Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Tegen de aanvallen op de index, nood aan een nieuwe koers! PDF Print Email
Geschreven door Guy Van Sinoy op vrijdag, 20 juli 2012

Sinds de Spaanse voetbalploeg Euro 2012 heeft gewonnen, leeft mijn Spaanse buurman op een wolkje. Niet alleen doet hij zijn rood-gouden sjaal niet meer af, meer nog, hij bekijkt de actualiteit doorheen een Spaanse voetbalploegbril. Deze morgen bladerde hij door zijn krant terwijl hij aan zijn café con leche slurpte op het terras van de bar hier om de hoek, en wierp hij mij toe: “Dus als de vakbonden over de index gaan onderhandelen doen ze er goed aan enkele Iniesta’s en enkele Fabregas in hun ploeg te hebben, zo niet gaan de vakbonden 4 doelpunten incasseren zoals de Italiaanse ploeg!”

Een defensieve taktiek leidt tot nederlagen

Helemaal gelijk heeft mijn Spaanse buur niet. Want in vakbondsonderhandelingen is het niet van belang vedetten te hebben. Maar hij heeft ook niet helemaal ongelijk. Want zowel in voetbal als in vakbondsonderhandelingen,  moet men een aanvallende taktiek hebbenals men wil winnen. Als je defensief speelt, of het nu in voetbal of in onderhandelingen is, dan stel je je enkel tot doel de schade zoveel mogelijk te beperken. Niet om te winnen. Je gaat dan naar huis, verslagen met een score van 1-0 of 2-0, en zegt “dat je erger hebt vermeden”, m.a.w., je hebt niet met 4-0 of 5-0 verloren.

Dat is wat gebeurde met het laatste interprofessioneel akkoord (IPA) van 2011-2012, waar de patroons naar de onderhandelingen zijn gekomen met hun eigen eisenbundel, en waar de vakbonden verslagen zijn door zich terug te trekken in een poging “de schade te beperken”. Het resultaat: het ontwerpakkoord resulteerde in een loonsverhoging van 0,3% (op 2 jaar!), oftewel: bijna niets. Kortom, het was 4-0. Het ACV heeft getekend (ondanks verzet van de bediendencentrales CNE en LBC) terwijl het ABVV en het ACLVB het IPA verwierpen. Maar ondertussen wordt het akkoord in zijn geheel opgelegd aan de werknemers in de privésector.

De loonnorm: vuil spel!

Laten we van deze kleine herinnering aan het lamentabele IPA 2011-2012 profiteren om een lans te breken tegen deze fameuze loonnorm.

De huidige procedure die moet uitmonden op de vastlegging van de loonnorm voorziet dat de Centrale Raad voor het bedrijfsleven elke twee jaar in de herfst, voor het begin van de onderhandelingen met het oog op een nieuw IPA, een technisch rapport opstelt over de maximale beschikbare marges i.v.m. de evolutie van de loonkost in nominale begrippen, en dit op basis van de verwachte evolutie in de referentiebuurlanden, dus Duitsland, Frankrijk en Nederland. Op basis van dit technisch rapport komen de sociale onderhandelaars een loonnorm overeen, in het kader van het IPA, die de maximale marges vastlegt voor de evolutie van de loonkost.

De marge omvat altijd op zijn minst de index en de baremieke verhogingen. De som van de indexatie, de baremieke verhogingen en de onderhandelde loonsverhogingen op verschillende niveaus, mag de maximale marge voor de “gemiddelde” loonkost niet overschrijden in nominale termen per uitbetaalde werknemer in fulltime equivalent, in overeenstemming met de evolutie van conventionele arbeidsduur. De eerbiediging voor de marge komt op die manier tot stand op basis van een berekening van de loonkost per gepresteerd uur. Wat dus meetelt is het bruto loon.

