Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Meer dan drie op vier vlamingen stemt rechts PDF Print Email
Geschreven door M. Lievens op dinsdag, 24 juli 2007

Op 10 juni ging 75,4 % van de Vlaamse stemmen naar rechtse partijen (van CD&V tot Vlaams Belang). 24,6 % ging naar de linkerzijde (van sp.a tot radicaal links). Voor de senaat is dat respectievelijk 76,2 % en 23,3 %. Historisch lage cijfers voor de linkerzijde zijn dat, die een fundamentele discussie vereisen.

 

In Wallonië ligt de verhouding een stuk gunstiger. Daar stemde 56,2 % rechts voor de kamer, en 43,8 % links. Globaal geeft dat in België 68,47 % voor de rechterzijde, en 31,18 % voor de linkerzijde. Als we de cijfers voor de senaat over de laatste dertig jaar bekijken, blijkt dat een historisch dieptepunt.

Ja! De neergang van de sp.a.

De ontwikkeling van de sociaal-democratie speelt hierin ui-teraard een belangrijke rol. Die neergang van de sociaal-democratie is langs Vlaamse kant meer uitgesproken dan langs Franstalige kant. In 1987 haalde de Vlaamse SP 32 zetels in de kamer, vandaag heeft sp.a-spirit er nog 14. Bijna twintig jaar regeringsdeelname heeft het aantal zetels van de Vlaamse sociaal-democratie meer dan gehalveerd. Dat zou zowel binnen de sp.a als bij het ABVV tot existentiële discussies moeten leiden. Het ABVV moet vaststellen dat het steeds minder weegt op de koers en het programma van de sp.a, en dat figuren als Vandenbroucke posities verdedigen die totaal haaks staan op die van de socialistische vakbond.

De neergang van de sociaal-democratie werd voor een stuk gecompenseerd door de opkomst van de groene partijen. Toch zijn beide politieke stromingen geen perfecte 'communicerende vaten', zoals wel eens wordt beweerd. Tijdens de laatste verkiezingen kon Groen! het verlies van de sp.a niet opvangen, wat resulteerde in een nettoverlies voor links. Dat er verloop is ontstaan tussen sp.a en Groen! heeft overigens ook te maken met de zoektocht van de sp.a naar een nieuw kiespubliek (bij de jongeren, hoger opgeleiden, tweeverdieners, ethisch progressieven… een typisch groen publiek), nadat een groot deel van de historische achterban van arbeiders van de sociaal-democratie wegtrok, en onder andere op het Vlaams Blok begon te stemmen.

Senaatsverkiezingen in België

Jaar      Links    Rechts

1981    35,6 % 63,8 %

1985    39 %    60,2 %

1987    40,2 % 59,15 %

1991    36,6 % 63,2 %

1995    35 %    63 %

1999    34 %    65,6 %

2003    34,7 % 65,3 %

2007    31,2 % 68,5 %

 

Senaatsverkiezingen sp.a en PS samengeteld

1981: 24,93 %

1985: 28,38 %

1987: 30,45 %

1991: 25,25 %

1995: 25,99 %

1999: 18,54 %

2003: 28,31 %

2007: 20,28 %

De radicale linkerzijde is er na tientallen jaren en vele pogingen niet in geslaagd een betekenisvolle score te halen. De bestaande antikapitalistische krachten bleven ter plaatse trappelen. De PVDA deed standvastig aan elke verkiezing mee, en haalt in 2007 voor de senaat een score die dezelfde is als in 1981.

Linkse doorbraak blijft uit

Ook allerlei bredere herschikkingsinitiatieven gingen op hun bek. Eén van de meer succesvolle initiatieven was Gauches Unies, die voor de Europese verkiezingen van 1994 1,61% van de stemmen haalde in Franstalig België. Voor de rest bleven linkse lijsten quasi systematisch onder het percent scoren. Geen enkele van deze initiatieven kon uiteindelijk de slechte scores overleven. De huidige kiesdrempel van 5 % maakt het voor de linkerzijde nog moeilijker om verkozenen te halen, en een politieke kracht op de kaart te zetten die breekt met het neoliberalisme.

