyse kunnen wij ons tevreden stellen met volgende benadering: België is ontstaan door een diplomatiek akkoord, gesloten tussen reactionaire geallieerden die zich tegen het Napoleontische Frankrijk afzetten. De Zuidelijke Nederlanden, die onder contra katholieke reformistische invloed stonden, werden autonoom verklaard door een compromis dat afgesloten werd tussen de koning van Engeland en de Katholieke Kerk, onder goedkeuring van Pruisen, Beieren, Oostenrijk en zelfs Nederland. België ontstond niet door een volksopstand, noch door een romantisch voorakkoord. Het land boogde niet op een brede vereenzelviging van het volk. De nieuwe staat onthechtte zich niet duidelijk van het “ancien régime”, noch mat ze zich een of ander culturele identiteit aan. Haar inspanningen om een natie op te bouwen lukten slechts gedeeltelijk. Ook nog de dag van vandaag raakt het Belgische patriottisme enkel een bepaald deel van de kleine bourgeoisie. Geleid door de francofone burgerij heerste dit land over uiteenlopende volkeren met verschillende dialecten: Vlaamse, Waalse en Picardische.

  

Het Belgische kapitalisme: een ongelijke ontwikkeling

 

Tijdens het ancien régime toonde Vlaanderen haar kunde op het vlak van textiel, kunst, artisanale luxegoederen... In zekere zin liet de industriële revolutie in de 19de eeuw Vlaanderen links liggen. De steenkool en staalindustrie hebben zich ontwikkeld langs Samber en Maas, in het zuiden van de Ardennen, in het noorden van Frankrijk, in het zuiden van Luxemburg, in Lotharingen en enkele uitsmijters langs het kanaal Brussel – Charleroi en in de richting van Duitsland via Verviers. De samenstelling van de plaatselijke ondergrond hebben tevens de uitbating van steengroeven bevorderd en de groei van de cement en glasnijverheid... Alle sectoren die de explosie van het kapitalisme in de 19de eeuw hebben veroorzaakt bevonden zich in de streek van de taal van het toenmalige Noord Frankrijk. De twee toekomstige taalzones kenden dus een verschillende economische situatie, met verschillende sociale verhoudingen en met specifieke armoede, terwijl zich in Brussel de beslissingcentra van de rijke burgerij vestigden.

 

Vanaf het begin de eeuw ontstaat er in Wallonië een belangrijke arbeidersklasse. De arbeiders worden weggetrokken van het platteland en gaan zich in de industriegebieden vestigen. Zij worden gaandeweg aanhangers van de ideologie die eigen is aan de loontrekkers en keren zich af van het gedachtegoed van hun afkomst. De uitbuiting van deze arbeidskracht wordt zeer doeltreffend gevoerd, de uitsluiting van de minst rendabele werknemers eveneens. Wallonië wordt aldus snel geconfronteerd met de miserie van de getroffen families, met kinderen die in de straten dwalen, ...

 

Ondertussen wordt het landelijke karakter van Vlaanderen en de onderontwikkelde Kempen bestendigd. De Vlaamse boeren ontdekken de pendelarbeid en de seizoensarbeid in Wallonië en Brussel. Zij onderscheiden zich in ongeschoold werk en in de kleinhandel in de steden, zonder daarom de band met hun dorp en met het platteland te verliezen. De specifieke ideologie van het proletariaat vindt niet massaal ingang bij hen en de solidariteit met de familie en het dorp blijft behouden.

  

Brussel

 

Een Vlaamse stad in 1830, zij is het voornamelijk nog in 1900. De private en overheidsinstellingen functioneren in de taal van de burgerij. De plaatselijke bevolking verfranst, want het Frans is de taal van de sociale promotie. In de directiezetels van de ondernemingen en in de openbare diensten ontstaat de in omvang toenemende tertiaire sector met een belangrijke vraag naar arbeidskrachten. Gedurende de 20ste eeuw vinden de Vlaamse en Waalse arbeiders werk of commerciële en artisanale activiteiten in Brussel. Maar er heerst een opmerkelijk verschil: de Walen gaan er definitief wonen, terwijl de Vlamingen er maar tijdelijk verblijven of dagelijks pendelen. In een tijdspanne van enkele generaties (1940) wijzigt zich radicaal de samenstelling van de Brusselse bevolking. De stad is francofoon geworden. De Vlamingen zijn werkzaam in de kleinhandel, in beroepen voor laag geschoold personeel. Zij verblijven meestal in de gemeenten ten noorden en ten westen van de stad. Na 1945 groeit de bevolking verder aan en palmt Brussel meer en meer de aangrenzende landbouwgebieden in. Families, waaronder de minst bedeelde, bouwen in de woonwijken aan de rand van de stad. Zij voeren hun taal in deze dorpen in, wat zonder veel probleem kan gebeuren omdat zij ook koopkracht meebrengen (de landbouwgronden die worden verkaveld winnen aan waarde en de economische activiteit van deze dorpen bereikt een ongekende omvang).

