In memoriam: Abraham Serfaty PDF Print Email
Geschreven door Daniel Princen op donderdag, 03 februari 2011

Op 18 november 2010 overleed Abraham Serfaty, icoon van Marokkaans radicaal links. Zijn heengaan markeert het dat van een generatie die eerst streed tegen de Franse koloniale overheersing en daarna voor een democratisch, rechtvaardig Marokko.

Serfaty was een Marokkaanse revolutionair, een verdediger van de bevolking van de door Marokko bezette West-Sahara en een marxistische, antizionistische Jood. Tijdens het bewind van koning Hassan II, vader van de huidige koning Mohammed VI, zat hij 17 jaar gevangen en bracht hij acht jaar door in ballingschap in het buitenland.

In 1926 geboren in Tangiers was Serfaty 18 jaar oud toen hij als ingenieursstudent in Frankrijk lid werd van de Franse Communistische Partij (PCF). Vanwege de grote offers van haar leden in het verzet tegen de Duitse bezetting stond de PCF bekend als de ‘le parti des 75.000 fusillés’ en de partij stond op het toppunt van haar politieke invloed. Serfaty werd actief voor de onafhankelijkheid van Marokko, wat hem op zijn eerste tijd in de gevangenis kwam te staan. Nadat het land in 1956 los kwam van Frankrijk keerde Serfaty terug en bekleedde hij enkele posten in de Marokkaanse staat, onder meer als onderwijzer aan de ingenieursopleiding van Mohammedia.

In plaats van voor een comfortabele carrière, koos Serfaty ervoor om zich in te zetten voor de Marokkaanse arbeidersbeweging. Zoals zoveel Communisten begon hij in de loop van de jaren zestig steeds meer te twijfelen aan de officiële partij-lijn. Ervaringen als de Cubaanse revolutie, de oorlog in Vietnam en het failliet van het Arabische nationalisme na de Zesdaagse Oorlog in 1967 leverden genoeg stof voor discussie. Maar belangrijker nog was de situatie in Marokko zelf. 

De consolidatie van de macht van het koningshuis liet zien hoe zwak de gematigde oppositiebewegingen waren. De Marokkaanse Communistische Partij, waar Serfaty nu lid van was, werd verboden maar probeerde krampachtig weer een legale status te krijgen en sloot daarvoor een reeks compromissen met de monarchie. Serfaty moest er niks van hebben: de partij had volgens hem geen echte strategie voor veranderingen in Marokko – erger nog, de partij liep gewoon de burgerlijke partijen, en daarmee in laatste instantie de monarchie, achterna. 

De volksopstand van jongeren en bewoners van de bidonvilles in 1965 en de langdurige strijd van mijnbouwwerkers, waar Serfaty als mijnbouwexpert goed van op de hoogte was, bewezen voor hem dat er een alternatief was. Hij probeerde een beweging op te bouwen die aan zou kunnen sluiten bij de linkse golf die over de wereld ging en brak in 1970 officieel met de Communistische partij. Samen met een groot aantal ex-leden van de Communistische jeugdbeweging richtte hij de nieuwe revolutionaire organisatie Ilal al Amam (‘Voorwaarts’) op – een organisatie die al snel veel radicaliserende jongeren aan zou trekken.

In 1972 werd hij gearresteerd en gemarteld vanwege zijn politieke activiteiten. Hierna ging hij ondergronds. Als leider van Ilal al Amam zou Serfaty veel van de dogma’s van de Communistische beweging heroverwegen. Een revolutionaire organisatie moet, zo schreef hij, altijd openstaan voor sociale bewegingen en spontane uitingen van verzet maar tegelijkertijd een lang-termijn visie ontwikkelen. Hij wees het idee van een ‘juiste lijn’ af – de werkelijkheid was veel rijker dan dat: momenten waarop revolutionaire doorbraken mogelijk zijn, zijn ‘zeldzaam en fragiel’; een ‘gecentraliseerde organisatie, opgebouwd langs rigide lijnen is niet in staat de kansen van deze momenten te benutten’.

Serfaty zou in 1974 opnieuw gearresteerd worden en tot 1991 gevangen zitten. Zijn opvolger als leider van al-Amam Ilal, Mustapha Brahma, vertelde hoe hij hem ontmoette na zelf gearresteerd te zijn in 1985; ‘hij was verheugd dat jongeren zijn strijd voortzetten. Voor ons was hij niet alleen fysiek indrukwekkend, hij had ook een zeker aura omdat hij een gegarandeerde, veelbelovende carrière opgegeven had om te strijden voor sociale rechtvaardigheid’. In de gevangenis ging Serfaty in discussie met leden van de fundamentalistische beweging Chabiba Islamiya: tegen hun interpretatie van Islam stelde hij de tradities van de volkse Islam en soefisme. Mustapha Brahma: ‘Hij wilde dat wij marxisten de verdediging van deze Islam op ons zouden nemen’.

Hassan II liet Serfaty eindelijk vrij na een internationale solidariteitscampagne. Hij werd wel het land uitgezet en vertrok weer naar Frankrijk. In 2000, na het aantreden van koning Mohammed VI, kreeg Serfaty toestemming om terug te keren naar zijn vaderland. Na jaren van ballingschap had Serfaty het contact verloren met Marokkaans links. Hij schokte zijn voormalige mede-strijders met zijn over-optimistische inschatting van de hervormingen van Mohammed VI en het kwam tot een breuk tussen hem en radicaal-links. Dat doet niks af aan Serfaty’s indrukwekkende bijdrage aan een internationalistisch, bevrijdend links. Zijn werk en leven zijn een inspiratie voor komende generaties.

Naar boven