Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

De metamorfoses van Europees extreemrechts PDF Print Email
Geschreven door Enzo Traverso op zondag, 30 januari 2011

Geconfronteerd met het veranderende karakter van extreemrechts in de eenentwintigste eeuw blijken onze traditionele analytische categorieën niet te voldoen.

De eerste aanname die we moeten herzien is het identificeren van extreemrechts met fascisme.  Deze associatie was decennialang correct, tenminste tot het einde van de jaren tachtig, maar is tegenwoordig veel minder vanzelfsprekend. Het fascisme blijft een referentiekader voor verschillende nationalistische bewegingen die sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie zijn opgekomen in Midden en Oost-Europa. Deze bewegingen zetten voort waar hun voorlopers stuk liepen in 1945 en prediken een fel anticommunisme, geërfd van de vooroorlogse nationalisten en gevoed door vier decennia 'reëel bestaande socialisme'. Soms beroepen zij zich expliciet op de dictaturen van de jaren dertig, zoals Jobbik in Hongarije zich beroept op de erfenis van Miklós Horthy en de Pijlkruisers. Soms blazen zij oude wraakzuchtige, agressieve mythes nieuw leven in, zoals de Partij voor Groot-Roemenië of de Kroatische Partij van Rechten (HSP), de voortzetting van de van de fascistische Ustasha beweging van Ante Pavelic.

In West-Europa is fascisme vrijwel afwezig als een georganiseerde politieke kracht in de landen waar deze beweging geboren werd. De invloed van de Duitse neonazi’s op de publieke opinie is nihil. In Spanje, waar de erfenissen van het Franquisme vergaard werden in de nationalistisch katholieke, conservatieve Partido Popular zijn 'falangisten' een uitstervende soort. In Italië zien we een paradoxaal verschijnsel: we zijn getuige van de rehabilitering van het fascisme in het publieke debat en zelfs in het historische bewustzijn van een aanzienlijk deel van de bevolking. Dit terwijl voor het tijdperk Berlusconi antifascisme verankerd was in de grondwet van de 'Eerste republiek'. 

Tegelijkertijd ondergingen de erfgenamen van Mussolini een ingrijpende metamorfose. Futuro e Libertà per l'Italia (FLI), de partij die net Gianfranco Fini heeft gelanceerd als haar leider, presenteert zichzelf als rechts-liberaal en als 'reformistisch' met aanvallen op het politieke conservatisme van Berlusconi en het culturele obscurantisme van Lega Nord. Het Franse Front National staat aan het rechtse uiterste van het politieke krachtenveld maar probeert, onder de invloed van Marine Le Pen, zich te bevrijden van het oude imago van een extreemrechts nest van strijders voor een ‘Nationale Revolutie’, katholieke fundamentalisten en koloniale nostalgie. De fascistische component in de kern van het Front National is niet langer bepalend voor de partij.

De verzwakking van de fascistische traditie creëert ruimte voor een nieuw soort extreemrechts dat de ideologische veranderingen van de eenentwintigste eeuw geïntegreerd heeft. In navolging van Jean-Yves Camus hebben verschillende onderzoekers de nieuwe kenmerken van dit extreemrechts benadrukt: het afzweren van de verafgoding van de staat ten faveure van een neoliberaal wereldbeeld gebaseerd op kritiek op de verzorgingsstaat, afkeer van belastingheffing, het omarmen van economische liberalisering en het benadrukken van individuele vrijheid tegenover staatsinmenging.

Het afwijzen van democratie of de interpretatie hiervan in een autoritaire richting gaat niet altijd gepaard met nationalisme. In sommige gevallen is nationalisme ingewisseld voor etnocentrisme dat het model van de natiestaat in twijfel trekt, zoals bij Lega Nord of Vlaams extreemrechts. Elders neemt nationalisme de vorm aan van een verdediging van een 'Westen' dat bedreigd zou worden door globalisering en de botsende beschavingen. De unieke cocktail van xenofobie, individualisme en vrouwen- en homorechten die Pim Fortuyn in 2002 in Nederland brouwde, legde een duurzaam electoraal potentieel bloot. Vergelijkbare ingrediënten zijn aanwezig in andere Noord-Europese bewegingen als het Vlaams Belang, de Deense Volkspartij en Zweeds extreemrechts dat zojuist zijn intrede maakte in het parlement van Stockholm. Maar we vinden deze kenmerken ook, hoewel gemengd met meer traditionele stereotypes, terug in de Oostenrijkse FPÖ, ooit geleid door Jörg Haider, welke zich bij de verkiezingen in oktober vestigde als de op een na grootste partij van het land (27 procent van de stemmen).