 

Vanaf de jaren 70 wordt aan de groothandel en aan de kleine industrie een rationalisering opgelegd. Zij worden geweerd uit de stedelijke centra, zodat zich een nieuwe mutatie voordoet: de Brusselse groothandel, de ambachten en de industrie verhuizen naar de voorsteden. De periferie kent aldus een geweldige expansie. Maar de Belgische en internationale overheidsinstellingen en de Belgische en multinationale bedrijven handhaven hun zetel in het centrum. Deze aanzienlijke activiteit functioneert echter met minder en minder lokale mankracht. De Vlaamse nationalistische veroveringen sinds 1830 creëren een onuitgegeven situatie: de Brusselse economische activiteit ligt vandaag gespreid in een “gordel” rond de stad, echter in het Vlaamse landsgedeelte, waar de taalwetgeving het gebruik van het Frans verbiedt. De werkloosheidsgraad in de 19 gemeenten bedraagt de hoogste van het land, terwijl de tewerkstellingsgraad in de Vlaamse periferie de verzadiging bereikt.

 

Sinds 2000 vindt men in de vestigingen in de rand langzaamaan Franstalige werknemers voor de uitvoering van de laagste banen. De kennis van het Nederlands is onontbeerlijk geworden voor sociale promotie, zowel voor de tewerkstelling in het centrum van de stad, als in de periferie. De verfransing is definitief voorbij, zelfs al weerstaat Brussel nog altijd aan de Vlaamse politiek voor vervlaamsing.

  

De Vlaamse identiteit

 

De Nederlandse litteratuur ontstaat in het begin van de 19de eeuw, maar blijft marginaal onder de Vlaamse schrijvers. Er ontstaat zelfs een nationale eis, maar die wordt niet ondersteund door het volk voor 1918. Later zullen de Vlamingen van Tijl Uijlenspiegel het symbool maken voor de Vlaamse identiteit. Maar Dekoster schrijft zijn roman in het Frans, want zoals de meeste intellectuele Vlamingen beschouwt hij zijn moedertaal als kunstonwaardig. Ongeveer op hetzelfde ogenblik publiceert H. Conscience een honderdtal zeer populaire romans in het Nederlands, bestemd voor de nauwelijks gealfabetiseerde families. Hoe dit uit te leggen? De periode 1890 – 1920 is het tastende begin van de ontluikende identiteit. In 1900 bezitten de Vlamingen en de Walen van zichzelf slechts een lokale herkenning. Hun dialecten maken niet het voorwerp uit van een bijzondere fierheid, zij zijn verbonden aan kleine gemeenschappen, het zijn geen geleerden (het Nederlands zal pas in 1954 haar veralgemeende en academische erkenning verkrijgen). Wanneer het lager onderwijs zal worden veralgemeend onder druk van de arbeidersbeweging, zal het Frans worden gebruikt in Wallonië, waardoor de dialecten zullen verdwijnen in een tijdspanne van enkele generaties. In Vlaanderen wordt het Nederlands gebruikt. Deze taal begint zich te veralgemenen en wordt academisch erkend.

 

Het gratis onderwijs, dat daarna verplichtend wordt, stelt de Vlaamse identiteit aan de orde van de dag en smoort de eventuele Waalse identiteit in de kiem. Het is paradoxaal de Waalse cultuur die het meest wordt aangevallen, maar de Vlamingen zetten de agressie t.a.v. hun cultuur in de verf. Tijdens de oorlog van 14 – 18 geven de officieren de orders in het Frans, waaraan de Vlaamse soldaten zich vanzelfsprekend ergeren. De Waalse soldaten zien daar geen erg in, want zij werden al zo behandeld door hun leraars!

 

De oorlog geeft het vertreksignaal voor een taaleis die onmiddellijk succes kent dankzij het numerieke overwicht van de Vlamingen, samen met het mannelijk algemeen stemrecht opgelegd door de arbeidersbeweging in 1918. De afwezigheid van diezelfde arbeidersbeweging in het culturele debat zal de ontwikkeling van een werkelijk nationalisme vergemakkelijken, zodat tot op heden nog steeds antidemocratische eisen worden gesteld door de Vlaamse beweging.