Maar verdorie: het is enkel het bruto loon dat meetelt voor de loonkost. Daarnaast is er ook de patronale sociale bijdrage! Daarom dat wanneer een werkgever een loontrekkende aanneemt, hij steeds het volgende stelt: “Dat kost me zoveel: bruto loon + sociale lasten”. Maar al jaren stopt de Belgische regering niet met de patronale sociale bijdragen te verlagen (meer dan 10 miljard € per jaar!). Deze patronale bijdrageverminderingen aan de sociale zekerheid (in patronale taal “sociale lasten” genoemd) zijn niet enkel pure diefstal, maar zij tellen ook niet mee in de berekening van de loonnorm en betekenen dus gewoonweg een kunstgreep van deze norm!

Di Rupo wil de syndikale leiding paaien

Op dit moment consulteert Di Rupo de sociale partners om een “relanceplan” voor te bereiden. Hij wil in ruil voor het in de economie pompen van enkele honderden miljoenen euro's het engagement van de syndikale leidingen zich een low profile aan te meten tijdens de onderhandelingen voor een volgend IPA. Onderhandelingen die van start gaan op het einde van de herfst 2012. Voor alle syndicale afgevaardigden en militanten die een beetje nadenken, gaat nu een oranje knipperlicht aan.

Te meer daar de eerste stellingnames van het ABVV en het ACV eerder lauw zijn. Eigenlijk stellen de twee grote vakbonden dat het plan van de regering zich zou moeten baseren op de volgende krachtlijnen: ”versterking van de koopkracht (automatische loonsindexering, welzijnskoppeling van de sociale uitkeringen, een striktere controle van de evolutie van de prijzen);een rechtvaardiger fiscaliteit; een echte werkgelegenheidspolitiek, met kwaliteitsjobs en betere jobkansen, meer bepaald voor oudere werknemers; werkervaringsgarantie en vorming voor niet gekwalificeerde jongeren, met het perspectief op een duurzame job in het vooruitzicht; geen verlenging of flexibilisering van de arbeidstijd; strategische openbare investeringen (hernieuwbare energie, mobiliteit, diensten); beter bestemming van openbare middelen; structurele verbetering van de competitiviteit (innovatie, onderzoek & ontwikkeling, vorming)”.

Dit is een defensieve houding want men stelt zich tevreden met te stellen dat de aanvallen tegen de loontrekkenden niet verder mogen gaan, maar er is niet de minste eis om wat verloren ging, terug te nemen.

De liberale vakbond denkt wat haar betreft, “dat men beter een klimaat van vertrouwen zou scheppen en jobs zou creëren, met een echte sociale visie”. Zij zeggen dit zonder te lachen! Voor het ACLVB zijn de twee prioriteiten:”de binnenlandse vraag stimuleren (behoud van de index, verhoging van het minimumloon, energiebesparing) en het herstel van de competitiviteit van de bedrijven (door vorming en innovatie te stimuleren)”.

Bemerk goed dat geen enkele van de drie vakbonden de verhoging van de lonen eist (wat logisch zou zijn als men de koopkracht wil verhogen). Het ACV en het ABVV beperken zich er toe om een opwaardering van de sociale uitkeringen te vragen (“welzijnskoppeling”).

Het ACLVB beperkt zich tot de vraag het minimumloon te verhogen. Terwijl de onderhandelingen nog niet zijn begonnen, hebben de syndikale leidingen al een laag profiel aangenomen. Eerlijk gezegd, als men zich beperkt tot een opwaardering van de sociale uitkeringen en het minimumloon, dan zullen de lage inkomens zeker iets verbeteren: ze zullen van de Lidl naar de Aldi kunnen gaan (of omgekeerd!). Maar dit staat mijlenver af van het ambitieuze project voor “economische relance”.