Pvda, senaat, België

1981: 0,83 %

1985: 0,75 %

1987: 0,71 %

1991: 0,52 %

1995: 0,64 %

1999: 0,57 %

2003: 0,56 %

2007: 0,82 %

Elders in Europa lukte dit wel, vaak door gunstiger kieswetgeving. Velen ter linkerzijde menen dat er ook in België een potentieel is voor een nieuwe linkse formatie, vergelijkbaar met de SP in Nederland, de Linkspartei in Duitsland, de LCR in Frankrijk of het Links Blok in Portugal. Onder andere de volatiliteit van het electoraat is een element dat dit zou moeten aantonen. Het klopt inderdaad dat de verschuivingen die we nu meemaken eerder te verwachten zijn wanneer Dutroux ontsnapt of na dioxine- en andere crisissen, dan na deze makke verkiezingscampagne. Maar dat betekent niet noodzakelijk dat een boulevard openligt voor de linkerzijde.

In de mate er kansen zijn, heeft de linkerzijde de sleutel uiteraard zelf in handen. Tot nu toe is die er niet in geslaagd die elementen samen te brengen die een geloofwaardige score mogelijk moeten maken (voldoende financiële middelen, kritische massa aan militanten, eenheid van de linkse krachten en het opgeven van het sektarisme, organische band met een maatschappelijke onderstroom (b.v. de strijd tegen het globaal plan of het generatiepact, de etnisch-culturele minderheden), toegang tot de massamedia, publieke figuren…). Er zijn geen binnenwegen om deze vereisten te omzeilen. Halsoverkop deelnemen aan verkiezingen, zoals het Comité voor een Andere Politiek (CAP) deed, vergroot het probleem van de linkerzijde eerder dan zelfs maar een begin van een oplossing te le-veren. Vandaag waarschuwen opiniemakers de sp.a om niet te verlinksen, en zeker niet de travaillistische toer op te gaan, omdat onder andere de radicaal-linkse mislukkingen zouden aantonen dat dit een dood spoor is.

Terug naar het begin

De uitdaging die voor ons staat is niet min: we moeten bijna van voor af aan de hele socialistische beweging heropbouwen en heruitvinden, maar dan wel met een loodzware erfenis van voorbije mislukkingen en demoralisaties. Meer dan 80 % van de bevolking moet zijn arbeidskracht verkopen op de arbeidsmarkt, en behoort dus in zekere zin tot de 'arbeidersklasse', die uiteraard heel heterogeen en gefragmenteerd is. Toch stemt nog geen vierde van het electoraat links.

Een duidelijker failliet van de theorie van het reformisme is niet mogelijk. De gedachte dat de ontwikkeling van het kapitalisme een steeds omvangrijker, geconcentreerder en homogener proletariaat zou creëren, dat de socialistische partijen grote parlementaire meerderheden zou opleveren en hen zou toelaten langs parlementaire weg koers te zetten naar het socialisme, is definitief van de baan. De politiek eist zijn rechten op: de sociale realiteit van ongelijkheid en uitbuiting vertaalt zich niet automatisch op het politieke terrein. Dat vereist de actieve opbouw en eenmaking van de strijdbewegingen die van onderuit bestaan, en een bewuste politieke vertaling hiervan. Het vergt de opbouw van krachtsverhoudingen binnen maar vooral buiten de instellingen, het aangaan van confrontaties en conflicten, het aangrijpen van crisismomenten.

Nederlagen atomiseren de beweging

Politiek is een kwestie van conflict, van winnen of verliezen, of van iets tussenin, een compromis, waarvan je eventueel toch kunt beweren dat het de inzet waard was. De echte politieke strijd gaat echter niet enkel om datgene waarrond concreet gevochten wordt (een bepaalde eis bijvoorbeeld). Elke strijd is altijd ook een gevecht om de samenstelling en herschikking (compositie en recompositie) van maatschappelijke en politieke krachten. Een overwinning halen creëert zelfvertrouwen, laat de organisaties van het winnende kamp toe zich te versterken, en demoraliseert de tegenstander. Opeenvolgende nederlagen leiden tot een proces van atomisering, ongeloof, demoralisatie en ontbinding van het eigen kamp.

Het is doorheen de strijd dat de identificatie van mensen met een sociale groep of klasse plaatsvindt en dat een proces van klassen(re)compositie of -herschikking plaats vindt. Wanneer de heersende klasse de loonstrijd een nederlaag wil toebrengen, doet ze dat zowel om de lonen te drukken, als om de arbeidersbeweging de wind uit de zeilen te nemen en haar organisaties te delegitimeren.

