Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

"Ze hebben het toch maar aangedurfd" PDF Print Email
Geschreven door David Mandel op zaterdag, 29 december 2007
De Russische revolutie van 1917 was de meest markante gebeurtenis van de 20ste eeuw. Maar het is minder gekend dat deze revolutie de weg opende voor een enorme protestgolf tegen het kapitalisme. Die golf schudde de industriële wereld deftig dooreen en kende een sterke echo in de koloniale wereld. Tussen 1918 en 1921 zag men in vele landen een recordaantal stakingsdagen, de vakbondsbeweging werd veel sterker en de revolutionaire vleugel van socialistische partijen groeide snel aan.

In Duitsland, Oostenrijk, Hongarije en Finland kwamen er revoluties met de arbeidersklasse als motor. In Italië en in bepaalde regio's in Polen en Frankrijk kwam het tot een potentieel revolutionaire toestand. In 1919 schreef de Britse eerste minister Lloyd George in een brief gericht aan de vredesconferentie in Versailles: "Heel Europa is revolutionair gezind. De werkmensen zijn diep ontevreden over hun levensomstandigheden van voor de oorlog. Ze zijn heel kwaad en verontwaardigd. In heel Europa wordt de heersende sociale, politieke en economische orde in vraag gesteld door de volksmassa's."

Maar overal, behalve in Rusland, wordt de revolutionaire golf teruggedrongen. Deze mislukking ligt rechtstreeks aan de oorsprong van het opkomende fascisme, dat dikwijls kon bogen op de sympathie en zelfs de financiële steun van het patronaat, alsook van het totalitaire stalinisme. Rosa Luxemburg die vermoord wordt in januari 1919 door Duitse proto-fascistische hordes, formuleerde op een correcte manier het alternatief voor de mensheid: "socialisme of barbarij".

De band tussen mislukking van de revolutionaire beweging in het westen en de opkomst van het fascisme is vrij duidelijk, maar de band met de opkomst van het stalinisme wordt minder goed begrepen.

Rusland kent twee revoluties in 1917, één in februari en één in oktober. In februari wordt de monarchie en haar totalitaire regime omvergeworpen. Op dat moment hadden de massa's niet de bedoeling om het kapitalisme in vraag te stellen. Dat verklaart waarom zij het aan de liberalen overliet een voorlopige regering te vormen. De liberalen waren de vertegenwoordigers van de heersende klasse. Het doel van arbeiders en boeren was: een democratische republiek oprichten, een landhervorming doorvoeren (onteigening van de landen van de aristocratie en het verdelen van die grond onder de boeren), tegen de imperialistische wereldoorlog, voor een democratische en rechtvaardige vrede en last but not least, een werkdag van acht uren.

Verschillende socialistische partijen, en ook de meerderheid van de Bolsjewieken, steunden die liberale regering, maar als Lenin begin april 1917 inDat het voor Lenin niet zo moeilijk was om een ommekeer in de situatie teweeg te brengen, lag vooral aan het feit dat de basis van de partij en de tussenliggende kaders –  in zeer grote meerderheid arbeiders – sinds lang tot de conclusie waren gekomen dat de heersende klassen tegen de democratie waren en fervente voorstanders waren van het Russische imperialisme. De revolutie kon maar zegevieren als ze geleid werd door een regering van arbeiders en boeren. De leiding van de Bolsjewieken had die thesis tijdelijk laten vallen in de euforie van de revolutie van februari, die tot een schijnbare nationale eenheid had geleid met de nationale burgerij. Rusland aankomt, verandert de situatie snel.