Een nieuw offensief tegen de index

Het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) heeft van zijn kant kleur bekend: “de concurrentiepositie van de ondernemingen versterken (de loonkost en de energiekost beteugelen, modernisering van het recht op arbeid, vermindering van administratieve formaliteiten) en inovatiecapaciteit, competenties en internationaal ondernemerschap verhogen.” Vertaald in gewone mensentaal: de lonen blokkeren, bekomen van nieuwe sociale bijdrageverminderingen, nog meer ontmantelen van de arbeidsreglementering om de flexibiliteit te laten toenemen, nieuwe fiscale geschenken aan de patroons.

En net dit moment kiest Luc Coene, gouverneur van de Nationale Bank (oud-medewerker van het IMF en liberaal ex-senator, en kabinetschef onder Guy Verhofstadt) uit om een nieuwe “studie” te presenteren over een hervorming van de index met meerdere mogelijke scenario's: berekening van de index in centen in plaats va, procenten, afschaffing van de indexering voor de hoogste lonen, een aantal levensnoodzakelijke producten uit de indexkorf lichten (stookolie, gas, electriciteit).

We herinneren er aan dat de huidige index al onderhevig is geweest aan een reeks schandalige prutserijen. In de jaren '80, onder de regering Martens-Gol (CVP-PVV), hebben we twee indexsprongen gehad (die we vandaag nog steeds betalen). In 1994 werd de gezondheidsindex ingevoerd (neutralisering van de prijs van alcohol, tabak, benzine, diesel), alsook de afgevlakte index (het gemiddelde van de gezondheidsindex van de vier afgelopen maanden) om op die manier de aanpassing van de lonen en de uitkeringen aan de levensduurte uit te stellen.

Men moet er rekening mee houden dat in de huidige sociale omstandigheden (een bijna volledige blokkering van de lonen door het laatste IPA, flexibiliteit en groeiende onzekerheid  van de verloningsvoorwaarden, massale werkloosheid, toenemende achteruitgang van de werkloosheidsvergoedingen, te lage wettelijke pensioenen), in het geval van een nieuwe aantasting van de index de meeste zwakke uitkeringen deze keer van de Lidl of de Aldi bijna rechtstreeks naar de voedselbank zullen moeten gaan!

In de schoot van de regering Di Rupo zijn de meningen over de index op dit moment verdeeld. Het meest agressief is Open VLD. De partij die het meest er tegen gekant is, in woorden toch, dat men aan de index raakt is de PS. Zij weet immers zeer goed dat de index een sociale verworvenheid is waar een belangrijk deel van haar electoraat aan gehecht blijft. De omvang van de verkiezingsnederlaag van PASOK in Griekenland heeft wel degelijk indruk gemaakt op de hoofdkwartieren van de sociaaldemokraten in Europa...

Maar de burgerij houdt zich niet bezig met de electorale geestestoestand van de PS. Zij is  vastbesloten om een einde te stellen aan de index, die ze als een Belgische anomalie beschouwt in vergelijking met andere Europese landen (Luxemburg terzijde gelaten waar de index ook nog bestaat).

Gerichte vergelijkingen

Merken we op dat de burgerij zeer nauwgezet de thema's uitkiest alvorens zij de bestaande situatie in België vergelijkt met die van andere landen. Zij wijst de index met de vinger, maar zwijgt in alle talen over  andere materies die trouwens ten zeerste aan te bevelen zijn om te vergelijken.

De wettelijk pensioenleeftijd bijvoorbeeld ligt in België op 65 jaar voor mannen en vrouwen (vroeger lag die op 60 jaar voor de vrouwen), terwijl de pensioenleeftijd in Frankrijk op 60 jaar lag en stelselmatig verhoogd zal worden tot 62 jaar als gevolg van de contra-hervormingen die door Sarkozy werden ingevoerd.

Een vermogensbelasting bestaat niet in België, terwijl die wel wordt toegepast bij onze Franse buren. De belastingscontrole in België botst vaak op het bankgeheim, terwijl in Frankrijk de belastingscontroleurs toegang hebben tot bankgegevens van de belastingsplichtigen.                    