De moeilijkheid van de huidige situatie heeft dan ook in de eerste plaats te maken met het feit dat de arbeidersbeweging en andere emancipatorische bewegingen de laatste dertig jaar geen of nauwelijks betekenisvolle overwinningen hebben behaald. De sociale geschiedenis sinds de draai naar het neoliberalisme van begin jaren '80 is een opeenvolging van nederlagen in de klassenstrijd. Het generatiepact is de voorlopig laatste belangrijke aflevering van dat verhaal, maar er komen er nog, als het afhangt van de rechterzijde, die (ook internationaal) de wind nog steeds in de rug voelt.

Ook bewegingen op andere terreinen leden een nederlaag. Terwijl 100.000den mensen in de jaren '80 tegen de raketten betoogden, werden ze dank zij de CVP toch geïnstalleerd. De enorme beweging van de witte mars moest zich tevreden stellen met een hervorming van justitie die de cruciale problemen niet oploste (waaronder de onderfinanciering van de publieke sector onder het neoliberale regime). De impact van dit soort nederlagen op het politiek bewustzijn kan nauwelijks overschat worden.

Talloze fenomenen hebben hier hun wortels:

1. De opmars van extreemrechts. De eerste groepen mensen die op extreemrechts stemden, kwamen vaak uit sociaal-democratische stal, maar geraakten ontgoocheld in 'hun' partij, die al te vaak aan de verkeerde kant van de barricade stond. Stemmen op het Vlaams Belang is de ultieme wraak op het establishment, waartoe de sociaal-democratie ongetwijfeld behoort. Het is voor vele mensen een imaginaire compensatie voor eerdere nederlagen en voor het verlies aan waardigheid en vertrouwen dat daarmee gepaard gaat.

2. De crisis van de organisaties van de arbeidersbeweging, in de eerste plaats de vakbonden. Zij kampen met een hardnekkig imago van 'conservatisme' en 'immobilisme'. De verantwoordelijkheid van de vakbondsbureaucratie voor de talloze nederlagen is uiteraard verpletterend. Nederlagen doen mensen het geloof en vertrouwen in hun strijdorganisaties verliezen. Waarom je nog organiseren, waarom nog lid zijn van een vakbond of partij, wanneer ze geen hulp zijn voor je strijd? Nederlagen maken dat mensen individuele oplossingen gaan zoeken (en daarom bijvoorbeeld vatbaar geraken voor het liberale discours over belastingverlaging). Uiteraard blijft in België een vrij sterke georganiseerde arbeidersbeweging bestaan. Het kan echter niet ontkend worden dat de vakbonden ook bij ons met dergelijke crisisverschijnselen te kampen hebben.

3. De uitholling van het democratisch karakter van de publieke ruimte. Democratie leeft van contestatie. Democratische rechten en vrijheden hebben maar reëel bestaan in de mate groepen burgers ze actief uitoefenen. En dat gebeurt doorheen vormen van verzet en contestatie, of die nu draaien om sociaal-economische thema's of om kwesties die strikter politiek zijn. Het is doorheen contestatie dat de publieke ruimte ontstaat: het is de plaats waar publieke debatten plaatsvinden, petities worden gehouden, pamfletten worden verspreid, vrije tribunes worden geschreven, waar wordt gemobiliseerd, betoogd, actie gevoerd enzovoort. Kijk maar naar de beweging tegen de Europese grondwet in Frankrijk, die aanleiding gaf tot talloze publieke debatten, vlugschriften, debatten in de media, publicaties… Doorheen dat soort bewegingen ontstaat publieke ruimte, een bewustzijn van burgerschap en een betrokkenheid bij de publieke zaak.

De talrijke nederlagen die sociale bewegingen leden de laatste jaren, hebben een bijdrage geleverd aan de uitholling van de publieke sfeer en het democratische debat. Wie er de opiniepagina's in de krant op naslaat, merkt snel het steriel karakter van vele bijdragen. De zogeheten kloof tussen politiek en burger is maar één manier om die toestand te diagnosticeren. Wanneer de democratische ruimte inkrimpt, neemt de commercie en de marketing het over.