Fameuze aprilstellingen van Lenin

Wat echt vernieuwend is voor de Bolsjewieken in april 1917 zijn de fameuze "aprilstellingen" van Lenin. Hij roept hierin op voor de socialistische revolutie in Rusland. Lenin was die mening al toegedaan in 1915. Bij het uitbreken van de wereldoorlog maakte Lenin de analyse dat er onmiddellijk revolutionaire kansen bestonden in de landen die deelnamen aan de oorlog. Voor Lenin waren ook Trotsky en andere militanten van de linkervleugel van het Russische socialisme tot het besluit gekomen dat de revolutie in Rusland maar kon zegevieren als ze het kapitalisme zou omverwerpen. Trotsky heeft de meest samenhangende analyse gemaakt, maar hij was helemaal niet de enige die op basis van de ervaring van 1905 tot die conclusie was gekomen.

Op basis van de aprilstellingen van Lenin riepen de Bolsjewieken op een regering te vormen van sovjets. De arbeiders en soldaten (de soldaten kwamen in overgrote getale voort uit de boerenstand) hadden tijdens de februari-revolutie raden verkozen. Een regering samengesteld uit deze raden zou dus enkel samengesteld zijn uit volkse klassen. Op die manier zouden de tot dan toe heersende klassen geen politieke vertegenwoordiging hebben. In het begin had deze opvatting niet veel steun onder de bevolking. Velen meenden dat dit de heersende klassen zou afstoten, terwijl deze blijkbaar de februari-revolutie gesteund hadden. Velen meenden ook dat dit tot een burgeroorlog zou leiden, wat niemand wenste. Maar de metaalarbeiders van Petrograd, de radicale kern van de Russische arbeidersbeweging, vormde hierop een uitzondering. In sommige industriële bastions riepen de sovjet-raden in februari 1917 reeds op om een regering te vormen gebaseerd op de sovjets. 

De volkse massa's veranderen echter van mening. Na acht maanden passiviteit en sabotage door de liberale voorlopige regering en met een dreigend gevaar van een militaire contra-revolutie, gesteund door een lock-out van de patroons, begint de bevolking in te zien dat de houding van de Bolsjewieken de juiste is. Overal begint men te eisen dat de macht aan de sovjets wordt overgedragen. Dat maakt dat de revolutie van 25 oktober praktisch zonder bloedvergieten verloopt.

Als je het vanuit dit standpunt bekijkt, dan is de Oktoberrevolutie een daad van verdediging van de democratische revolutie van februari tegenover een dreigende contra-revolutie. Maar aangezien deze tweede revolutie ook de heersende klasse viseerde, droeg ze in zich een duidelijke anti-kapitalistische dynamiek. De Oktoberrevolutie was echter meer dan enkel een verdediging van de februari-revolutie. Ze wilde een voorbeeld zijn voor de volkse klassen in het westen en hen aanzetten het Russische voorbeeld te volgen, niet enkel vanuit een internationalistisch idealisme, maar vanuit de stellige overtuiging dat een uitbreiding van de revolutie fundamenteel noodzakelijk was voor de overleving van de revolutie.

De overleving van de revolutie

De Bolsjewieken waren goede marxisten. Ze beseften dus maar al te goed dat Rusland een arm land was dat vooral uit boeren bestond en dat de materiële en politieke voorwaarden voor het socialisme niet aanwezig waren. Rusland had nood aan de hulp van ontwikkelde socialistische landen om een socialistische hervorming van de maatschappij door te voeren. Maar er waren nog meer grote problemen die niet konden opgelost worden zonder steun uit het westen. De imperialistische staten zouden eerst en vooral nooit een socialistische revolutie aanvaarden in Rusland. Alle geïndustrialiseerde landen (en zelfs minder geïndustrialiseerde) hebben troepen gestuurd tegen de sovjets of hebben contra-revolutionaire krachten gefinancierd binnen Rusland. Ze voerden ook een economische en diplomatieke blokkade uit tegen de sovjet-staat.

Een ander probleem waren de boeren. Zij vormden 85% van de bevolking. Ze steunden de Bolsjewieken in de mate dat deze een landhervorming zouden doorvoeren en een einde zou stellen aan de imperialistische oorlog. Maar als klasse zijn de boeren niet spontaan collectivistisch. Er zijn ook rijke boeren en in Rusland vooral vele middelgrote boeren. Eens de landbouwgronden verdeeld, bestond het risico dat de boeren zich tegen de arbeiders zouden keren, die dan collectivistische maatregelen zouden moeten nemen om de revolutie te verdedigen en ook om hun eigen belangen te verdedigen.

