Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Interview met Ronald Canoy van de Revolutionaire Arbeiderspartij Mindanao (Filippijnen) PDF Print Email
Geschreven door David Baele op donderdag, 08 november 2007
Ronald Canoy is één van de internationale gasten die op de Zomerschool van de Vorming Leon Lesoil van 7 tot 9 september in Oostduinkerke aanwezig was. Hij is lid van het Filippijnse RPM-M (de Revolutionaire Arbeiderspartij van Mindanao). De militanten van het RPM-M maakten deel uit van een groep die zich in 1994 van de maoïstisch georiënteerde Communistische Partij van de Filippijnen afscheidde omdat ze het door de leiding opgedrongen voortzetting van de partijlijn, nadat bloedige interne zuiveringen hadden plaatsgevonden, niet wilden aanvaarden. In een poging om die groep revolutionairen te hergroeperen werkten ze mee aan de oprichting van de Revolutionaire Arbeiderspartij van de Filippijnen (RPMP). Maar omwille van serieuze ideologische meningsverschillen, waaronder de capitulatie voor de overheid, verlieten ze die organisatie op zijn beurt in maart 2001 om een paar maanden later, op 1 mei 2001, het RPM-M in Mindanao op te richten. Het RPM-M zocht enkele jaren geleden aansluiting bij de Vierde Internationale. De Filippijnse afdeling is daarmee één van de grootste afdelingen van de Vierde ter wereld. David Baele stelde Ronald enkele vragen.

DB: Wat is momenteel de grootste bedreiging voor de progressieve beweging in de Filippijnen?

RC: Er zijn meerdere bedreigingen voor de linkse oppositie in de Filippijnen, maar wel in verschillende graad en intensiteit. Één van de grootste bedreigingen is de verdeeldheid van de linkerzijde. Hoewel er positieve ontwikkelingen zijn in de vorm van overeenkomsten omtrent bepaalde kwesties en zelfs politieke projecten, wordt er nog geaarzeld om een verenigde en solide organisatie te vormen op nationaal vlak. Dus ik denk dat de verdeeldheid binnen de linkerzijde één van de bedreigingen is voor de progressieve beweging. Uit onze ervaring hebben we namelijk geleerd dat de huidige overheid niet sterk in haar schoenen staat en dat ze in grote mate inspeelt op de zwakke punten van de linkse oppositie, zoals deze verdeeldheid.

Een andere grote bedreiging voor de progressieve beweging is het huidige grootschalige fysiek en psychologisch militair offensief vanwege de Filippijnse overheid, gesteund door het Amerikaanse imperialisme. Het gaat hier om standrechterlijke executies van legale activisten, ontvoeringen, bedreigingen en intense militarisering.

Nog een andere bedreiging is wat wij de ‘tegencultuur’ noemen, die door de overheid verspreid wordt via de massamedia. Dit is een poging om de linkerzijde in diskrediet te brengen door de ideeën te verspreiden dat revolutie, socialisme en communisme slecht en gevaarlijk is, en dat je er je leven enkel maar mee verspeelt, dat het beter is om te werken, een job te vinden. En indien je werk vindt, zelfs als het om precaire jobs gaat, moet je dankbaar zijn want velen hebben geen werk in de Filippijnen. Dit is enkel een voorbeeld van de propagandaoorlog die gevoerd wordt. De overheid is zelfs bezig met het aanzetten van dorpen om weerstand te bieden tegen het organisatorische werk van de progressieve beweging en het ondergrondse verzet. Via lokale overheidsinstanties proberen ze de dorpsgemeenschappen te controleren. Ze zien namelijk dat ze de linkerzijde niet kunnen verslaan met wapens, waardoor ze mensen trachten te indoctrineren.

Een andere bedreiging is de aanwezigeid van veel NGO’s in de Filippijnen die als doel hebben de opstanden te breken. Zij geven valse hoop aan het volk door aan liefdadigheid in plaats van reële emancipatie te werken, een valse harmonie te prediken en te beletten dat het volk mee participeert in ontwikkelingsprojecten. We noemen dit ‘anti-oproercampagnes’ van NGO’s, zoals US AID. Mensen geraken hierdoor gedesillusioneerd binnen de linkerzijde en geven de strijd op. Op den duur geloven ze niet meer in reële veranderingen.

DB: Hoe definieert het RPM-M haar specifieke rol binnen deze context?

RC: Na de historische splitsingen en scheuringen binnen de CPP en onze daaropvolgende ervaringen kwamen we tot het besef dat we een partij moesten oprichten die uitdrukking geeft aan de stemmen van de 3 bevolkingsgroepen van Mindanao. Één van de verschillen met andere partijen en bewegingen binnen de Filippijnse linkerzijde is gebaseerd op onze benadrukking van het bestaan en de toekomst van de drie bevolkingsgroepen van Mindanao: de inheemse volkeren of Lumad, de moslims of Bangsamoro, en de nakomelingen van geïmmigreerde Christenen. Sommige partijen benaderen bijvoorbeeld de inheemse volkeren en de Bangsamoro enkel als ‘sectoren’ en niet als bevolkingsgroepen. Er zijn er ook die hen wel beschouwen als bevolkingsgroepen, maar zij zeggen dat de oplossing voor de nationale kwestie enkel opgelost kan worden eens men in de fase van het socialisme zit, dus wanneer het volk de macht heeft en hervormingen doorvoert.

