Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

20 jaar na de mijnwerkerstaking PDF Print Email
Geschreven door Alan Thornett op zondag, 31 december 2006

De Britse mijnwerkersstaking van 1984/85 was de grootste confrontatie van de vakbeweging met de staat sinds de algemene staking van 1926. Waarom mislukte ze en wat kunnen socialisten eruit leren om zich te verzetten tegen het " nieuwe realisme " van de vakbondsbureaucratie?

Twintig jaar na de grote mijnwerkersstaking leeft de Britse vakbeweging nog steeds in de schaduw van haar nederlaag. De antistakingswetten die toen werden uitgevaardigd zijn nog steeds van kracht. De opkomst van een jonge lichting militanten in de vakbeweging die zich verzetten tegen het " nieuwe realisme " en het medebeheer, heeft de opgelopen schade niet kunnen herstellen. Willen we vooruitgaan dan mogen we de discussie niet uit de weg gaan over wie er verantwoordelijk was voor de nederlaag in 1985.

De staking zit nog vast in het geheugen : de blinde haat van de Conservatieve Partij in 1974 werd ten val gebracht door diezelfde mijnwerkers; de vastberadenheid van 160.000 kompels die een jaar lang het werk neerlegden ; de botsingen met de politie, de massale stakingsposten en de brandende barricades van Orgreave. Zo'n 7500 mijnwerkers werden gearresteerd en 40 kregen gevangenisstraf, twee ervan levenslang en een kreeg 5 jaar. Twee stakers verloren het leven.

Het leiderschap op een klassenstandpunt van Arthur Scargill en Peter Heartfield van de mijnwerkersbond NUM én het werk de WAPC1 die in de mijngebieden zo'n 10.000 vrouwen mobiliseerde en in juni 1984 door de straten van Londen trok, hebben de staking verder in het geheugen gegrift.

De staking begon met de aankondigde sluiting van Corton Wood in Yorkshire en spreidde zich spontaan uit over alle mijnstreken met één uitzondering, de streek van Nottingham in handen van de onderkruipers. De rechterzijde van de NUM was voor een stemming om over staken te beslissen, maar zoiets zou, gezien de vijandige media, de spontane beweging hebben gekortwiekt of zelfs gedood. De mijnwerkers stemden, heel effectief, met hun voeten. Het was doen duidelijk dat Corton Wood een test case was voor de hele sector - iets wat Arthur Scargill met kracht benadrukte.

In die periode telde de NUM 210.000 leden in 170 mijnen. Toen kwam de privatisering van de electriciteitssector, de gasbeldrukte en de manipulatie van de markt. Dit betekende voor de NUM de ergste achteruitgang die een Britse vakbond ooit had meegemaakt. En het was de NUM die beschouwd werd als de pretoriaanse garde van de arbeidersbeweging, de bond die het Britse kapitalisme op zijn grondvesten had doen daveren in twee stakingen voor meer loon in 1972 en 1974.

Toen de kompels in 1972 tot de actie overgingen waren de mijnen allang geen militante bolwerken meer. Maar zij legden een opmerkelijke solidariteit aan de dag en de regering ging uiteindelijk in op hun eisen. Niet minder spectaculair was 1974. Terwijl het land was stilgelegd schreef de conservatieve premier Edward Heath verkiezingen uit onder het motto " Wie bestuurt Groot-Brittannië wel? ". Hij kreeg lik op stuk. De stakingen hadden een sterke invloed op de strijdbaarheid van de vakbeweging in de jaren 1970.

De nederlaag van de staking van 1984/5 - de grootste confrontatie van de vakbeweging met de Britse staat sinds de algemene staking van 1926 - bracht een zware slag toe aan de hele vakbeweging. De voorbije twintig jaar is het totale ledenaantal met de helft verminderd en is een aanzienlijk stuk van de Britse productieve sector afgebouwd.

De regering van Margareth Thatcher kwam aan de macht na een massale golf van vakbondsacties die in 1978/9 culmineerde in het " wintertij van tegenzin " om een Shakespeariaanse uitdrukking te gebruiken. Dat jaar gingen 28 miljoen arbeidsdagen verloren, terwijl Labour werd weggestemd omdat het de lonen aanvrat van haar potentiële kiezers.

Het jaar 1980 begon met een 15-weken lange nationale staking van 100.000 staalarbeiders over loontarieven en banen. Met haar sterke stakingposten stond ze model voor de mijnwerkers. De staalarbeiders kregen weliswaar loonsopslag maar konden sluitingen niet voorkomen.

Ondertussen werkten de Conservatieven aan het zogenaamde " Ridley Plan " : onbeperkte sommen werden vrijgemaakt om stakingen te breken en de politie werd beschikbaar gesteld als paramilitaire kracht. Het bepaalde ook dat men de mijnwerkers niet direct zou aanvallen, maar zou isoleren door eerst andere sectoren aan te pakken.

De aanval op de mijnwerkers werd daarom voorafgegaan door een aanval op de drukkers en hun bond, de NGA. Het ging er hard aan toe. Maar de NGA werd verraden door de vakbondskoepel TUC die zijn verzet had opgegeven tegen de anti-stakingswetten die twee jaar eerder waren uitgevaardigd. Andere nederlagen volgden : die van de militante drukkers in Wapping tegen het verdrijven van de bonden in hun sector en die van de zeelieden. Maar de belangrijkste overwinning van de Conservatieven in de jaren 1980 was de nederlaag van de mijnwerkers.

