Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Wie was... Ernst Bloch. Filosoof van de hoop PDF Print Email
Geschreven door Rob Gerretsen op maandag, 01 januari 2007

Ernst Bloch is filosoof van de hoop. Niet zomaar van de hoop, niet van een bedrogen, een valse hoop, maar van de 'begrepen hoop'. In deze tijd van wanhoop, desillusies en verloren dromen, van postmodernisme, neo-liberalisme en het "einde van de geschiedenis", is zijn denken buitengewoon actueel.

Ernst Bloch werd op 8 juli 1885 geboren in de industriestad Ludwigshafen in Duitsland en was van joodse afkomst. Hij studeerde in Berlijn bij de joodse neo-romantische socioloog Georg Simmel. Bloch omschreef zijn eigen gedachtengoed als revolutionair romantisch. Hij was bevriend met Lukács, met wie hij vooral in de periode 1910-1917 zeer nauw samenwerkte en met Walter Benjamin.

Michael Löwy (zelf een 'wandering Jew') plaatst Bloch in het zeer interessante boek 'Redemtion and Utopia', waarin hij de bijzonder opvallende rol van de joodse intelligentsia in Centraal Europa (Duitsland en Oostenrijk-Hongarije) aan het eind van de vorige en het begin van deze eeuw - met enkele uitlopers na de Tweede Wereldoorlog - onderzoekt, van Heine en Marx tot Fromm, Marcuse en Bloch. Löwy spreekt van een generatie dromers en utopisten, die een verband zochten tussen het joods messianisme en moderne libertaire, antiautoritaire utopieën. Löwy schetst deze joodse intelligentsia tegen de achtergrond van de zeer snelle groei van het kapitalisme in Centraal Europa aan het eind van de negentiende eeuw en de drastische verandering van de hele maatschappij die dat met zich meebracht, niet in het minst voor het joodse deel van de bevolking.

Op de weg naar assimilatie, integratie en sociale emancipatie lagen evenwel nog vele hindernissen. Eén weg lag open en dat was de universiteit: in 1895 was 10 procent van de studenten aan de Duitse universiteiten joods en dat was tien keer zo hoog als het joodse aandeel van de bevolking.

Ernst Bloch begon een filosofische en journalistieke loopbaan. Hij vluchtte voor de nazi-terreur uit Duitsland en verbleef in de jaren veertig in de Verenigde Staten, tot hij in 1949 benoemd werd tot hoogleraar filosofie te Leipzig. In 1961 vestigde hij zich in Tübingen in West-Duitsland, onder druk van de DDR-bureaucratie. Enkele sporen van de heersende ideologie in het Oosten zijn in zijn werk wel terug te vinden. Bloch stierf in 1977. 

Bloch's eerste boek 'Geist der Utopie' (1918), waarin hij de Russische radenbeweging van 1917 prees, is een voorbeeld van revolutionair romanticisme, beladen met religiositeit, die hij putte uit een veelheid van christelijke en joodse bronnen. Dit gebruikte hij om, zoals Löwy schrijft, "zijn politieke ideeën en zijn marxistisch-libertaire, anarcho-bolsjewistische utopie te ontwikkelen". Voor Bloch bestaat er geen abstracte tegenstelling tussen atheïsme en christendom. Er is voor hem een duidelijke atheïstische grondtoon in de bijbel zichtbaar. Voor Bloch is een goede christen atheïst en een goede atheïst christen.

In de jaren twintig (Bloch is dan lid van de DKP) ontwikkelt Bloch snel een gevoeligheid voor het opkomende fascisme. Hij ziet hoe het fascisme oude mythen en ook symbolen van de arbeidersbeweging en het socialisme overneemt en hoe de fascisten de mensen bedriegen met valse hoop. Bloch analyseert het succes van de massapropaganda van de nazi's vooral in zijn 'Erbschaft dieser Zeit' (1933). Primo Levi komt daar later op terug met zijn waarschuwing om je te hoeden voor het 'bijna-hetzelfde'.

Als tegenwicht tegen de ideologie van het fascisme ontwikkelt Bloch zijn concept van de 'begrepen hoop'. Voor hem is de hoop, het anticiperen op de toekomst, een wezenskenmerk van de mens. Ernest Mandel schrijft daarover in De Internationale nummer 48: "Ernst Bloch heeft dus terecht onderstreept dat de hoop (...) reeds de bekwaamheid tot verbeelding, tot ideële anticipatie inhoudt. Hij is dus het menselijk instinct par excellence". Waar Bloch spreekt over instincten en driften, over strevingen en dromen, zet hij zich af tegen de psycho-analyse van Freud en meer nog tegen Jung. Bloch komt met de nieuwe historische bewustzijnscategorie van het 'nog-niet-bewuste', die vooral naar voren komt bij de jeugd op de drempel van volwassenheid en dat weer bovenal op keerpunten van de geschiedenis.

Tegenover nihilisme en sociale frustraties, tegenover de angst voor de toekomst, gaat Bloch in de geschiedenis en in de dagdromen van de mens op zoek naar bronnen voor de hoop op een betere wereld. "Het komt er op aan het hopen te leren", schrijft hij in het voorwoord van zijn Magnum Opus, 'Das Prinzip Hoffnung', dat hij schreef tussen 1938 en 1947 en dat verscheen in 1949 en 1955.

Maar het leren hopen, het tot stand brengen van een materialistisch begrepen hoop is niet voldoende. Het moet verbonden worden met het veranderen van de wereld, waarvoor het marxisme volgens Bloch het handvat biedt. In het genoemde voorwoord schrijft Bloch: "De arbeid tegen de levensangst en tegen de wentelingen van de vrees is er één tegen hun oorzaken, die goeddeels zeer wel aanwijsbaar zijn. Die arbeid zoekt in de wereld zelf, hetgeen de wereld vooruit kan helpen. Het is vindbaar."

In deze tijd wordt ons verteld dat de tijd van 'grote verhalen' en van dromen voorbij is. Maar ons wordt zoveel verteld door boeven en onbenullen. Of, zoals Bloch zegt: "Filosofie wordt het geweten van morgen en de partijdigheid voor de toekomst . Ze wordt het benul hebben van de hoop, of ze zal onbenullig worden."

Naar boven