Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Seksuele zelfbeschikking in Cuba PDF Print Email
Geschreven door Antonio Carmona Báez op zaterdag, 28 mei 2011

In Cuba heeft een beweging van homo’s, lesbo’s, biseksuelen, transgenders en travestieten (met het Engelse acroniem aangeduid als LGBTT’s) vorm gekregen op het kruispunt van staat en civil society. Het is een beweging die de strijd voor de belangen van LGBTT’s op het vlak van mensenrechten, gezondheidszorg en maatschappelijke participatie als deel van de strijd voor een rechtvaardige maatschappij ziet. De opkomst van deze beweging werd mogelijk gemaakt door de Cubaanse vrouwenbeweging die ervoor zorgde dat in 2008 Cuba het eerste Amerikaanse land werd waar een operatie voor een geslachtsverandering deel uitmaakte van de publieke gezondheidszorg.

In januari nam Antonio Carmona Báez onderstaand interview af van Mariela Castro, voorzitster van het Nationale Centrum voor Seksuele Educatie (CENESEX), een van voortrekkers in de jonge LGBTT-beweging. Mariela Castro is de dochter van de huidige Cubaanse president Raúl Castro en de feministische revolutionaire Vilma L. Espín Guillois. Mariela is een gekende intellectuele en voorvechtster van seksuele zelfbeschikking. In dit interview spreekt ze over de strategie van de strijd tegen homofobie, de opkomst van de LGBTT-beweging en de opbouw van een socialistische LGBTT-beweging.

Is er een specifiek moment waarop in Cuba er interesse ontstond voor kwesties van seksualiteit en gender?


‘In de gehele geschiedenis van Cuba en van de revolutionaire periode zien we veel tegenstrijdigheden, zoals in de rest van de wereld. Maar wat betreft institutionele aandacht, deze begon in 1979 toen de Nationale Werkgroep voor Seksuele Educatie werd opgericht op initiatief van de Federatie van Cubaanse Vrouwen. Uit deze werkgroep is CENESEX voortgekomen. De groep richtte zich voor het eerst op de kwestie van transgender-identiteiten toen de eerste persoon een geslachtsverandering aanvroeg omdat haar genitaliën en genderidentiteit niet overeen kwamen. Dat heette toen transseksualiteit, tenminste in psychiatrische kringen.

Experts in de al bestaande groep van therapeuten besloten toen een meer gespecialiseerd, interdisciplinair subcomité op te richten om onderzoek te doen. We bezochten enkele Europese landen, verzamelden informatie, bestudeerden publicaties en namen de maatstaven voor medische zorg van wat toen de Harry Benjamin International Gender Dysphoria Association heette over.

Zij stelden toen de procedures vast voor behandeling van transseksualiteit, wat eerst beschouwd werd als onvrede met een genderidentiteit en later als een storing van genderidentiteit, zoals nu is vastgelegd in de handleiding voor de behandeling van mentale stoornissen.

In 2010 bereikten we een consensus in wetenschappelijke kringen om transseksualiteit niet langer als een stoornis te beschouwen, we beschouwen het niet als een mentale stoornis en we hebben niet genoeg data die zou bewijzen dat het dit wel is. Het gaat om een realiteit van het menselijk bestaan en verdient aandacht, vooral wat op het gebied van rechten. We werden met deze realiteit geconfronteerd toen mensen om medische zorg, om chirurgische ingrepen en hormoonbehandelingen vroegen. De meeste van hen waren al zonder medisch toezicht begonnen met hormoonbehandelingen. Onze eerste benadering van transseksualiteit was dus medisch, gebaseerd op het behandelen van transseksualiteit, pas in 2004 kozen we voor een andere benadering, gebaseerd op een mensenrechtenperspectief. De verandering kwam naar aanleiding van de vraag om hulp van een groep transseksuelen en travestieten uit Havana die lastig waren gevallen door enkele politieagenten en andere mensen. Ik benaderde deze groep om hen te vragen om samen met CENESEX een passende aanpak te formuleren. Dit ging niet alleen om gezondheidszorg maar ook om het uitoefenen van hun rechten, in samenwerking met verschillende organisaties van de overheid en uit het maatschappelijke middenveld. Dit was het begin van het creëren van een strategie voor een alomvattende zorg voor transgender mensen, een aanpak die evolueerde en ook impact had op de manier waarop wij mensen en processen identificeerden.