4. De normen en waarden-revival. We leven in een maatschappij waarin de belangrijkste sociale relaties geldrelaties zijn. Eén van de weinige momenten waarop deze wordt doorprikt, en echte sociale relaties mogelijk worden, is de solidariteit van een collectieve strijd. Wanneer die mislukt, slaat de demoralisatie en atomisering toe, geraakt het vertrouwen in collega's, kameraden en medemensen geschaad. Gekoppeld aan de snelle veranderingen die de leefwereld in een kapitalistische maatschappij ondergaat en de toenemende commercialisering (van seks, relaties etc.), ontstaat het gevoel dat er iets verloren gaat, dat er iets menselijks teloor is gegaan. Conservatieven slagen erin dit gat te vullen.

Nederlagen maken dat de identificatie met de sociale groep of klasse waartoe men behoort, afzwakt. Nieuwe identificaties komen in de plaats: etnisch-culturele, vrijetijdsgroepen, subculturen, religie enzovoort. Groepsidentificatie maakt plaats voor identificatie met bekende persoonlijkheden. Ook in de politiek speelt dat.

Politieke verklaring, een politieke toestand

Misschien oogt dit plaatje niet zo rooskleurig, maar het heeft één voordeel: het gaat hier om een politieke verklaring voor een politieke situatie, die gekeerd kan worden. Het gaat er niet om nederlagen te theoretiseren, maar de huidige toestand te politiseren in plaats van er onvermijdelijke, sociologische realiteiten van te maken. Het is niet zo dat arbeidersstrijd definitief tot het verleden hoort. De moeilijke situatie vandaag is precies een gevolg van de ontwikkeling in die strijd, en kan ook enkel door die strijd worden veranderd.

Zoals reeds gezegd zijn er geen binnenwegen of gemakkelijke oplossingen. De enige weg is die van de opbouw en eenmaking van verzetsbewegingen en van een politiek instrument dat dit verzet organiseert en vertaalt. Er was hoop dat de strijd tegen het generatiepact strijdbare lagen syndicalisten zou doen besluiten dat een nieuwe politieke formatie nodig is. De druk van de vakbondsbureaucratie, het maatschappelijk gewicht van rechts, en de zwakte van de radicale linkerzijde zorgden ervoor dat de breuken tussen ABVV en sp.a grotendeels gelijmd konden worden, en voormalige sp.a-stemmers eerder naar rechts dan naar links verhuisden.

Sociaal eenheidsfront

De kans is reëel dat de komende regering van roomsblauwe snit zal zijn. Een oppositiekuur voor de sociaal-democratie betekent echter niet noodzakelijk dat de sociaal-democratie zich zal kunnen opwerpen als de vertolker van een linkse oppositie tegen een rechtse regering. Zeker, er kan een dynamiek van 'alles behalve deze rechtse regering' ontstaan. Maar onder andere het Nederlandse voorbeeld toont dat de realiteit iets complexer is. Tegen de rechtse regering-Balkenende ontstond daar het platform 'Keer het Tij', dat uit meer dan 500 organisaties bestond, en een aantal opmerkelijke mobilisaties op het getouw zette. De linkse SP surfte mee op deze golf van maatschappelijk protest tegen de regering, zeker nadat de sociaal-democratische PvdA er gewoon niet toe in staat was, dit verzet politiek te vertalen. Een dergelijk initiatief van het 'sociaal eenheidsfront'-type is ook wat in België de strijd vooruit kan helpen. Ook het ACW zal zich immers vragen moeten stellen over haar rol en invloed binnen de CD&V. Het ACW is er niet in geslaagd de N-VA, wiens sociaal-economisch programma uitgesproken rechts en liberaal is, buiten te houden. N-VA dreigt zelfs noodzakelijk te worden, wil een roomsblauwe regering een meerderheid halen in de kamer (wanneer CD&V in de regering stapt, komen een aantal extra N-VA'ers in de kamer, die in principe de sleutel om tot een meerderheid te komen, in handen hebben). Yves Leterme beloofde weliswaar een paar miljard sociale uitgaven, maar wie gelooft eigenlijk dat die er op korte termijn zullen komen?

Uiteraard zijn het de vakbonden die de sleutel in handen hebben om tot massaal verzet tegen een rechtse regering te komen. De radicale linkerzijde kan echter een zekere rol spelen om het perspectief van een dergelijk sociaal eenheidsfront mee te propageren, en vooral, om zo'n front te verbreden naar andere strijdterreinen dan de syndicale. Overwinningen, hoe partieel of defensief ook, zijn absoluut noodzakelijk om de slinger te doen omslaan.