Deze analyse werd niet alleen gemaakt door de leiding van de Bolsjewieke partij. De meerderheid van de arbeiders volgden heel nauwgezet de gebeurtenissen in het westen. Zelfs de Mensjewieken en "orthodoxe" marxisten waren die mening toegedaan. En dan breekt de revolutie uit in Duitsland in december 1918. De orthodoxe marxisten hadden geweigerd de oktoberrevolutie te steunen omdat ze van mening waren dat de voorwaarden voor de opbouw van het socialisme niet aanwezig waren. Maar met de gebeurtenissen in Duitsland vonden ze dat dit eindelijk de socialistische revolutie in Rusland mogelijk maakte.

 Tegen alle verwachtingen in heeft de Russische revolutie het overleefd, ondanks het isolement waarin ze zich bevond en ondanks het feit dat een leger bijna vanuit het niets werd opgericht in een toestand van totale economische ontreddering. Dat was vooral mogelijk omdat de arbeidersbeweging in het westen in actie trad. Dat beperkte in belangrijke mate een directe interventie van kapitalistische staten. Een Noord-Amerikaanse historicus vertelt het als volgt: "De staatsmannen in Parijs zaten op een dunne harde korst. Daaronder kwamen de vulkanische massa's voor een sociale omwenteling tot een kookpunt." De verklaring waarom de contra-revolutionaire Russen niet meer troepen kregen uit het westen is dus heel simpel: er waren niet meer betrouwbare troepen voorhanden. De opinie die leefde bij de grote staatsmannen en hun generaals was dat meer troepen sturen naar Rusland waarschijnlijk zou leiden tot een muiterij in de eigen legers.

Winston Churchill vroeg met aandrang meer troepen te sturen naar Rusland, maar Lloyd George antwoordde hem dat "Groot-Brittannië zelf bolsjewistisch zou worden en dat we sovjets gaan krijgen in Londen, als we dat zouden doen." Zijn vrees voor een onmiddellijke revolutie was waarschijnlijk wat overdreven, maar toch: de havenarbeiders weigerden wapens in te schepen, er waren massa-betogingen over heel het land en een algemene staking dreigde. 350 plaatselijke stakingscomités wachtten met ongeduld het ordewoord af voor een algemene staking. Dit alles vormde een echte rem op een grootschaligere imperialistische interventie tegen de Russische revolutie.

De revolutie moest ook opboksen tegen de vijandigheid van de boeren. Zij waren zeer mistevreden over het monopolie van de regering op het graan. De regering eiste de overschot op en dikwijls was het zelfs geen overschot. Maar de boeren begrepen ook dat de Bolsjewieken de enigen waren die de overwinning van de revolutie konden garanderen op de contra-revolutie. Een contra-revolutie zou onmiddellijk de landhervorming hebben tenietgedaan wat in een bloedbad zou uitgedraaid zijn. De boeren hadden dat al meegemaakt na de mislukking van de revolutie in 1905.

Een grote boerenopstand brak echter uit in de lente van 1919. De witte generaal Denikine lanceerde een groot tegenoffensief vanuit het zuiden. Voor de Bolsjewieken was dit het meest wanhopige moment van de burgeroorlog. Ze probeerden alles – repressie, propaganda, fiscale voordelen voor de middelgrote boeren, amnestie voor de boeren die meededen aan de revolte –, maar zonder succes. De revolte zakte als een pudding in elkaar toen Denikine Moscou naderde en de boeren vreesden voor een terugkeer van het grootgrondbezit. Meer dan een miljoen boerendeserteurs vervoegden vrijwillig de rangen van het Rode leger.