Het verenigende aspect van dit nieuwe extreemrechts is xenofobie, geuit als een heftige afwijzing van immigranten en meer in het bijzonder de islam. Islamofobie is de centrale pijler van hun propaganda en speelt voor deze bewegingen de rol die antisemitisme had voor de vooroorlogse nationalisten en fascisten. De herinnering aan de Shoah, waardoor we het antisemitisme zien door het prisma van de genocidale uitkomst ervan, bemoeilijkt het zicht op dit soort duidelijke parallellen. Het beeld dat de moderne xenofoben schetsen van moslims verschilt niet veel van dat van de Jood in het vroeg twintigste-eeuwse antisemitisme. In beide gevallen werden de religieuze en culturele gebruiken en gewoontes van kleding en voeding van een minderheid benadrukt om een negatief stereotype te creëren van een bevolkingsdeel dat een vreemde, onaangepaste indringer is in het nationale wezen.                                                                                                                           

Op het politieke niveau heeft het spook van islamitisch fundamentalistisch terrorisme dat van het 'Joodse Bolsjewisme' vervangen. Vandaag de dag is antisemitisme nog steeds een kenmerk van nationalisme in centraal Europa waar de islam vrijwel afwezig is en de ommekeer van 1989 de oude demonen – nog steeds aanwezig, ook al waren er geen Joden meer – nieuw leven gaf. Maar antisemitisme is vrijwel verdwenen uit het discours van westers extreemrechts dat soms juist te koop loopt met zijn sympathie voor Israel.

In wezen is de angst voor de hoofddoek, de obsessie met minaretten en de associatie van migranten met criminaliteit (of, zoals het in conventioneel taalgebruik heet, 'migratievraagstukken') niks anders dan een nieuwe, meer culturele dan pseudowetenschappelijke versie van de oude sociale en morele mechanismen van stigmatisering. De uitingen hiervan zijn nieuw - maar niet de werkwijze. En zelfs de motieven van deze stigmatisering zijn soms ontleend aan koloniale clichés die dienden om de eigen, fragiele 'identiteit' te consolideren middels het aanwakkeren van de angst voor de vreemdeling.

Dit nieuwe, a-fascistische, extreemrechts neemt een populistische vorm aan. Zoals bekend is dit een vaag, rekbaar begrip en indien het gebruikt wordt om de oude elitaire verachting voor het gewone volk te uiten zelfs verwerpelijk. Maar het feit blijft dat de herhaalde electorale doorbraken van dit extreemrechts getuigen van zijn potentieel om aanhang te verwerven onder werkende mensen en de meest achtergestelde lagen van de bevolking. Het rechtse populisme, Ernesto Laclau heeft dit goed benadrukt, wordt gevoed door de ellende van mensen die in de steek gelaten zijn door links dat haar plicht hen te organiseren en te vertegenwoordigen heeft verzaakt. Populisme fungeert als een verbindingsstuk in de poreuze grens tussen rechts en extreemrechts.

Als iemand aan de overeenkomsten twijfelt, hoeven we slechts te kijken naar de Franse president Nicolas Sarkozy die sinds zijn verkiezing een ‘Ministerie van Immigratie en Nationale Identiteit’ creëerde en toen een campagne lanceerde tegen Roma die zogenaamd terreur zaaiden in vreedzame wijken.

Enzo Traverso doceert politicologie aan de unicersiteit van Picardië. Hij schrijft vooral over de geschiedenis van het antisemitisme en nazisme en de herinniering aan de Shoah, onder meer in 'Les marxistes et la question juive' en 'De oorsprong van het nazi-geweld'. Dit artikel verscheen oorspronkelijk in de krant Libération.

Naar boven