Het Vlaams nationalisme 

In 1918, op het ogenblik dat de arbeidersbeweging het algemeen stemrecht voor de mannen afdwingt, de voorbode voor een lange reeks democratische en sociale veroveringen, wordt er tevens een Vlaamse eis opgedrongen die door de arbeidersbeweging wordt genegeerd. Een onweerstaanbare beweging ontwikkelt zich, aangemoedigd en gekanaliseerd door een conservatieve kleinburgerlijke leiding. Dankzij haar numerieke sterkte stapelt die gemeenschap overwinningen op met overheidsinitiatieven en wetten (21, 30, 32, 63, 80, ...) die legitieme culturele vrijheden inhouden. Maar allen en stelselmatig meer en meer dragen zij in zich het perverse karakter van de weerwraak tegen het veronderstelde koloniserende francofone volk, dat moet boeten voor de ongenaakbare franskiljonse burgerij. Allen vallen de Vlaamse overlopers aan, die zich hadden verfranst. Te dien einde laten een reeks wettelijke maatregelen toe de democratische rechten in te perken, alsook de individuele rechten van de burgers.

 

In aanvang droegen de inspanningen bij tot de ontplooiing van de taal en de cultuur en tegelijkertijd tot de repressie tegen de verfransing binnen de Vlaamse gemeenschap. Maar gaandeweg droegen de inspanningen bij tot de heilig verklaring van het territorium en het heroveren van de hectaren die het Nederlands had verloren. Men trekt een taalgrens en men versmacht de tweetalige regio’s.  Zo isoleert men het centrum van Brussel tussen ’63 en ’80, men wurgt het en men onderdrukt de Franstaligen, die afgezonderd zitten in de rand. Alle Vlaamse politieke families stellen tot doel: het Nederlands assimileren in Vlaanderen, tweetaligheid opleggen in het centrum van Brussel. Daar deze doelstellingen onrealistisch leken, won onlangs een zeer rechtse stroming aan belang. Zij streeft een grotere autonomie na en zelfs de onafhankelijkheid.

 

Het secundair onderwijs en daarna het hoger onderwijs hebben zich in toenemende mate ontwikkeld. Tijdens de periode tussen de twee wereldoorlogen en daarna, is de Belgische staat ingegaan tegen de marktwetten om de economische onderontwikkeling tegen te gaan, door grote infrastructuurwerken (Albertkanaal, ...) en industriële initiatieven (scheepsbouw, Kempense steenkoolmijnen, ...) op te zetten. Reeds voor 1932 bekwamen de Vlamingen de erkenning en de wettelijke culturele rechten. Maar zij kwamen er niet uit zichzelf.

 

Sedert 1921, het voorbeeld volgend van het bezettingsleger tijdens de oorlog 14 – 18, en tot in de jaren 70 sporen Vlaamse inspecteurs van het openbaar onderwijs, Vlaamse kinderen op in het Franstalig onderwijs en verwijzen ze naar het Nederlandstalig onderwijs. Sinds de jaren 60 gebruiken de gemeenten gelegen in de rand rond Brussel (Overijse, Hoeilaart, Tervuren, Zaventem,...) de stedenbouwkunde en de sociale huisvesting om taalzuiveringen door te voeren.

 

In 1967 verwekt een populistische golf, aangewakkerd door de studentenbeweging, de taalzuivering van Leuven. In de jaren 90 heeft het Vlaamse Gewest een premie uitgevaardigd voor de Vlamingen die zich in Brussel vestigen.

 

Sinds 1963 worden de democratische en burger rechten van de Franstaligen gevestigd in de rand rond Brussel te niet gedaan (of beperkt in de gemeenten met taalfaciliteiten). En vandaag is het behoud van de electorale rechten van enkele geïsoleerde Franstaligen in Halle – Vilvoorde een doorn in het oog geworden van de quasi totaliteit van de Vlaamse politici.

 

In het centrum van Brussel (19 gemeenten), naast de wettelijke voordelen voor de Nederlandstalige minderheid, beperken een reeks voorzieningen het recht tot arbeid voor de meerderheid door de toepassing van een zeer Belgische vorm van de tweetaligheid. Het perverse gebruik van de tweetaligheid in Brussel en in de federale instellingen bestaat erin om de tweetaligheid op te dringen aan de meerderheid. De ernstige controle ervan wordt enkel verzekerd door zeer toegewijde Vlaamse instanties. De parlementaire vertegenwoordiging van de Brusselse burger wordt in evenwicht gehouden door een ingewikkeld en uitwendig ‘voogdij – veto’ systeem.

 

De partijen en het nationalisme 

 