Noteer ook dat in België, bij een ten onrechte ontslagen vakbondsafgevaardigde, de rechtbanken nooit de herintegratie opleggen, terwijl dit in Frankrijk wel de regel is.

Vergelijkbare zaken selectief  uitkiezen om de publieke opinie te beïnvloeden en te manipuleren is blijkbaar een systematisch gebruikte methode door de patronale studiebureaus.

ACV: voorstander van een daling van de patronale sociale bijdragen

Op 26 juni verspreidde het ACV, als reactie op de verklaringen van Luc Coene, een verklaring waarin zij zeer terecht stelt tegen elke aantasting van de indexering van lonen en sociale uitkeringen te zijn.

Maar men wordt stil als men de volgende argumentatie leest: “Er bestaat een zeer goede oplossing om de competitiviteit van gevoelige sectoren te verbeteren tov de concurrentie: op een doeltreffende en billijke de sociale lasten verminderen, door het verlies aan inkomsten te compenseren door meer rechtvaardige bijdrage op de andere groepen van inkomens. Eigenlijk zijn het niet de lonen die te hoog zijn maar het zijn de loonlasten en dat komt omdat andere inkomsten niet op een correcte manier bijdragen. Het ACV pleit dus niet voor een verhoging maar wel voor een meer rechtvaardige verdeling van de fiscale lasten. Het ACV verwijst opnieuw naar de relancevoorstellen die het begin van de week heeft geformuleerd.”

Anders gezegd, het ACV spreekt zich uit voor een vermindering van de patronale sociale bijdragen aan de sociale zekerheid, en dit door de verwarring tussen belastingen en sociale uitkeringen volledig te behouden. Maar de bijdragen aan de sociale zekerheid zijn indirect loon. Trouwens, het beheer van de kassen van de sociale zekerheid zouxclusief in de handen moeten zijn van de werknemers en hun organisaties (vakbonden, mutualiteiten) en niet het voorwerp uitmaken van een tripartite beheer (werkgevers, regeringen, vakbonden).

De houding van het ACV is onaanvaardbaar: ze leidt immers regelrecht naar het leegmaken van de kassen van de sociale zekerheid en verschuift het indirect loon naar de belastingbetalers, t.t.z. naar de werkende klasse. De inkomsten van loontrekkenden worden belast tot de laatste cent, terwijl zelfstandigen en bedrijven enkel belast worden op hun aangegeven inkomsten.

ABVV: “Hoe de competitiviteit verbeteren?”

Gelukkig heeft het ABVV niet dezelfde positie ingenomen als het ACV wat betreft de sociale bijdrageverminderingen aan de sociale zekerheid. Maar net zoals het ACV zinkt het ABVV weg in het moerassige terrein van de competitiviteit. Het is een moerassig terrein omdat de competitiviteit verdedigen, de dood betekent van de collectieve verdediging van de werknemers en van de arbeidswetgeving.

Heel de strijd van de arbeidersbeweging, sinds het begin van het kapitalisme, bestaat uit een strijd voor de onttrekking van de verkoop van de arbeidskracht (de lonen) aan de wetten van de kapitalistische jungle, en aan de marktwetten die er er voor zorgen dat de werknemers tegen elkaar worden opgezet, door de concurrentie tussen de loontrekkenden te laten spelen en zo de lonen naar beneden te trekken.

Proberen de “kapitalistische economie te herlanceren” door “de competitiviteit te verbeteren” komt voor een vakbondsorganisatie neer kwakzalver te spelen om te proberen een ziek kapitalisme weer vlot te trekken. Dit is een zelfmoordpoging op het vlak van syndicale strategie.

De aanvaarding van de loonnorm tijdens de voorbije interprofessionele akkoorden heeft dit voldoende aangetoond. In plaats van een springplank te zijn voor sociale vooruitgang, is het IPA omgevormd in een keurslijf voor de sterke syndicale sectoren.

