Debat: moet de economie inkrimpen? PDF Print Email
Geschreven door Stéphane Heinrich & Stéphanie Treillet op dinsdag, 04 januari 2005

Tegenover de ecologische en sociale crisis die de industrialisering teweegbrengt zoweel in het Noorden als in het Zuiden ontstaan er debatten, ondermeer in de andersglobaliseringsbeweging, over de notie "duurzame economische inkrimping". Voor sommigen gaat het om een pertinente kritiek op de logica van steeds meer economische groei. Voor anderen betekent het een verwerping van de idee van verdere ontwikkeling zelf. Rood geeft het woord aan beide kampen. Eerst geven we het woord aan Stéphane Heinrich, pleitbezorger van het krimpscenario. Voorts komt Stéphanie Treillet aan het woord, lid van de wetenschappelijke raad van Attac-Frankrijk.

Stéphane Heinrich: De notie "economische inkrimping" vertrekt van objectieve vaststellingen: er kan geen sprake zijn van een oneindige groei op een begrensde planeet. Zoals de Club van Rome reeds vaststelde bijna vijfitg jaar geleden: 20 procent van de planeetbewoners zijn verantwoordelijk voor 80 procent van de consumptie, terwijl een hele reeks natuurlijke bronnen eindig zijn. Indien alle bewoners van deze planeet de levenswijze zouden hebben van een Europeaan zouden we meerdere aardes nodig hebben om de ecologische voetafdruk aan te kunnen. Indien iedereen de levenswijze van een Amerikaan zou aannemen, zouden we nog méér aardes van doen hebben. Op 50 jaar tijd zijn de ongelijkheden nog toegenomen, ondanks een aanhoudende economische groei. Die groei vindt dan nog eens in grote mate plaats in de westerse landen en wordt dus onhoudbaar.

Trouwens, gedurende eeuwen werd er helemaal geen rekening gehouden met de groei. Het gaat eigenlijk om een zeer recent begrip (18de - 19de eeuw). En waartoe dient groei als ze niet gelukkig maakt (een vraag die ik onlangs onder ogen kreeg in de Financial Times, de bijbel van het economisch liberalisme en de financiële globalisering)? Waartoe dient die groei tout court? Is de groei noodzakelijk?

De term " duurzame inkrimping ", die voor het eerst werd gebruikt door Georgescu-Roegen, zet zich in de eerste plaats af tegen de economische groei zoals die vandaag gedefinieerd wordt: t.t.z. de verhoging van het Bruto Binnenlands Product. Het BBP dat zowel bepaald wordt door de levenden als de doden, door de economie als de anti-economie : het stormweer van 1999 heeft bijvoorbeeld geleid tot een groei van het BBP van 1,2 procent.

Maar de term 'duurzame inkrimping" gebruiken we vooral tegenover de gekaapte term "duurzame ontwikkeling", een begrip dat eigenlijk niets meer betekent, gezien ontwikkeling bijna altijd gebruikt wordt als een synoniem voor groei.  Bijna altijd, stelt Jean-Marie Harribey, gezien hij bijvoorbeeld wel een onderscheid maakt tussen het kwalitatieve aspect van ontwikkeling ten opzichte van het louter kwantitatieve aspect van groei.

Nog een vaststelling. De noties van economische entropie of van bio-economie werden nooit geïntegreerd in de klassieke economische theorieën, de neoklassieke, de liberale, de marxistische… En als die begrippen al ontdekt worden, leidt dat niet tot het in vraag stellen van 'ontwikkeling'. Is die 'ontwikkeling' nochtans niet gewoon een andere vlag waaronder het kapitalisme probeert het onderste uit de kan te halen? Is 'ontwikkeling' niet gewoon het middel om verdere groei te bereiken? Betekent duurzame ontwikkeling niet vooral dat je drie magen nodig zal hebben, om drie keer zoveel te kunnen eten?

Concreet zal duurzame inkrimping kunnen bereikt worden door een matiging van onze levenswijze, door een denkoefening over onze basisbehoeften, en door het een halt toeroepen van een absurde en verwoestende overconsumptie… Dat geldt natuurlijk in de eerste plaats voor de westerse landen, die een ontwikkelingsniveau bereikt hebben dat  ruim toelaat  om in de vitale behoeften van de bevolking te voorzien - wetende dat er ook armoede bestaat in deze landen en dat die armoede zelfs toeneemt. In de landen waar honger heerst, waar toegang tot water of electriciteit een privilege is, kunnen we en mogen we vandaag geen daling van het levensniveau vooropstellen. De keuze voor groei en inkrimping hangt dus af van de staat waarin een land zich bevindt.

We zouden het alternatief van  "duurzame inkrimping" lichtjes provocatief als volgt kunnen samenvatten: “jullie zullen minder hebben, en jullie zullen het dan nog eens moeten verdelen”. Overigens, ook begrippen als basisinkom en burgerlijke ongehoorzaamheid op het werk kunnen behoren tot een referentiekader i.v.m. middelen om een duurzame inkrimping te bereiken.

De economische inkrimping kan deel uitmaken van de grondvesten van een andere mogelijke en wenselijke maatschappij. Een samenleving die  een onderscheid maakt tussen het essentiële en het overbodige, waarin de verhouding handelaar-consument niet meer de bepalende verhouding is en waarin de hoogste waarden niet langer economische groei, concurrentie en jobs ten koste van alles zijn. Een maatschappij waarin niet langer de tevredenheid van aandeelhouders  impliceert dat sociale en ecologische normen moeten begraven worden. Het betekent niet dat we terug naar de kaarsverlichting moeten overschakelen. Het betekent dat we de heersende waarden van onze maatschappij in vraag durven stellen.

