Blommaert en Van Hoorde: een nieuwe taalstrijd als hefboom voor het socialisme? PDF Print Email
Geschreven door David Baele op dinsdag, 01 november 2011

De tweede Dag van het Socialisme die op 29 oktober doorging in de Vooruit in Gent trok opnieuw meer dan 600 mensen aan voor een boeiende dag vol debatten en workshops. Zelf nam ik deel aan de werkgroep: 'Een nieuwe taalstrijd  als hefboom voor het socialisme?'. Met zo’n titel voor een werkgroep verwachtte ik me bijna automatisch aan een lezing over links en de nationale kwestie in België. Dit bleek echter helemaal niet het geval te zijn, maar ik had evenmin het gevoel bedrogen uit te komen.

Taalkundig antropoloog Jan Blommaert en Johan Van Hoorde, werkzaam bij de Nederlandse Taalunie, probeerden in hun werkgroep de deelnemers duidelijk te maken dat taal enerzijds niet uit neutrale woorden bestaat, dus dat ideeën en waarden hiermee worden overgebracht. En anderzijds hoe we de woorden die van oorsprong een linkse invulling hadden, maar vandaag de dag schaamteloos door rechts gerecupereerd en misbruikt worden, terug kunnen claimen. Een beknopt verslag.

Taalstrijd en ogenschijnlijk neutrale woorden

In essentie moeten we dus onder ‘taalstrijd’ verstaan dat ideeën en waarden worden overgebracht in een taal en dat we als socialisten de inhoud van onze woorden terug moeten opeisen. Volgens Van Hoorde kent deze taalstrijd twee dimensies: “enerzijds de reconstructie van onze eigen sociale woordenschat. Anderzijds de deconstructie van de woorden van onze tegenstanders.” In dit proces moeten we gaandeweg het socialisme herontdekken.

Aan de hand van een fragment uit de film ‘Being there’ van Jerzy Kosinski, waarin te zien is hoe TV-kijkers de woorden van de tuinman van de president van de VS op een TV-show als wijsheid aannemen, maar niet omwille van de woorden op zich, tracht Blommaert van zijn kant uit te leggen hoe dit taalmechanisme in zijn werk gaat. Nadat aan het licht komt dat de president van de VS voor belangrijke beslissingen advies vraagt aan zijn tuinman, krijgt de tuinman een aantal politieke vragen voorgeschoteld die hij beantwoordt met metaforen over planten, bomen en bloemen. Deze woorden beroeren de televisiekijkers omdat iedereen er zich in kan vinden, “maar toch horen we zaken zonder de betekenis er van te snappen”, aldus Blommaert. Want men verliest uit het oog dat de betekenis van deze begrippen een bepaald belang dienen. “Deze beheersing van begrippen noemt men in weteschappelijke termen de hegemonie”. Het is ook iets waar de Franse socioloog Pierre Bourdieux in zijn onderzoek naar verwees: 'de dominante ideeën zijn de ideeën van de dominanten’.

Dit is niet hetzelfde als moeilijke woorden. Moeilijke woorden kunnen heel precies zijn, maar andere woorden die op het eerste zicht niet moeilijk zijn, zijn wel moeilijker begrijpbaar: “bijvoorbeeld : ‘een tsunamie van lasten voor onze middenklasse’. We gaan er onterecht van uit dat deze woorden neutraal zijn, of een neutrale stand van zaken weergeven. Een ander voorbeeld: ‘de redding van de euro’. Er is gevaar, dus redding is goed”. Blommaert poneert dat er een kleur aan deze woorden hangt en dat deze in geen geval neutraal zijn. We moeten volgens hem leren om bij zulke uitspraken heel eenvoudige vragen te stellenen en synoniemen te zoeken. En daarvoor hoeft men geen linguist te zijn. Bijvoorbeeld, wanneer gesproken wordt over ‘de markten’: “Over wie gaat dit eigenlijk? ‘De vrije markt’: voor wie is die eigenlijk vrij? Wanneer ik mijn electrabelfactuur krijg, voel ik helemaal geen vrije markt. Een ander voorbeeld: ‘loonlasten’. Voor wie is dit eigenlijk een last. Mijn loon is inderdaad een last gezien het niet voldoende is, maar dit is blijkbaar niet wat men bedoelt met ‘loonlast’”.

Wanneer je deze woorden dus analyseert kom je tot de vaststelling dat deze woorden de belangen verdedigen van een bepaalde groep. “Bijvoorbeeld, diegene die werk geeft, heeft eigenlijk de indruk dat hij het werk neemt in plaats van geeft, omdat hij een ‘werknemer’ wordt genoemd”. Op die manier kunnen woorden verschuiven en een andere betekenis of kleur krijgen zonder dat men zich hiervan gewaar wordt. “’De economische groei’ bijvoorbeeld, gaat vandaag eigenlijk over het vermeerderen van de winsten van aandeelhouders, terwijl dit vroeger door de socialistische premier Achiel Van Acker ook gezegd werd, maar dan ter verdediging van de welvaartstaat.” Men kan via het simpelweg in vraag stellen van algemeen aanvaarde begrippen ook leugens onthullen. “Wanneer men bijvoorbeeld op een pak cornflakes leest: “bij deze cornflakes krijgt u een lepel gratis”. Maar hoe komt het dan dat ik toch moet betalen terwijl het gratis is?” Wanneer men het heeft over de taalstrijd, gaat het dus om het gevecht voor deze woorden.

Links – rechts: hoe kunnen we onze woorden terugclaimen?

