Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Een kritisch monument voor Mandel PDF Print Email
Geschreven door Herman Pieterson op woensdag, 01 augustus 2007

Biografieën lees ik graag. Je krijgt er vaak een levendiger beeld door van een historische periode. Een goede biografie weet boven de beperkingen van een persoon uit te komen, en je aan de hand van de hoofdpersoon mee te nemen door een leven, een werkgebied, een tijdperk. Wat kun je dan verwachten van een biografie van iemand die je hebt gekend, die niet tot één vakgebied te beperken was, en die bovenal een enorme invloed heeft gehad op een hele generatie activisten, de “generatie van 1968”?

Jan Willem Stutje is die uitdaging aangegaan, en met een prachtig resultaat. Naast me ligt een in meer dan een opzicht monumentaal boek: Ernest Mandel Rebel tussen Droom en Daad. Natuurlijk is het onderzoek, in het archief van Mandel, in de bladen en via veel diepgravende interviews een hele kluif geweest. Maar het moeilijkste lijkt me het vinden van een goede balans tussen bewondering voor Mandel en een historisch-kritische benadering. Een historisch-kritische benadering die de enige is die recht kan doen aan de hoofdrolspeler, omdat deze zelf de historisch-kritische methode als de kern van zijn marxistische opvattingen zag. En dat niet alleen politiek, maar ook in zijn wetenschappelijk economisch werk.

Het was een verademing om de basisbegrippen van de marxistische economie uiteengezet te zien in de Traité d’Economie Marxiste. Niet vanaf het abstracte niveau, dat het eerste deel van Marx’ Kapitaal zo zwaar op de maag doet liggen. Maar vanuit de economische geschiedenis, uitgaande van antropologisch en historisch onderzoek. Die kennismaking met Mandel als wetenschapper volgde voor mij kort op de kennismaking met de begeesterende spreker, de ‘marxistisch econoom’ en linkse socialist, eind 1968 op een conferentie in Amersfoort. Ernest Mandel, een van de sprekers op de eerste van een serie bijeenkomsten georganiseerd door de PSP, verraste mij toen en bij nadere kennismaking later niet in de eerste plaats vanwege zijn talent als spreker en kenner van de politieke economie, maar vooral vanwege zijn open en brede visie, steeds proberend verschillende aspecten te integreren. Een inleiding economie was nooit alleen economie, een politieke analyse was altijd ook historisch. Aan deze brede open en kritische geest heeft Jan Willem Stutje volledig recht gedaan.

Niet door alleen maar de wapenfeiten uit een leven dat een wereldcrisis, nazisme en wereldoorlog, het stalinisme en de val van de Sovjet Unie, de koloniale revolutie en het begin van de nieuwe globalisering omvatte te behandelen. Ook de beweegredenen, de ‘kleine geschiedenis’ van de Vierde Internationale en haar afdelingen, en het persoonlijke leven van Ernest Mandel komen aan de orde. Met tal van smakelijke details. Ik vind zelf een van de mooiste verhalen de jonge Ernest die in Milaan door de jonge Livio Maitan wordt rondgeleid, en verrukt is van de Milanese leuzen voor de 'Internazionale'. Dat Inter een voetbalclub is was hem in eerste instantie ontgaan. Livio kon hem uit de droom helpen. Het tekent Mandels optimistisch lezen van de werkelijkheid, en zijn naïviteit als het gaat om zaken van het leven van alledag. Door dit soort details goed gedoseerd te gebruiken heeft Jan Willem er ook een leuk en leesbaar boek van gemaakt.

Voor wie belang stelt in de wording van de politieke stroming die Ernest Mandel bij uitstek vertegenwoordigde is dit boek een rijke bron. Vooral door het gebruik van authentiek materiaal weet Jan Willem Stutje een goed beeld te geven van de ups en downs van de hoofdstroom van de Vierde Internationale. En dit zonder in al te gedetailleerde analyse van diverse polemieken te vervallen – de uitkomst ervan en de plaats in de ontwikkelingen door de jaren heen worden terecht belangrijker gevonden dan de haarklovende letter. Toch zit juist in deze delen van het boek een zwakheid. Een moeilijkheid ook. Het is het punt waar de analyticus Mandel overgaat in de activist Mandel. En daar bestond, zoals Marcel van der Linden wordt aangehaald, een zekere tweeslachtigheid. Die tweeslachtigheid nader te analyseren zou zeker interessant zijn. Vooral omdat juist tegen het einde van Mandels leven – 1995 - duidelijk was geworden dat ten minste een deel van de verwachtingen die hem en anderen bewogen hadden niet uit waren gekomen. Op dit punt roept het werk van Jan Willem Stutje juist door zijn grondigheid en oog voor detail ook vragen op.

Ik wil hier proberen twee van deze vragen te verduidelijken, zonder de pretentie te hebben alle antwoorden er op te hebben. De eerste is die van het structurele over-optimisme van Ernest Mandel. De tweede is die van de betekenis van de niet-kapitalistische landen tussen 1917 en 1990, en de invloed daarvan op de mogelijkheden van de socialistische beweging in Europa. De twee vragen lijken mij overigens met elkaar verbonden.