Zo zeggen we niet langer dat we ‘transseksualiteit diagoniseren’ of een ‘studie voor een diagnose maken’. Wat we nu doen is iemand begeleiden bij het uitzoeken van wat gaande is. Met andere woorden, om te ontdekken of iemand transseksueel is, of homoseksueel of travestiet met een hetero- of biseksuele oriëntatie. Niet alles wat ‘gebeurt’ heeft een naam, het gaat om heel diverse kwesties met veel nuances, maar we kunnen tenminste mensen helpen te integreren in de maatschappij, om zich niet ziek, afgeleefd of inferieur te voelen, maar in ons instituut een steun te vinden en een plek waar kennis wordt vergaard. Want wie is er meer geschikt dan de mensen zelf die deze ervaringen hebben om bewustwording te creëren en te werken aan hun socialisering in de gehele bevolking?

We stelden voor hen te trainen in het geven van voorlichting over seksuele gezondheid, en vooral over preventie van HIV besmetting, als een manier om onze activiteiten te verbinden en transseksualiteit zichtbaar te maken in humanitair en sociaal werk. Wij leren hen om ruimhartig te zijn met mensen die deze ervaring niet gehad hebben en hen een kans te geven mee te helpen in het bevorderen van seksuele gezondheid. Vervolgens begonnen we hen te trainen als activisten voor het recht op seksuele diversiteit, met een nadruk op mensenrechten.Deze training is gebaseerd op de methodes van Paolo Freire, een vorm van participatieve educatie waarin menselijke waarden worden gestimuleerd. Verder stimuleren we educatie zodat ze beter werk kunnen vinden en we hebben met overheidsinstanties onderhandelt om hen kansen te geven om te studeren en werken zonder belemmerd te worden door vooroordelen. Twee keer per week komt hier een groep activisten bijeen en in andere steden zijn ook dergelijke groepen gevormd. Daarnaast hebben we een groep families georganiseerd om te pogen familierelaties te verbeteren en gevoelens van schuld en stigma te elimineren en dit heeft veel geholpen.’

Wat zijn de voornaamste obstakels in Cuba voor de acceptatie van seksuele diversiteit?


‘De obstakels zijn gerelateerd aan diepgaande vooroordelen en een gebrek aan kennis omtrent seksualiteit en gender. Daarom waren wij voorstander van een educatieve strategie om respect voor seksuele oriëntatie en diverse genderidentiteiten te vormen, op basis van het principe van sociale rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid. In dit kader steunen we ook educatieve activiteiten als film-clubs, debatbijeenkomsten, theatershows, conferenties, lezingen en programma’s met een publieke deelname, vooral in campagnes rondom 17 mei, de internationale dag tegen homofobie. De media besteedt hier ook aandacht aan. Gedurende die hele week organiseren we debatten op verschillende locaties, in scholen en op universiteiten in verschillende steden waar hier al de voorwaarden en bereidheid toe is gecreëerd. We zijn er in geslaagd een netwerk van activisten te vormen en we organiseren artistiek goed voorbereide optredens.

We hebben geen GayPride. We organiseren een Conga, een zeer mooie traditionele Cubaanse dans, met als thema de noodzaak om vooroordelen af te schudden. We organiseren geen GayPride omdat er ook hetero, lesbische en transeksuele trots is, wij zien niet enkel ‘gay’. We hebben de ogen van de bevolking gericht op het probleem van homofobie, dat is het probleem dat we moeten aanpakken teneinde respect voor mensen als individuen waar te maken.

Bovendien is homofobie nauw verweven met andere vormen van discriminatie waar LGBTT mensen onder lijden, zoals racisme, discriminatie op basis van geografische afkomst, tussen mensen uit de steden en van het platteland, discriminatie tegen migranten, niet-blanken en vrouwen, op basis van leeftijd. Er bestaan dus vele vormen van discriminatie en wij hebben homofobie aangeduid als een vorm van discriminatie waar nog onvoldoende aan gedaan werd en de nationale en internationale wetten nog geen aandacht aan gaven of, als het erkend werd, de wet niet voldoende maatregelen stelde.’