Volgens Blommaert worden in het discours ook veel containerbegrippen gebruikt met de bedoeling bij het publiek de grootst mogelijke bijval te bekomen: “indien woorden leeg zijn kan iedereen er zich wel in vinden en knikt iedereen. We moeten daarom woorden tegen zichzelf inzetten, bijvoorbeeld: ‘liberaliseer of flexibiliseer het asielbeleid’.” Volgens Blommaert bestaat er geen ongekleurd woordgebruik. Het gaat dus ook niet over het terug neutraal proberen maken van woorden, maar over deze als het ware ideologisch terug opeisen: “deze discussie is een strijd om begrippen. De woorden zijn macht, want diegene die u het gevoel geeft dat dit ook uw woorden zijn heeft macht over u.”

Volgens Van Hoorde heeft politiek taalgebruik steeds een moeilijke relatie met de werkelijkheid: “Indien men leest: “de beurzen veren op”. “oef”, worden we dan verondersteld te reageren, maar over hoeveel gaat het, en voor wie veren de beurzen eigenlijk op? We moeten woorden hun programmatorische inhoud teruggeven. Beelden kunnen associaties oproepen, die op hun beurt verwijzen naar emoties. “Moed” bijvoorbeeld, of “de politieke wil hebben”. Deze verwijzen naar emoties zonder objectieve betekenis.”

In het socialisme komt het er op aan om begrippen te deconstrueren, af te breken, om vervolgens via discussie en educatie door de stereotypen te breken. Het links-rechts debat is hiervan een mooi voorbeeld. Men hoort veelal de stelling dat links en rechts een achterhaalde tegenstelling is. De linksen verdedigen de status quo terwijl de rechtsen vooruit willen. De vraag die we ons moeten stellen is: wat zou ons als linksen moeten verbinden? Wat denken wij dat links eigenlijk is? Volgens Van Hoorde is het antwoord in essentie tweeledig: “Links is streven naar enerzijds een maximale insluiting, dus geen uitsluiting, en anderzijds naar een maximale zelfbepaling, dus zo veel mogelijk autonomie, geen heteronomie.”

Belangrijk hierbij is het woordje ‘maximale’. Dit wil zeggen dat het niet ophoudt, maar dat we steeds naar meer moeten streven. Wanneer een politieke macht niet enkel haar eigen invulling geeft aan het woord democratie bijvoorbeeld, maar deze daarenboven ook ziet als een vervolmaakt systeem, wordt repressie ten aanzien van demonstranten in de naam van de verdediging van deze ‘democratie’ makkelijk verantwoordbaar.

“Gelijkheid, vrijheid, solidariteit en democratie zijn woorden die gaandeweg verschoven zijn naar een rechts gebruik”, aldus Blommaert. “De prijs van de vrijheid is hier een mooi voorbeeld van. Volgens Matthias Storme, intellectueel binnen de Vlaamse nationale beweging die deze prijs in ontvangst nam, is “de groostste vrijheid, de vrijheid om te discrimineren”. Hij refereert hiermee naar de veroordeling van het Vlaams Belang als racistische partij. We moeten onszelf dus terug afvragen wat een links idee is voor deze woorden. Maar het is ook gevaarlijk deze zaken als een afgewerkt product te beschouwen.”

Wanneer we van het woord ‘gelijkheid’, ‘emancipatie’ maken, van het woord ‘vrijheid’, ‘bevrijding’, van ‘solidariteit’ maakt men ‘solidariseren’ en van ‘democratie’ maakt men ‘democratisering’, wordt duidelijk hoe we zaken makkelijker kunnen zien als onafgewerkte producten. Blommaert haalt het voorbeeld aan van Jean-Luc Dehaene, volgens wie de democratie veel te traag werkt, waaruit hij vervolgens afleidt dat de democratie, alsook de vakbonden, zich dan maar moet aanpassen aan de economie, omdat deze veel sneller en dus efficiënter zou werken. Dit is uiteraard anders wanneer we zaken eerder gaan zien als een proces.

Babbel over woorden!

De boodschap van Blommaert en Van Hoorde is: babbel over woorden! Blommaert laat om dit toe te lichten een citaat van Bart De Wever lezen die luidt als volgt: “Wie zijn politieke ideeën wil verkopen moet proberen zijn politiek taalgebruik op te leggen aan de tegenstander”. De Wever weet dus perfect waar hij mee bezig is, namelijk via culturele dominantie het bekomen van de hegemonie. Op die manier worden we zonder het te beseffen overrompeld door denkmanipulatie, die in wezen neerkomt op propaganda.

Van Hoorde: “Durf naar betekenissen te zoeken. Gebruik woorden bewust. Zeg desnoods: “met democratie bedoel ik…”. Het vrije marktdenken heeft het politieke discours in sterke mate beïnvloed. Partijen kan men vergelijken met de verschillende producten in een supermarkt, en terwijl wij gereduceerd worden tot consumenten van politieke producten blijven we allen achter met een gevoel van onvermogen om ons leven in eigen handen te hebben. Om van het socialisme een groot verhaal te maken moeten we terug een links-rechts discussie durven aangaan, op basis van wat ons onderscheid van het rechtse denken.” Terwijl Johan Van Hoorde afsluit met deze scherpzinnige boodschap, bedenk ik net dat deze werkgroep ironisch genoeg juist de bedoeling had me te doen nadenken over de reden waarom ik automatisch aan de nationale kwestie moet denken bij het horen van het woord ‘taalstrijd’.

Naar boven