De B.W.P. bleef doof voor de Vlaamse culturele eisen in 1918. De Belgische Werklieden Partij was doorweekt van internationalisme en stond vijandig t.a.v. communautaire identiteiten. (In tegenstelling tot Daniel Tanuro ben ik verheugd dat de Belgische marxisten geweigerd hebben om de weg van het nationalisme te volgen, maar zij hadden inderdaad wel oor moeten hebben voor de culturele aspiraties van de Vlamingen). Later bleef de arbeidersbeweging verlamd t.a.v. de verdrukking van het Franstalige volk. De enige politieke weerstand werd geboden door het F.D.F., een burgerlijke partij dat zich vandaag vermengd met de liberale partij. Tijdens de jaren 60 splitsen alle burgerlijke partijen onder druk van het Vlaamse nationalisme. Rond 1960 verdedigt de linkse arbeidersbeweging het federalisme. Echter niet ten gevolge van een communautaire reflex, maar om de Waalse arbeidersbeweging te bevrijden van de Vlaamse druk op de Belgische arbeidersstrijd, die daardoor belemmerd was geweest tijdens de koningskwestie en de staking van ’60. Dit verlangen, dat was ingekapseld in de beweging voor structurele antikapitalistische hervormingen, gaat er samen mee teniet op het einde van de jaren 60. Uiteindelijk wijkt ook de B.W.P. voor de afsplitsing van een Vlaamse nationalistische vleugel. De Waalse vleugel van de sociaal democratie ontaardt in het beheer van de neoliberale hervormingen van de jaren 80. De Vlaamse sociaal democratie zal dezelfde weg volgen na een kortstondige progressieve antinucleaire en antimilitaristische opflakkering. Het nationalisme wordt een basiselement van de S.P.

  

De Franstalige identiteit

 

Naar het schijnt zal er nooit een Franstalige identiteit bestaan. De flamingante vijandelijkheden tegen het stemrecht, bewaard voor enkele Franstaligen in het kiesdistrict Brussel – Halle - Vilvoorde en tegen de federale solidariteit in 2006 – 2007, voornamelijk rond de regeringscrisis, hebben een spontane tegenreactie van het volk veroorzaakt, die Belgische vlaggen hebben uitgehangen, zij het ongelijkmatig, in de drie gewesten van het land. Dit is geen uiting van patriottisme. Bij gebrek aan een werkelijk collectief geweten en bij gebrek aan perspectieven, heeft deze protestactie zich enkel kunnen uiten door de Belgische driekleur. Dit betekent duidelijk dat de Vlaamse eisen een gevecht tegen windmolens voorstelt. De enige vanzelfsprekende slachtoffers van het Vlaamse nationalisme zijn de solidariteit tussen de gemeenschappen van de werknemers en de Belgische solidariteitsinstellingen, die gedurende 90 jaar werden opgebouwd onder impuls van de arbeidersbeweging.

De Belgische kwestie: een ideologisch fenomeen 

Sinds meerdere tientallen jaren wordt het Nederlands internationaal erkend als een eerbiedwaardige beschaafde taal. De Nederlandstaligen in België worden bevoorrecht in hun cultuur, in hun tewerkstelling, in hun levensstandaard, in hun gezondheid, ... Het Vlaamse gewest is één van de rijkste streken in de wereld geworden. Bij nader toekijken stelt men vast dat de objectieve oorzaken van de frustraties een aanvang nemen omstreeks 1900, zij verdwijnen in 1932 met hetgeen dan wordt verworven. 75 jaar later is de frustratie nog steeds overduidelijk aanwezig. Zij heeft zelfs de progressieve francofone intellectuelen besmet, die zich op een eigenaardige wijze schuldig bevonden.

Marxisten moeten een rationeel bewustzijn ontwikkelen over deze ideologische aberratie en opnieuw de woordvoerders worden van een superieur politiek bewustzijn.

 

Het Vlaamse nationalisme is reactionair. Dit moeten wij ondubbelzinnig aanklagen en eraan herinneren dat de arbeiders geen vaderland hebben. De “burgerlijke” democratische rechten zijn de bodemgrens. Daaronder kunnen wij niets toegeven. Enkele standpunten zijn dringend nodig. Het volgende moeten wij eisen:

  • de vrije keuze van de volkeren van hun taal en de regio waartoe zij behoren, via referendum per wijk;
  • het ontegensprekelijke recht van iedere burger om onderwijs te genieten in de taal van zijn keuze;
  • het recht voor alle minderheden, waar ook in België, op dezelfde culturele voorrechten als de Vlamingen in Brussel;
  • het recht voor alle inwoners om over een gesprekspartner te beschikken die hetzij Frans, hetzij Nederlands spreekt, in alle openbare diensten in België, de verplichting tot tweetaligheid moet dus worden afgeschaft;
  • de vertegenwoordiging in het Brusselse parlement moet proportioneel zijn aan haar kiespubliek, zonder inmenging van buiten de regio;
  • de niet culturele materies moeten opnieuw gefederaliseerd worden;
  • voor de federale vertegenwoordiging moet de kieskring Brussel – Halle – Vilvoorde uitgebreid worden tot het volledige Belgische grondgebied; 
  • Aan de Brusselaars dienen wij het volgende voor te stellen: 
  • de culturele materies van de 2 gemeenschappen worden in een bicommunautaire geest beheerd door het gewest, zonder inmenging van de andere regio’s;
  • de ontwikkeling van een tweetalig onderwijsnet.   

Naar boven