Internationaal werd de strijd voor seksuele en genderdiversiteit begonnen door oppositionele sociale bewegingen. Hoe is volgens jouw deze strijd begonnen in Cuba?


‘De revolutie van 1959 was het vertrekpunt dat de strijd voor seksuele en gender diversiteit mogelijk maakte. De revolutie was het begin van een proces van emancipatie op alle vlakken, een proces dat alle historisch aangeleerde relaties op basis van uitbuiting in twijfel trekt. In dit socialistische overgangsproces vormen we nieuwe relaties door het elimineren van mythen en vooroordelen, vooral met betrekking tot klasse, etniciteit en gender.

Maar het was moeilijker om kwesties met betrekking tot seksuele oriëntatie of genderidentiteiten die niet overeen kwamen met patriarchale en heterosekusele normen aan te pakken. Het begrip dat het hier ook om vormen van onrecht en discriminatie ging ontbrak. De Federatie van Cubaanse Vrouwen (Federacion de Mujeres Cubanas, FMC), de vrouwenorganisatie die strijdt voor de rechten van Cubaanse vrouwen, introduceerde een gender gerichte aanpak. De FMC begreep dat het nodig was om de kwestie van traditionele masculiniteit op te pakken en dat deze traditie ook voor veel mannen, ongeacht hun seksuele oriëntatie, problemen opleverde.

Op die manier werden ook de problemen van niet-heteroseksuelen en aanverwante kwesties zichtbaar in het wetenschappelijke en politieke debat. Dat was de grootste winst, de revolutie vormde het toneel voor sociale gerechtigheid en gelijkwaardigheid. Het werk van de FMC, als deel van de georganiseerde civil society, speelde een sleutelrol in het introduceren in het publieke leven van seksuele voorlichting en van bewustwording van de levens van homoseksuelen en transseksuelen: de vooroordelen waar zij geconfronteerd mee worden en de rechten die zij hebben.’

Kunnen we zeggen dat er een beweging voor seksuele diversiteit, georganiseerd of niet, bestaat in Cuba?


‘Activiteiten rond kwesties van LGBTT kwamen voort uit de vrouwenbeweging. CENESEX, de overheid dus, coördineert een landelijke voorlichtingsprogramma dat overheidsinstanties en civil society organisaties samenbrengt. Op deze wijze krijgt een LGBTT beweging vorm, dat is het uitzonderlijke van de Cubaanse ervaring.’

Wat waren jouw persoonlijke beweegredenen om te betrokken te raken in dit werk? Wat motiveerde jou om een voorvechtster van seksuele en genderdiversiteit te worden?


‘Ik heb deze waarden tijdens mijn jeugd geleerd van mijn familie. Vooral van mijn moeder, zij was een van de leiders van de beweging in de FMC voor seksuele voorlichting. Zij heeft gestreden voor de rechten van LGBTT’s en werd met hardere, meer complexe tegenwerking geconfronteerd dan deze generatie of ikzelf. Daarnaast stelde mijn professionele carrière mij in staat om argumenten met betrekking tot deze kwestie te presenteren vanuit de instituten waar ik werkte. Wat mij vooral motiveerde was het bewustzijn voor sociale rechtvaardigheid dat ik leerde van mijn ouders en in de Cubaanse samenleving, vooral in de scholen en op de universiteit. De waarden van de revolutie zijn aanwezig in heel de complexe Cubaanse samenleving. Ons is geleerd om voor sociale rechtvaardigheid te vechten. En al deze ervaringen stelden mijn in staat om te zien dat seksuele en gender diversiteit een kwesties was die nog onvoldoende in aanmerking werd genomen in onze strijd voor sociale gerechtigheid. Op zijn beurt werd dit bewustzijn versterkt door kennis van geschiedenis en marxisme die me de instrumenten gaven om onze ervaringen in de socialistische transitie te begrijpen en deze kennis in onze sociale activiteiten te introduceren.’

Antonio Carmona Báez doceert politicologie aan de Universiteit van Amsterdam en is auteur van State Resistance to Globalisation in Cuba (Pluto, 2004). Dit artikel verscheen eerder op de website van Grenzeloos.

Naar boven