In ons geval beschouwen we het als onze rol om de belangen te verdedigen van de drie bevolkingsgroepen van Mindanao. En aangezien we in Mindanao wonen is het ook onze taak om andere progressieve organisaties bewust te maken van onze visie; en het feit dat we samen kunnen werken en overwinningen behalen in de vorm van duurzame verworvenheden van het volk. Zelfs als je voor socialisme strijdt, is het mogelijk om hand in hand met andere bevolkingsgroepen te strijden, zodat het volk zich nu reeds organiseert en klaar staat voor een eventuele intesificatie van de strijd in de nabije toekomst. Het gaat erom dat we via revolutionaire massabewegingen mensen klaarmaken en vormen zodat zij hun waardigheid kunnen terugwinnen als inwoners van Mindanao.

DB: Jullie partij is momenteel vredesgesprekken aan het voeren met de regering. Wat is de inhoud en het doel van deze vredesgesprekken?

RC: Wij noemen dit “the other peace proces” of “grassroots-based peace proces”. Wij verkiezen deze termen omdat we geloven dat het bereiken van vrede en gerechtigheid een proces of ontwikkeling is. En we geloven dat onze overeenkomst met de regering deel uitmaakt van dit grote proces. We noemen dit “the other peace proces” want er bestaat zowel in de Filippijnen als in de rest van de wereld geen gelijkaardig proces. Het is niet hoofdzakelijk een gesprek tussen het RPM-M en de regering. Onze partij fungeert eerder als instrument die er voor zorgt dat de regering met het volk praat. Vandaar het kader: “grassroots-based peace proces”.

Er zijn fases of stadia in deze vredesgesprekken. We hebben de “confidence building stage”, waarin de regering zich er toe verbindt om 100 dorpen te raadplegen. Deze dorpen worden geselecteerd op basis van een gezamelijk besef tussen het RPM-M en de regering dat deze dorpen immens lijden onder verwaarlozing, marginalisering en extreme armoede. Hierna organiseert de regering met de hulp van vrijwilligers en dorpelingen dorpsraadplegingen, waarin dorpelingen hun prioritaire behoeftes en noden kunnen aanduiden. Het gaat hier echt om basisbehoeftes zoals drinkbaar water, elektriciteit, schoolmateriaal, toegankelijke wegen, landbouwondersteuning of distributie van land, rechten op voorouderlijke gronden in inheemse gebieden, etc.. Dit zijn basisproducten die er voor moeten zorgen dat mensen menswaardig kunnen leven. Op basis van de evaluatie van de vervulling van deze eisen door de dorpelingen gaan we al dan niet gesprekken aan met de regering. Het gaat dus eerder om gesprekken tussen het volk en de regering dan om gesprekken tussen het RPM-M en de regering. In sommige dorpen waar raadplegingen plaatsvinden is het RPM-M zelfs niet aanwezig, maar zijn andere groepen aanwezig, zoals het islamitische MILF of het maoïstische NPA.

Deze overeenkomsten zijn dus gebaseerd op de vaststelling dat omwille van extreme armoede en de vele oorlogen die Mindanao geteisterd hebben, vele mensen gedesillusioneerd geraakt zijn in de progressieve beweging. Velen gaan akkoord met de strijd voor revolutie, maar ze vragen zich af hoe ze nu moeten (over)leven, met de alledaagse problemen. Mensen zijn het beu om 5 km te moeten lopen om drinkbaar water te vinden, en vragen zich af hoe ze hun menselijke toestand nu kunnen verbeteren.

Maar dit betekend in geen geval de overgave van onze organisatie voor de overheid. Er zijn soms sterkere eisen die de voortzetting van de gesprekken doen stoppen, zoals de eis van de inheemse volkeren om de massale ontbossingactiviteiten te stoppen door houtkapvergunningen en grootschalige mijnbouwvergunningen te annuleren. Omwille van de weigering hiervan kwam het in 2004 en 2005 tot gewapende confrontaties tussen onze gewapende eenheden enerzijds en het leger en privé-milities die de werkzaamheden van grootschalige mijngiganten beschermen anderzijds. We hebben niet lang geleden de gesprekken ook unilateraal stopgezet naar aanleiding van de nationale golf van politieke moorden op activisten waarvan ook Mindanao niet gespaard blijft.

