Het monster in de klassenstrijd PDF Print Email
Geschreven door Jase Short op zondag, 07 april 2013
Beginnend met de symboliek van Mary Shelley’s Frankenstein via Marx’s groteske metaforen in Das Kapital om de door de markt gecreëerde fetishes te bezweren en eindigend met verhalen over Afrikaanse zombies in het tijdperk van globalisering, verkent David McNally het landschap van horror en fantasy in heden en verleden. Monsters of the market is de meest ambitieuze analyse van dit genre tot nu toe van de hand van een marxist.

 

We worden tegenwoordig overspoeld met televisieseries, films en boeken over zombies en vampieren, van de populaire serie The Walking Dead tot Twilight. McNally onderzoekt waarom dergelijke thema’s zo populair zijn. Hij bespreekt hoe ze van folklore tot massa-cultuur werden en probeert te begrijpen waarom deze fantastische wezens zoveel mensen aanspreken.

 

Er bestaat een lange traditie van marxistische theorie over speculatieve fictie maar jammer genoeg wordt die overheerst door Darko Suvin’s Metamorphoses of Science Fiction. Suvin slaat science fiction hoger aan dan fantasy (en daarmee verbonden subgenres als horror). Hij doet die af als irrationeel, reactionair en zelfs fascistoïde. Schrijvers als China Miéville en Andrew Milner vinden dit onderscheid te grof en belemmerend voor een werkelijke analyse. Zij verdedigen alle vormen van fantastische fictie als een ‘houding’ die ‘juist in moderne tijden relevant is’. In dit boek gaat McNally niet expliciet in op dat debat maar in eerdere teksten schaarde hij zich uitdrukkelijk aan de zijde van Miéville en Milner.

 

Volgens McNally falen recht-toe, recht-aan verhalen als we de ongeziene werking van kapitaal duidelijk willen maken; in dergelijke verhalen wordt aangenomen dat wat onzichtbaar is, ook niet bestaat’. Maar ‘marktwerking’ bestaat, het is echt maar op een ‘fantastische’ wijze, niet direct waarneembaar. Volgens McNally kunnen ‘fantastische genres, literair of folkloristisch’, bij tijd en wijle subversief zijn door het gebruik van een grotesk realisme dat ‘de absurditeit van kapitalistische moderniteit weerspiegeld’. Vandaar dat voor McNally ‘kritische theorie een bondgenootschap moet sluiten met het fantastische’.

 

Om te illustreren hoe het fantastische een wereld gecreëerd door kapitaal kan weergeven behandelt McNally de wordingsgeschiedenis van Mary Shelley’s beroemde Frankenstein: or the Modern Prometheus en hoe deze verweven was met de klassenstrijd in Engeland. McNally beschrijft hoe de common of het gemeenschappelijke land dat in publiek bezit was, opgedeeld en geprivatiseerd werd en hoe de Engelse burgerij er de macht verwierf. Vervolgens bespreekt hij de openbare ontleding van dode menselijke lichamen.

 

Het was een Nederlandse uitvinding, pas later fungeerden openbare ontledingen als een belangrijk machtsvertoon van de Engelse bourgeoisie: ‘De ontledingen waren opgezet als dramatische voorstellingen. Ze vonden plaats in theaters met het doel om tegelijkertijd te vermaken, te onderwijzen en te waarschuwen – het was een manier waarop de heersende klasse zijn macht in etaleerde. Naarmate het kapitalisme groeide, nam de armoede toe, en groeide ook het aantal ontledingen van geëxecuteerden. Er vonden regelmatig hevige gevechten plaats tussen de organisatoren van dergelijke spektakels en de familie en vrienden van recent geëxecuteerden . Mcnally laat zien dat het motief om te voorkomen dat lichamen ontleed werden niks met bijgeloof of een obsessie met de dood te maken had. Maar dat het ging om het beschermen van de waardigheid van de doden. 

 

Voor de bourgeoisie was het ontleden van lichamen van dode proletariërs een uiting van macht – voor de armen was het redden van het lichaam van een overleden makker een onderdeel van de klassenstrijd. Zo werd voorkomen dat de bourgeoisie ook nog eens over de doden kon heersen. Er ontstond een markt in lichamen en lichaamsdelen, bestemd om te ontleden – het leidde tot een massale grafroof die grote indruk maakte op de bourgeoisie en het jonge proletariaat. De rijken kochten stevigere doodskisten, de armen gingen over tot het bewaken van de grafvelden.