Het optimisme van Mandel was spreekwoordelijk. Het was geen goedkoop verlangen naar succes, maar een diep geworteld bewustzijn van de mogelijkheden van de mensheid om sociaal en politiek onrecht te overwinnen, op korte termijn en op onderdelen, maar ook op lange termijn. Jan Willem behandelt dit in navolging van Michael Löwy als 'het optimisme van de wil'. In het essay waarin Löwy aantoont dat dit antropologisch optimisme bij Mandel gecombineerd is met een analytisch pessimisme, wijst Löwy er ook op dat dit kon omslaan in ongefundeerd analytisch optimisme.

De richting van de verklaring die Jan Willem hiervoor suggereert lijkt me de juiste. Op de een of andere manier had Mandel vaak een blinde vlek voor tegen-tendensen, voor de vermindering van de samenhang van de arbeidersklasse, voor de rol van informele en zelfstandige arbeid. De vervolgvraag is hoe dat dan komt. Een vraag die nu des te nijpender is omdat veel van deze tegen-tendensen versterkt zijn in vergelijking met het begin van de jaren 1990. Was het misschien zo dat Mandel veel oog had voor objectieve ontwikkelingen op vele terreinen en in veel delen van de wereld, maar minder precies in beeld had hoe dit uitwerkte op het niveau van de beleving door de gewone mensen zelf? Het is een vraag die ik zeker zou stellen bij de geschiedenis van het Nederlandse trotskisme. Door een overwaardering voor objectieve ontwikkelingen (groei van het aantal loonafhankelijken, verstedelijking, concentratie van werknemers in grote bedrijven) werd onderschat wat de effecten van een relatief hoge levensstandaard, veel vrije tijd en massaconsumptie zijn op de daadwerkelijke beleving van het hedendaagse kapitalisme. Aan de andere kant is een deel van het werk precair geworden, zijn mensen formeel zelfstandig of freelancer, en is de identificatie met de arbeidersbeweging uitgehold. Andere sociale verbanden - etnische of religieuze - zijn belangrijker geworden of sociale verbanden gaan geheel verloren. De combinatie van al deze factoren zou je goed moeten bekijken. Als je in deze richting zoekt, zou je misschien moeten concluderen dat het wereldbeeld van Ernest Mandel in de jaren zestig en zeventig te eenzijdig was. En dat de bijstelling van de optimistische verwachtingen in het begin van de jaren tachtig niet alleen een kwestie van het aflopen van de periode sinds 1968 was, maar een veel fundamentelere correctie had moeten inluiden.

De rol en de aard van de Sovjet Unie hebben altijd een grote rol gespeeld in het denken van Ernest Mandel. Dat heeft natuurlijk een historische reden gezien de oorsprong van de Vierde Internationale in de Linkse Oppositie van Leon Trotsky. Het heeft ook een analytische reden: de landen in Oost Europa, de USSR, China en de andere “socialistische” landen waren een belangrijke pool in het krachtenveld van de politieke verhoudingen op wereldschaal. De West-Europese communistische partijen konden mede en soms uitsluitend overleven door de subsidies uit Moskou. De revolutionaire bewegingen in de Derde wereld konden gemaakt en gebroken worden door steun uit Rusland of China. Wie zelf aan een revolutionair avontuur begon, zoals Cuba, raakte al snel verstrikt in een cocon van als steun vermomde dwang.

Alle aandacht die aan de niet-kapitalistische landen is besteed heeft er niet toe geleid dat Mandel en zijn mede revolutionaire marxisten ook maar iets hebben kunnen voorzien van wat er vanaf 1989 is gebeurd. Het herstel van het kapitalisme in Rusland en China blijkt een langdurig en moeizaam proces. Dit wijst er op dat het voor 1989 niet ging om een of andere vorm van bureaucratisch of staatskapitalisme. Maar het herstel is in allebei zijn hoofdvormen, het Russische KGB-kapitalisme van Poetin en het Chinese Partij-kapitalisme, onmiskenbaar. Onmiskenbaar ook in het gebrek aan effectieve weerstand van de kant van de werkenden, die in het model van Mandel een politieke revolutie zouden kunnen maken en deze landen weer in democratische en socialistische richting zouden kunnen brengen. Er is sprake geweest van een daadwerkelijk herstel van het kapitalisme zonder gewelddadige contra-revolutie. De vraag is dus wat de werkelijke dynamiek van de Sovjet Unie, China en hun bondgenoten in de jaren voor 1989 was.

Zou het overdreven zijn om te stellen dat Mandels analyse van Oost Europa structureel de mogelijkheden van een socialistische herleving overschatte en daardoor ook de ontwikkeling van de arbeidersbeweging in West-Europa te positief beoordeelde? Eerst door samen met Michel Pablo in jaren vijftig enorme radikalisaties in de grote partijen te verwachten, later door vanaf 1968 grote radikalisaties naast de grote partijen te verwachten.

Vragen die aan het boek van Jan Willem Stutje geen afbreuk doen. Juist zijn historisch kritische benadering van Mandels leven en werk maken deze nadere vragen mogelijk.

Jan Willem Stutje, Ernest Mandel, Rebel tussen droom en daad, Houtekiet, 2007

Naar boven