Misschien een woordje over de positie van de partij ten aanzien van ‘verzoening’. We hebben reeds vier documenten ondertekend, waarvan het laatste het ‘joint commitment to persue peace and development in Mindanao’ is. Een historisch document is het document genaamd ‘cessation of hostilities’. Ik wil benadrukken dat het hier om een wapenstilstand gaat en niet om een overgave. Onze gewapende arm behoudt dus haar politiek-militair werk. Wij hebben deze wapenstilstand ondertekend om de verworvenheden van het vredesproces te beschermen. We moesten namelijk dorpen die in aanmerking kwamen voor de raadplegingen kunnen identificeren zonder in gewapende confrontaties te belanden met het leger. Zonder wapenstilstand is het onmogelijk om bepaalde ontwikkelingsprojecten in dorpen te organiseren. Dit is dus noodzakelijk om het vredesproces mogelijk te maken, terwijl onze guerrilla paraat staat.

DB: Bepaalde sceptici denken dat het RPM-M zich heeft overgegeven aan de regering omdat jullie samen met militairen betrokken zijn in de “peace courses” of vredestrainingen in Mindanao?

RC: De inhoud van deze vormingen of seminaries is vooral ‘basismensenrechten’ en ‘vrede gebaseerd op gerechtigheid’. Deze trainingen worden geïnitieerd door Balay Mindanaw, een NGO uit Mindanao, dat in geen geval verbonden is aan onze organisatie maar eerder aan de overheid via de raad van bestuur. Vandaar dat de overheid deze NGO uitkiest voor die trainingen. De bedoeling is dat soldaten bewust worden van wat basismensenrechten zijn. Aangezien de regering beweert dat ze een op vrede gebaseerd beleid voert is dit een interessante gelegenheid om te evalueren wat de regering onder vrede verstaat. Het is dus een interessante gelegenheid om de spelregels van het oorlogvoeren vast te stellen door de geesten van soldaten te openen voor de concepten van mensenrechten en vrede.

We geloven dus niet dat het om een overgave gaat maar om één van de manieren om soldaten te beïnvloeden. Men mag niet vergeten dat de meeste soldaten ook deel uitmaken van de werkende klasse in de Filippijnen, die zich uit financiële noodzaak inschrijven in het leger.

DB: De stichter van de CPP, Jose Maria Sison, werd vorige week gearresteerd in Nederland. Officieel op grond van de moorden door het NPA (die deze reeds opeisten) op Romulo Kintanar en Arturo Tabara, die de CPP in de jaren ’90 verlieten. Maar bepaalde elementen doen vermoeden dat het om een voorwendsel gaat die te kaderen valt in de zogenaamde “Oorlog tegen de terreur” van de VS en de strategie voor opstandbestrijding van de Filippijnse overheid. Welk standpunt moeten we volgens jou hiertegenover innemen?(*)

RC: Onze partij en ikzelf zijn in onenigheid met Sison als persoon door zijn activiteiten voor en tijdens de splitsing. Persoonlijk en als revolutionair betekent deze arrestatie een klap in het gezicht van de gehele progressieve linkerzijde en de revolutionaire beweging. De Filippijnse regering heeft altijd geprobeerd om het imperialistische Amerika te impressioneren met hun anti-oproerbeleid door mensen zoals Sison als terroristen te bestempelen.

Maar we geloven ook dat Sison zich moet verantwoorden voor die moorden, en de zogezegde gronden hiervoor. De CPP beweert namelijk dat Kintanar en Tabara vermoord zijn omdat ze “vijanden van het volk” waren die voor de regering werkten. Maar deze beschuldiging moet gebaseerd worden op gefundeerd en voldoende bewijsmateriaal. En Sison moet zich ook verantwoorden voor de moorden op een paar andere kameraden die zijn partijlijn, waar hij in de jaren ’90 aan vasthield, niet wilden volgen, zoals twee leden van onze partij. Ik vraag me dus af of er een alternatief is om Sison ter verantwoording te brengen voor deze misdaden. Ik weet het niet. Dit is voor mij ook een dilemma, maar het beste dat we als revolutionairen kunnen doen is ervoor zorgen dat Sison menswaardig behandeld wordt. Zijn democratische rechten en burgerrechten moeten gerespecteerd worden door het Nederlandse gerecht. En tezelfdertijd moeten we een publieke schuldbekentenis opeisen. Dit is mijn persoonlijke opinie.


* Ondertussen heeft de rechtbank het voorarrest van José Maria Sison opgeheven. De raadkamer was van mening dat het dossier onvoldoende concrete aanknopingspunten bevat dat Sison in Nederland in een bewuste en nauwe samenwerking met de daders op de Filippijnen de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Maar omdat er aanwijzingen zijn dat Sison nog steeds een vooraanstaande rol speelt in het Centrale Comité van de CPP, en haar militaire tak het NPA, liet het Landelijk Parket weten dat het Openbaar Ministerie hoger  beroep instelt.

Naar boven