Het vereist ook dat we ons bewust worden van onze eigen contradicties. Hoeveel andersglobalisten gaan met de eigen wagen naar een manifestatie? Druk telefonerend met hun GSM lopen ze voorbij de ontelbare commerciële stands met op hun t-shirts de slogan 'de wereld is geen koopwaar'...

Stéphanie Treillet: "Duurzame inkrimping" is een modebegrip de jongste jaren. Op het eerste gezicht lijkt het heel aanlokkelijk.  Het maakt ook duidelijk dat er een groeiende bewustwording ontstaat rond de thema's van wat we eerder 'duurzame ontwikkeling' noemden. Dat laatste begrip werd gelanceerd naar aanleiding van de conferentie van de Verenigde Naties van Rio in 1992. Het ging om een ontwikkeling die tot doel had om de armoede te bestrijden, de ecosystemen te beschermen en die sociaal rechtvaardig was ten aanzien van de huidige maar ook de toekomstige generaties.

Uiteraard wordt deze term vandaag gerecupereerd door regeringen en multinationals. Maar los daarvan worden de zaken ingewikkelder omdat steeds meer aanhangers van de 'duurzame inkrimping' op manifeste wijze de idee van ontwikkeling zelf bekritiseren, zelfs al gaat het om duurzame ontwikkeling. In die visie zou er geen enkel verschil bestaan tussen ontwikkeling en groei en zou er geen enkele andere groei bestaan dan de kapitalistische groei. Om dit te begrijpen moeten we even een stapje achteruit zetten.

Deze analyses gaan terug op een stroming die gedurende lange tijd een 'weigering tot ontwikkeling' heeft verdedigd. De argumenten waren de volgende: De pogingen om de derde wereldlanden een ontwikkeling te bieden, betekenden in feite enkel maar de verderzetting, via andere middelen, van hun kolonisatie door het Westen. Elke idee van sociale vooruitgang zou totaal vreemd zijn aan niet-westerse culturen. Ontwikkeling zou dus een ethnocentrische visie inhouden die aan deze landen opgelegd wordt door de vroegere kolonisatoren.

Ivan Illich gaat nog een stap verder als hij het heeft over “hospitalen en klaslokalen als gevangenissen” en over "de manipulatie van de menselijke behoeften door de verkopers van scholen en coca-cola". Hij zet zich af tegen de schoolplicht die hij beschouwt als een indoctrinering.

De universele rechten afgedwongen door strijd van de mensheid worden dus bekeken als 'westerse mythes". Het recht op gezondheidszorg, op onderwijs, vrouwenrechten maar ook het recht op een beter leven, ondermeer door materiële vooruitgang maar ook door zich los te maken van vormen van traditionele onderwerping (familie, religie…) zouden geen betrekking hebben op andere culturen. Merkwaardig is ook dat al die niet-westerse culturen dan allemaal in dezelfde zak gestoken worden: culturen die gemeenschappelijk zouden hebben dat ze geen groot belang hechten aan materiële rijkdom, die de natuur willen beschermen, waarin de groep belangrijker is dan het individu en waarbinnen er een respect bestaat voor een onwankelbare hiërarchie tussen individuen. Welnu, wie durft zomaar beweren dat deze geïdealiseerde culturen niet verdeeld zijn door sociale conflicten, door onderdrukkende relaties? Wie zegt dat in zo'n samenleving alle sociale groepen dezelfde voorstelling van de wereld hebben, dezelfde wensen en verwachtingen? Wie zegt dat deze samenlevingen geen geschiedenis hebben? Wie zegt dat ze niet verder mogen evolueren ondermeer door het contact met anderen maar ook door de strijd van hun onderdrukte groepen? Plots loert nostalgie naar "de goeie ouwe tijd" om het hoekje.

In 1994, na de opstand van de zapatisten in Chiapas (Mexico), werkten de vrouwen van de verschillende dorpen de 'revolutionaire vrouwenwet' uit. Ze schreven over wat hen bevalt in hun traditie en wat ze eraan verwerpen. Ze eisten ondermeer wegen, electriciteit, toegang tot zuiver water etc. Het Wereld Sociaal Forum van Mumbai heeft de massale strijd van miljoenen Indiërs tegen hun kastensysteem onder de aandacht gebracht. Overal in de wereld strijden onderdrukten tegen de ravages van de kapitalistische globalisering én tegen de reactionaire waarden en structuren van hun eigen maatschappijen. Die twee gevechten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Volgens de stroming van de 'weigering tot ontwikkeling', die vandaag pronkt met het begrip 'duurzame inkrimping' zijn de arbeiders uit het Noorden verantwoordelijk voor de armoede van de volkeren uit het Zuiden, door hun egoïsme en hun overmatige consumptie. Exit de rol van de multinationals die de één uitbuit, de ander overuitbuit en die twee dan vervolgens met elkaar laat concurreren.  In werkelijkheid is er dus een andere inzet. De vraag luidt alsvolgt: hoe kunnen we het productivisme een halt toeroepen? Door een individuele disciplinering of door een strijd tegen het kapitalisme?

Naar boven