De afbouw van de mijnindustrie en de nederlaag van de NUM waren verre van onvermijdelijk, ook al hadden de Conservatieven zich nog zo goed voorbereid. De positie van de regering was wankel ondanks de onderkruiperij in Nottinghamshire. Zelfs Thatcher vreesde het pleit te verliezen, vooral toen de mijnopzichtersbond NACODS overwoog om mee te staken. Het kwam er echter niet van en zo konden de mijnen van Nottinghamshire open blijven.

Arthur Scargill was de meest vastberaden leider die de Britse vakbeweging ooit heeft voortgebracht. Maar de staking zelf werd van bij het begin bedreigd door een groot potentieel gevaar : geïsoleerd blijven van de rest van de vakbeweging. De vakbondsleiders waren sinds de hoogdagen van 1979 naar rechts geëvolueerd en het " nieuwe realisme " won veld, namelijk de idee dat stakingen slecht zijn omdat zij Labours kansen in het stemhokje schade berokkenen. De leiders van de NUM hebben dit gevaar nooit goed ingeschat.

Scargills strategie bestond erin het model van de acties van 1972 en 1974 na te volgen. Toen konden de mijnwerkers op eigen krachten het gevecht aan, gesterkt door solidariteit en de ontplooiing van stakingsposten. Na een paar weken gingen de lichten uit en werd de regering gedwongen te onderhandelen.

De staking van 1984 werd weliswaar vastberaden gevoerd en het ontbrak haar niet aan solidariteit, maar de omstandighden waren veel moeilijker. Niet alleen was er Nottinghamshire, maar de regering had zich voorbereid en beschikte over grote steenkolenstocks.

Dit keer was de sleutelkwestie de solidariteit, zich bevrijden van de groeiende afzondering. Een tweede front was nodig. Andere bonden moesten tot actie overgaan, niet noodzakelijk in directe solidariteit (wat mogelijk maar moeilijk was), maar om hun eigen tewerkstelling te verdedigen. En precies dat wilde de regering vermijden. De grote stakingsposten waren belangrijk en zij waren meestal het vlees en bloed van de staking, maar op zich waren ze in de lente van 1984 ontoereikend.

In het begin gaf de staking talrijke kansen aan andere bonden om naast de kompels actie te voeren. Maar geen enkele bond toonde zich vastberaden en het ene compromis volgde op het ander. De regering regelde een vergelijk in de spoorwegen. Sommige vakbondsleiders betoogden dat samen met de mijnwerkers staken een slechte tactiek was.

Later braken er twee landelijke stakingen uit aan de dokken over de kwestie van het steenkolentransport, wat de isolatie had kunnen doorbreken. De dokwerkers streden voor hun banen en de regering was van plan om hun werkregelingschema's af te schaffen.

Zowel mijnwerkers als dokwerkers hadden er belang bij om samen, en niet op hun eentje actie te voeren. Maar de dokwerkersstaking werd stopgezet zonder enig resultaat en dat op een ogenblik waarop de regering paniek ging vertonen. Niet lang na de mijnwerkers werden de dokwerkers verslagen.

Arthur Scargill was de bezieler van de staking. Hij streed tot het bittere einde. Zijn verdediging van de militanten leden van zijn bond tegen de laster van de media was voorbeeldig. Wanneer journalisten kloegen over de rellen bij het posten, zei hij : " ik zal nooit dappere jonge mijnwerkers veroordelen die voor hun job vechten ". Zijn zwakke kant echter waren zijn relaties met het TUC en de andere vakbondsleiders. Hij deed niets om hun steun te verkrijgen. Soms leek het er naar of hij ze buiten de acties wilde houden.

In de vijfde maand van de staking legde de wet beslag op de bezittingen en activa van de NUM in Zuid-Wales, en wel aan de vooravond van het congres van het TUC, toen de nood aan solidariteit het hoogst was en het moment was aangebroken om een aanval in te zetten tegen de stakingswetten.

De NUM had een motie op de dagorde geplaats voor solidariteit. Maar de avond tevoren stemde Scargill ermee in om die motie in te trekken en te vervangen door een boycott van de kolentransporten naar de centrales vanuit Notthinghamshire. Zelfs als de wil tot zo'n boycott bestaan had, was dit een moeilijk te organiseren actie. Scargill zou vandaag wel als argument misschien aanvoeren dat hij de TUC-leiders niet vertrouwde om de solidariteit te organiseren, maar de intrekking van de motie beroofde de mijnwerkers van de steun van de arbeidersbeweging.

De gevolgen van de nederlaag op de Britse arbeidersbeweging waren topzwaar en ze bepaalden de politieke en industriële situatie van de laatste twintig jaar. De staking werd gebroken door de opkomst van het " nieuwe realisme " in de bonden zoals dat werd aangeprezen door Labour onder het leiderschap van Neil Kinnock, leiderschap dat de staking veroordeelde, meer bepaald omdat de mijnwerkers er niet formeel voor hadden gestemd.

De Conservatieven begrepen dat de nederlaag van de mijnwerkers de deur open zette voor opeenvolgende golven van wetten tegen het stakingsrecht. Die werden uitgevaardigd zonder dat de TUC een kik gaf. Zij zijn de meest draconische in West-Europa, een reactionair model voor de andere EU-lidstaten.

Een overwinning van de NUM zou een opgang van de linkerzijde in de bonden gestimuleerd hebben en de linkerzijde rond Scargill en Tony Benn in de schoot van Labour geconsolideerd. De nederlaag legde echter de basis voor de opkomst van " New Labour " in het midden van de jaren 1990 en de practijk van het " sociaal partnerschap " in de bonden.

De linkerzijde en de militante vakbeweging staan voor een zware opgave om het verloren terrein terug te winnen.

www.socialistresistance.net

1 Vrouwen tegen de Mijnsluitingen

Naar boven