Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

De onzen: Jakob Moneta 1914-2012 ‘De mensheid moet kunnen dromen’ PDF Print Email
Geschreven door Klaus Engert op dinsdag, 20 maart 2012
Hij was klein van stuk maar indrukwekkend. Zijn talent om moeilijke onderwerpen voor iedereen begrijpelijk te maken en zijn karakter trokken me meteen aan toen ik hem midden jaren zeventig ontmoette. Toen ik zijn geschiedenis leerde kennen, was ik nog meer onder de indruk. Jakob leefde een leven waarin veel van de moeilijkheden en bedreigingen voor Joden, communisten en Joodse communisten samenkwamen. Maar hij had een droom... In zijn memories citeerde hij Lenin over het belang van dromen.

Jakob werd geboren in Blazowa, wat toen nog deel was van het Oostenrijkse-Hongaarse rijk. Toen in 1918 de Poolse staat vorm kreeg vond een hele reeks pogroms plaats. De familie moest het land ontvluchten en kwam terecht in Keulen. Ook daar had Jakob te maken met antisemitische aanvallen. Het was logisch dat hij zijn politieke leven begon in een zionistisch-socialistisch jongerenorganisatie. Maar in 1931 werd hij lid van de Sozialistische Jugend Assozation, de jongerenorganisatie van een linkse afsplitsing van de SPD, de Sozialistische Arbeiter Partei (SAP). In deze periode ging Jakob zich oriënteren op het trotskisme – tegen de zin van zijn vader die hem het huis uit schopte.

De fascistische machtsovername in 1933 dwong de familie om opnieuw te verhuizen. Zijn ouders gingen naar Cuba en daarna de Verenigde Staten, Jakob besloot zijn droom te volgen en in een kibboets in Palestina te gaan werken. Daar maakte hij kratten voor sinaasappelen. Hij was geen zionist zoals Menachem Begin of de rechtse militie Irgun; Jakob was voorstander van een socialistisch Palestina met plaats voor twee naties.

Jakob en enkele anderen verlieten de kibboets niet uit vrije wil; nadat zij in 1938 actie voerden voor een achturige werkdag werden ze geschorst. Jakob vertrok naar Haifa waar hij een Arabisch-Joodse vakbond organiseerde. Kort daarna werd hij opgepakt door de Britse overheid en tot ‘minimaal een jaar’ gevangenis veroordeeld – het werden meer dan twee jaar.

In de gevangenis begon hij zijn leven als journalist. Samen met anderen organiseerde hij een soort gevangenis-universiteit, leerde hij talen (uiteindelijk sprak hij er tien) en organiseerde hij een hongerstaking. Na zijn vrijlating werkte hij samen met Arabisch links. Na het einde van de oorlog raakte hij verder teleurgesteld in het beleid van de zionisten. In zijn memoires schreef hij; ‘Hier voerden Joden pogroms uit’. Na 1948 keerde hij terug naar Europa en leidde als migrant zonder paspoort een onzeker bestaan in Frankrijk en België.

Eind 1948 keerde hij terug naar Duitsland. Dat jaar werd hij lid van de Internationale Kommunisten Deutschland, de Duitse sectie van de Vierde Internationale. Hij zou tot zijn dood lid blijven. Hij werkte voor een sociaaldemocratische krant waar hij ontslagen werd omdat hij verschillende keren artikelen van de Belgische marxist Ernest Mandel plaatste.

Toen de Vierde Internationale koos voor een tactiek van entrisme (actief zijn in de grote arbeiderspartijen) werd hij lid van de SPD. In 1953 kreeg hij een baan aan de Duitse ambassade in Parijs, als attaché voor sociale zaken, tot 1962. Gedurende deze jaren was hij clandestien actief om de onafhankelijkheidsstrijd in Algerije te steunen.

In 1962 deden zijn oude vrienden van de SAP, die ondertussen lid waren geworden van de SPD en leidende posities hadden in de vakbeweging, een beroep op hem om zowel hoofdredacteur te worden van ‘Metall’, het nieuwsblad van de bond van staalarbeiders, als van ‘Der Gewerkschafter’, het blad voor vakbondsactivisten. Tijdens Jakob’s periode als hoofdredacteur publiceerde Günter Walraff er zijn eerste artikelen over de arbeidsomstandigheden in Duitse fabrieken. In de jaren zeventig organiseerde Jakob het beroemde concert met Oost-Duitse zanger Wolf Bierman dat de aanleiding was voor zijn verbanning uit de DDR. Jakob zou leiding geven aan de krant tot aan zijn pensioen in 1978.

Nog steeds lid van de SPD werkte hij ook clandestien voor de Duitse sectie van de Vierde Internationale, aanvankelijk binnen de SPD, later voor hun tijdschrift ‘Was tun’. Tot zijn pensioen schreef hij onder het pseudoniem Anna Armad, daarna onder eigen naam. Tot voorbij zijn negentigste verjaardag schreef hij een column in de ‘Sozialistische Zeitung’.

Al die jaren was hij niet alleen actief in de vakbeweging, maar ook in politieke bewegingen tegen bijvoorbeeld de oorlog in Vietnam of kerncentrales. En al in 1952 publiceerde hij een kritisch boek over de geschiedenis van de leiding van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie. Na het concert van Biermann verbood de Oost-Duitse regering Jakob tot 2000 de toegang tot de DDR.

Na veertig jaar lang lid te zijn geweest werd hij na de val van de muur de SPD uit geschopt. Samen met andere leden van de Duitse sectie werd hij in 1991 lid van de PDS waar hij tot zijn tachtigste lid was van het bestuur.

Jakob wijdde zijn leven aan de arbeidersbeweging en de Vierde Internationale. Zijn zeer persoonlijke motieven, geworteld in de ervaringen van een Joodse communist, beschreef hij in zijn biografische essay uit 1978 als volgt; ‘Iemand die niet vermoord werd in de concentratiekamp, niet gedood in de gaskamers, niet gesneuveld in een imperialistische oorlog heeft geen recht de strijd voor socialisme op te geven’.

Naar boven