Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Waarom de oppositie Chavez aan de kant wil zetten PDF Print Email
Geschreven door Heinz Dietrich Steffan op woensdag, 18 december 2002
De wettelijke regering van Hugo Chavez wordt voor de vierde keer in acht maanden tijd geconfronteerd met een poging tot opstand. Sinds de mislukte staatsgreep van 11 april bleef het "stakingen" regenen, die echter door het kapitaal worden afgekondigd. Die "stakingen" gaan gepaard met heel wat fysiek geweld tegen de bevolking en een onwaarschijnlijke media-manipulatie (vanuit de commerciële media). Ondanks het massale geweld blijft de bevolking in grote mate achter Chavez staan en weet ze de aanvallen op zijn regime via massamobilisatie af te slaan.

Deze enorme activiteit tegen de venezolaanse democratie heeft iets paradoxaals. In feite is de Bolivariaanse grondwet van 1999, die voortgekomen is uit een grondwetgevende vergadering en goedgekeurd werd via een grondwettelijk referendum door de overgrote meerderheid van de bevolking, zonder twijfel de meest democratische uit heel Latijns-Amerika. Ze voorziet ondermeer in de afzetbaarheid van verkozenen op alle niveaus. Artikel 72 stipuleert zelfs dat alle ambtenaren en rechters, die verkozen worden, weer afgezet kunnen worden in de helft van de periode waarvoor ze verkozen zijn.

Dit artikel is ook van toepassing op Hugo Chavez zelf. In augustus 2003 zit hij in de helft van zijn legislatuur en dient hij zich conform de grondwet eventueel te onderwerpen aan een 'afzetbaarheidsreferendum'. Met andere woorden: er bestaat een perfect legale manier om de president van Venezuela wandelen te sturen -wat volgens de verklaringen van de oppositie toch het doel is van de acties.

Chavez heeft trouwens zelf eens te meer bevestigd dat hij bereid is zich te onderwerpen aan dit referendum en dat hij akkoord gaat met toezicht door internationale waarnemers van de "Organisatie van Amerikaanse Staten". De secretaris generaal van deze organisatie, César Gavaria, heeft van zijn kant laten weten dat de problemen van Venezuela slechts opgelost kunnen worden via legale weg. Maar ondanks dat alles blijft de oppositie kiezen voor buiten-legale acties gebaseerd op geweld.

De vraag stelt zich dus waarom de oppositie geen acht maandjes kan wachten om dan haar doelstelling op perfect legale en vreedzame wijze te behalen. Met andere woorden: vanwaar die haast om absoluut voor augustus 2003 via chaos, destabilisatie en zelfs een poging tot staatsgreep Chavez te wippen?

De redenen zijn helder als pompwater en kunnen in een drietal punten worden samengevat. Ten eerste zijn de samenzweerder sinds de mislukking van de staatsgreep van 11 april gevoelig verzwakt, en wel op twee niveaus: a) zij hebben heel wat aan interne cohesie en eenheid moeten inboeten, nadat ze tijdens dat korte machtsavontuur verscheurd werden door interne spanningen; b) ze hebben ook heel wat van hun sociale basis, die hoofdzakelijk gevormd werd door de middenklasse, verloren. De korte staatsgreep van april heeft toch voor heel wat lagen van die middenklasse duidelijk gemaakt dat ze in feite niets anders waren dan kanonnenvlees in een project voor een dictatoriaal regime ten dienste van de multinationals. De stakingen die momenteel op poten gezet worden vanuit het patronale kamp, verdiepen die legitimiteitscrisis nog, omdat het zo duidelijk is dat die acties gesteund en medegefinancierd worden door uncle Sam (VS) en het gerecycleerde franquisme van Aznar.

De tweede reden waarom er haast mee gemoeid is, heeft alles te maken met nieuwe wetten die in voege treden vanaf 1 januari 2003 en die raken aan vitale belangen van de economische elite. Ten eerste zijn er de wetten rond grond, die niet enkel in het nadeel spelen van de grootgrondbezitters op het platteland maar ook de immobiliënspeculanten in de steden stokken in de wielen steken. Ten tweede zijn er de wetten in verband met de petroleumindustrie, die moeten toestaan om de gecorrumpeerde nomenklatura te ontmantelen die momenteel nog steeds de laken uitdeelt aan de top van het nationale pettroleulmbedrijf PDVSA.

Vandaag bereikt slechts 20 procent van de inkomsten van dit bedrijf de schatkist. 80 procent gaat dus officieel naar 'werkingskosten', maar het is algemeen geweten dat een heel pak van dat geld doorstroomt naar de geheime rekeningen van de hoge verantwoordelijken. Tijdens de jongste decennia is de macht van die nomenklatura enorm toegenomen. In 1974 vloeide nog 80 procent van de inkomsten naar de schatkist. In 1990 liep dat terug tot 50 procent. Vandaag is het dus nog 20 procent. Deze hoge pieten willen dus hun machtspositie koste wat kost verdedigen.

Ten derde is het duidelijk dat de oppositie ernstige twijfels heeft over de mogelijkheid om Chavez via een referendum weg te krijgen. Hij blijft gewoon te populair. Bovendien voorziet artikel 72 in drie voorwaarden. Ten eerste moet 20 procent van de kiezers vragende partij zijn voor een tussentijds referendum. Ten tweede moet méér dan 25 procent van de kiezers komen opdagen tijdens het referendum. Ten derde wordt de president pas afgezet als via dat referendum eenzelfde of een hoger percentage kiezers dan de oorspronkelijke aanhang van de president dat wil. Chavez werd verkozen met 57 procent van de stemmen. Dit keer zou de oppositie dus méér dan 57 procent moeten halen tijdens dat referendum...

Er is nog een vierde overweging die meespeelt. De grondwet stipuleert dat er tijdens een legislatuur slechts één keer een tussentijds referendum kan gehouden worden. Als men alles zou zetten op een dergelijk referendum en het opzet mislukt, moet men noodgedwongen nog een tijd verder met Chavez. En dat wil de oppositie precies vermijden.

Heinz Dietrich Steffan
Rebelion

Naar boven