Zelfs een beperkte radicalisering in de arbeidersbeweging kan ook ten aanzien van de sociaal-democratie voor politieke opheldering zorgen. Hoe kan de sp.a immers plots vanuit de oppositie gaan pleiten voor loonsverhogingen, tegen de privatiseringen of tegen de flexibiliteit, terwijl ze in de regering zelf aan het initiatief lag van dergelijke politiek? Voor de PS is het ongetwijfeld iets gemakkelijker om zich een wat linkser discours aan te meten. Voor de sp.a, die trouwens met figuren als Vandenbroucke nog steeds in de Vlaamse regering zit, zal dat des te moeilijker zijn. Dat kan kansen geven, ook voor de noodzakelijke processen van politieke herschikking die veel breder moeten gaan dan de huidige CAP, PVDA en tutti quanti.

België gijzelt de linkerzijde

In tal van West-Europese landen boette de linkerzijde aan macht in, onder invloed van de overwinningen van het neoliberalisme. Vlaanderen is echter een geval apart, dat tonen de cijfers. Dat heeft niet zozeer te maken met het feit dat de arbeidersbeweging hier veel zwaardere nederlagen leed dan elders, verre van. De verkiezingsresultaten drukken ons met de neus op de feiten: bijna zestig procent van de Vlamingen stemt op partijen met uitgesproken communautaire standpunten (CD&V, N-VA, Vlaams Belang, Lijst Dedecker, Spirit). Men kan die Vlaamse stem nu goed- of afkeuren, zaak is te begrijpen vanwaar ze komt.

Voor tal van mensen heeft een Vlaamse stem een anti-establishment karakter. Het establishment, dat is België. Hoeveel Vlamingen zitten zich niet dood te ergeren wanneer ze Di Rupo of Reynders op televisie voor de zoveelste keer horen spreken over "Sa Majesté le Roi"? Geen enkele Vlaamse politicus zou die formule ook maar over zijn lippen krijgen. De Vlaamse kwestie heeft dan ook een dimensie van contestatie (zie maar hoe Bart De Wever zich af en toe van zijn rebelse kant kan laten zien), die de rechterzijde volledig gemonopoliseerd heeft.

Er bestaat nauwelijks zoiets als een etnisch begrepen Vlaams nationalisme. Evenmin is de weigering tot solidariteit en herverdeling het cruciale motief voor de Vlaamse stem. Bij veel mensen leeft veeleer een gevoel van politieke ongelijkheid, in de strikte zin van staatkundige ongelijkheid. De Belgische constructie met drie gemeenschappen en drie gewesten, die in bepaalde linkse kringen zo wordt geroemd, blijft allerlei aporieën genereren. In Zaventem is de MR de grootste partij, in Halle de derde grootste. Het legendarische Waalse 'non' wordt ervaren als een diep politiek probleem, net zoals Brussel (o.a. in het dossier over de nachtvluchten) wordt gezien als een voorpost van de Franstaligen, eerder dan als een 'derde' gewest.

De linkerzijde zit hier in een tang waar ze maar erg moeilijk uit lijkt te geraken. Grote delen van de linkerzijde beschouwen de nationale kwestie in België als opgelost. Dat veronderstelt dat ze ofwel de historische legitimiteit van de Vlaamse beweging miskennen, ofwel de reëel doorgevoerde staatshervorming beschouwen als de oplossing van het probleem. Dat is iets waar we toch moeilijk mee kunnen instemmen. Verdere stappen in de staatshervorming, doorgevoerd door de rechterzijde, dreigen echter in de georganiseerde arbeidersbeweging als nederlagen ervaren te worden. Op die manier wordt de linkerzijde die de historische legitimiteit van de Vlaamse beweging erkent, vandaag gegijzeld door de Belgische staatsstructuur. Het is moeilijker dan ooit de strijd voor Vlaamse ontvoogding (voor (con)federalisme) te verbinden met de sociale strijd. De gekende linkse slogans over solidariteit en de 'eenheid van de arbeidersklasse' miskennen dit probleem, en komen de facto neer op de verdediging van België. Meer dan ooit is binnen de linkerzijde een diepgaand politiek debat nodig in de eigenlijke zin van het woord: een debat dat niet enkel gaat over de strijd rond sociale kwesties, maar over de verbinding van deze strijd met het gevecht voor de politieke macht of met de noodzaak om reëel te wegen op de vormgeving van de staatsstructuur.

Naar boven