Maar voor de overwinning op de contra-revolutie, na drie jaar burgeroorlog en buitenlandse interventie, moest een zeer hoge prijs betaald worden: miljoenen doden, de meesten stierven door honger, ontbering en epidemies; de economie lag in puin en de arbeidersklasse die de motor was van de revolutie, lag er levenloos bij. Voeg daarbij het internationaal isolement van de revolutie en het socio-politieke terrein is gunstig voor de opkomst van een bureaucratische dictatuur in de jaren die volgen.

Stalin verklaarde in 1924 dat het mogelijk was alleen in Rusland het socialisme op te bouwen. Hij maakte even brandhout van de marxistische analyse. Deze "nieuwe" theorie diende als basis om communistische partijen in het buitenland te onderwerpen aan de belangen van de bureaucratische elite in Rusland. Die onderwerping betekende dat die partijen hun revolutionaire politiek opgaven. Het bureaucratische regime in de Sovjet-Unie ging eerst haar eigen arbeidersklasse verpletteren in een repressieve golf zonder voorga en ze was helemaal niet geïnteresseerd in revoluties in het buitenland, vooral niet in het westen. Want dat zou haar eigen ondergang kunnen teweegbrengen.

"Ze hebben het aangedurfd"

In de lente van 1918 eisen fabriekscomités de nationalisatie van industriële bedrijven. Die maatregel hadden de Bolsjewieken in oktober 1917 niet voorzien. De Bolsjewieke partij had in oktober 1917 geen duidelijk economisch programma. Dat kwam deels door het feit dat ze meenden dat een revolutie in het westen zou bepalen wat mogelijk zou zijn in Rusland. Lenin sprak in die periode zelfs van "staatskapitalisme", een economie die zou lijken op die van andere landen in oorlog, behalve dan het feit dat de centrale staatsmacht in handen zou zijn van de arbeiders en de boeren. Maar de revolutionaire dynamiek maakte dat fabriekscomités op enkele maanden tijd de controle hadden verworven in de bedrijven. Dat was het onvermijdelijk gevolg van de klassenstrijd. De omstandigheden waren dusdanig dat het proletariaat de bedrijven in handen nam. Dat kon ze, gezien de omstandigheden, niet naast zich laten voorbijgaan.

Een militant legde dat uit als volgt: "Hoe verschrikkelijk sommigen het ook vinden, wij hebben de kapitalisten verjaagd van het beheer van de economie. Dat wil inderdaad zeggen dat wij een socialistische ervaring opdoen, zoals onze vijanden ons zo graag verwijten. De arbeidersklasse in Rusland heeft het kapitalisme afgeschaft en heeft de economie opgebouwd op een nieuwe basis, een socialistische basis. Zal dit leiden tot een nieuwe Commune van Parijs (maart-mei 1871: na twee maanden wordt de Parijse Commune militair verpletterd door burgerlijke troepen, nvdr.) of zal dit leiden naar het socialisme in de wereld? Dat hangt af van de internationale omstandigheden. Maar wij hebben absoluut geen alternatief" (in I. Stepanov, Ot rabochego kontrolya do rabochego upravleniya v promychlennosti i zemledelii, Petrograd, 1918, p. 14).

Zelfs 90 jaar later is het nog te vroeg om een definitief bilan te maken van de Oktoberrevolutie. Maar nu het lijkt alsof er niets meer overschiet van de Oktoberrevolutie, kunnen we tenminste zeggen: "Ze stonden met de rug tegen de muur en ze hebben het toch aangedurfd." In plaats van zich terug te plooien op een machteloze defensieve tactiek, hebben ze een gedurfd tegenoffensief gelanceerd met kans op slagen. Vandaag de dag, nu het overleven van de mensheid op de dagorde staat, kunnen we heel zeker nog iets leren van die revolutie.


 

* David Mandel is professor aan de universiteit van Montréal in Quebec en is lid van  "Gauche socialiste", de afdeling in Quebec van de IVe Internationale.

Naar boven