 

Een monsterlijke machine


McNally zoekt de oorsprong van Mary Shelley’s Frankenstein in de wijdverspreide angst voor schending van lichamen. Hij beargumenteert op overtuigend wijze dat Shelley’s radicale opvattingen (ze was een van de weinige Britten die opkwam voor Ierland en voor Ierse migrantenarbeiders) een rol spelen in het boek. Hij toont hoe haar verhaal de tegenstrijdigheden in de retoriek over monsters, die zo belangrijk was in de klassenstrijd van het negentiende-eeuwse Engeland, illustreert. Voor de heersende klasse, was de ‘gezichtloze’ massa monsterlijk, voor de onderdrukten was een heersende klasse die de lichamen van proletariërs net zo gemakkelijk doorsneed als de restanten van het collectieve bezit even monsterlijk.

 

Deze interpretatie botst met de gangbare kijk op Mary Shelley’s werk; Anders dan in de conservatieve interpretatie van het boek vormt niet de wetenschap maar de isolatie van mensen de bron van alle gevaar. Het boek bekritiseert niet de zoektocht naar kennis maar de risico’s van intellectueel, artistiek en wetenschappelijk werk in een steeds individualistischer wordende samenleving. Daar dient de wetenschap maar al te zeer de persoonlijke verrijking en niet het welvaren van de gemeenschap. Zoals het Wezen opmerkt toen het zich brandde aan vuur waar het zich eerst aan verwarmd had; ‘hoe vreemd vond ik het dat dezelfde oorzaak zo’n tegengestelde effect kon hebben!’ Het is dit inzicht, de tegengestelde resultaten die menselijke uitvindingen hebben afhankelijk van de omgeving, dat de tekst zo indringend maakt.

 

McNally behandelt vervolgens Marx’ gebruik van monsterachtige termen in zijn beschrijving van kapitaal. In Het Kapitaal lezen we; ‘Perseus droeg een magische muts zodat de monsters waar hij jacht op maakte hem niet konden zien. Wij trekken de magische muts over onze ogen en oren om te ontkennen dat er monsters zijn’.

 

Volgens McNally is voor Marx de essentie van het monsterachtige kapitalisme dat het menselijk vlees en bloed verandert in grondstoffen voor een losgeslagen proces van kapitaalaccumulatie’. Meer dan ‘slechts provocerende metaforen zijn de monsters van Marx tekenen van afgrijzen, indicatoren van de reële horror van het moderne sociale leven’. McNally bekritiseert interpretaties van Het Kapitaal die Marx’ beschrijvingen van het leven van arbeiders afdoen als irrelevant voor zijn analyse van de koopwaar; Meer dan decoratie, zijn Marx’ stijlfiguren en zijn empirische analyses – de plekken waar we het vaakst monsters tegenkomen – integrale delen van zijn conceptuele apparaat. Deze passages zijn allesbehalve inconsistent of overbodig. Marx schakelt qua toonzetting en woordgebruik heen en weer tussen complexe theoretische analyses van de koopwaar en metaforische beschrijvingen van de verminking van de lichamen van arbeiders door de kapitalistische productie.

 

Kapitalisme brengt een vervreemde wereld voort, waarin alles op z’n kop staat. De theorie om zo’n wereld te beschrijven moet de wilde bewegingen hiervan weergeven. Dit is vooral belangrijk omdat de werkingen van het kapitalisme in het alledaagse leven vanzelfsprekend zijn geworden. Marx probeert, net zoals Brecht, ons te vervreemden van wat we denken te kennen zodat we de ware aard ervan zullen zien”

 

Postkoloniale zombies


McNally eindigt met een bespreking van voodoo-horror in hedendaags Afrika. Verhalen over menselijke pinautomaten uit wiens mond cash komt rollen en over rituele mensenoffers om welvaart te verwerven zijn wijd verspreid in post-koloniaal Afrika. Sommige van de meeste dramatische verhalen zijn die over zombie-arbeiders, bijvoorbeeld de verhalen over onzichtbare plantages in West Afrika waar slaapwandelaars de hele nacht door werken. Aan het begin van een nieuwe werkdag worden ze uitgeput wakker zonder zich iets te herinneren. De wortels van de zombiemythe liggen in de folklore van Derde Wereld , niet in westerse films. Met de migratie van Afrika naar het Amerikaanse filmdoek onderging de zombie een transformatie van zwoeger naar consument. In George Romero’s Dawn of the Dead bestormden zombies de winkelcentra.

Monsters of the Market. Zombies, Vampires, and Global Capitalism is zeer leesbaar en informatief en zal zelfs mensen die geen horrorfan zijn aanspreken. McNally slaagt erin complexe politieke concepten duidelijk te maken zonder ze te versimpelen. Geen marxist of horror-fan zou het boek mogen missen.

 

Jase Short is actief in de Amerikaanse revolutionair socialistische organisatie Solidarity. Dit is een ingekorte vertaling van een artikel dat eerder verscheen in hun tijdschrift Against the Current. Nederlandse vertaling door redactie Grenzeloos


Naar boven