De vinger in het raderwerk van de competitiviteit steken is op termijn aanvaarden dat de lonen en arbeidsomstandigheden op de minst voordelige situatie worden gelijkgesteld. Het is niet onmogelijk dat het VBO een dezer de competitiviteit inroept om het einde van het interprofessioneel minimumloon te bepleiten want dit bestaat niet in Duitsland b.v.

Nood aan een nieuwe koers!

De grote zwakheid vandaag van de syndicale beweging in België komt niet door een gebrek aan gekwalificeerde technici (economisten, statistici, juristen, enz.). Haat grote zwakte is dat zij geen ideologisch kompas heeft en haar karretje aanhaakt aan de burgerlijke economische parameters.

Na de Eerste Wereldoorlog, toen de Belgische bourgeoisie instemde met de achturendag zonder loonsverlies op weekvlak, stelde niemand in de vakbonden zich de vraag te weten of dit “competitief” was. Geconfronteerd met de omverwerping van het kapitalistisch regime in Rusland en de onstuimige opgang van de revolutie in Duitsland, wou de burgerij het belangrijkste redden: haar politieke hegemonie in West Europa behouden, zelfs ten koste van (in haar ogen) buitensporige toegevingen: achturendag, algemeen stemrecht, schrapping van artikels in het strafwetboek die stakingen criminaliseerden, indexering van lonen en uitkeringen.

In juni 1936, toen de arbeiders in Frankrijk en België , door staking, het recht op betaalde veakntie afdwongen, was er niemand die zich de vraag stelde of dit “competitief” was. Uiteraard konden de patroons toen  zich niet inbeelden dat men werknemers moest gaan betalen die niet werkten, zelfs gedurende een week. Maar tijdens al deze grote gevechten, waarin de vakbeweging belangrijke overwinningen behaalde, was de krachtsverhouding tussen de sociale klassen beslissend. Niet de “competitiviteit” noch de “relance van de economie”, noch eender welk ander kapitalistisch lokmiddel.

“Ja maar, dit gaat de patroons niet behagen”, gaan sommigen zeggen, “ en trouwens zij zijn er niet mee akkoord”. Natuurlijk, geen enkele baas zal met plezier antikapitalistische maatregelen aanvaarden, enkel een doortastende strijd met concrete doelstellingen die beantwoorden aan de onmiddellijke objectieve noden van de werkenden, zal de bourgeoisie dwingen tot toegevingen. Bijvoorbeeld rond de eis van arbeidsduurvermindering tot 32 uur zonder loonverlies en met verplichte compenserende aanwervingen om zo de werkloosheid aan te pakken...

De wereld van de arbeid heeft vandaag nood aan een kompas, een programma met antikapitalistische hervormingen zoals dat door het ABVV werd aangenomen in de jaren '50.

Een actueel programma, aangevuld met ecologische, democratische, feministische en antiracistische eisen. Dit is niet enkel nodig voor de werkende bevolking, de loontrekkenden, maar eveneens voor het behoud van de planeet. Wat dit betreft illustreren de woedende reacties van Electrabel op de sluiting van de kerncentrales de actualiteit van bepaalde eisen uit het programma van het ABVV van de jaren '50: de nationalisering zonder schadeloosstelling van de productie en distributie van energie.

Op dit moment zijn we zover nog niet, en de agentschappen van de burgerij die de index verwensen “zetten banderilla's” (de pinnen van de toreador) zoals mijn Spaanse vriend zegt als hij niet over voetbal spreekt.

Maar de ideologische herbewapening rond een antikapitalistisch programma is onontbeerlijk. Zonder dit programma riskeert de vakbeweging, die in ons land nog steeds heel wat leden heeft, en die nog steeds een dam opwerpt tegen de kapitalistische barbarij, af te glijden tot  louter dienstbetoon , nog juist goed om pleisters te verdelen om de slachtoffers van de winsthonger te verzorgen.

Naar boven