Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

De Venezolaanse economie onder Chavez PDF Print Email
Geschreven door Mark Weisbrot en Luis Sandoval op dinsdag, 08 januari 2008
We publiceren hier een analyse van de economische situatie in Venezuela onder de regering Chavez. Mark Weisbrot is economist bij het Onderzoekscentrum over economie en politiek (CEPR) in Washington en Luis Sandoval is assistent-onderzoeker in dit centrum.

 

Venezuela kent een groeiend en aanhoudend economisch groeiritme en dat na de verschrikkelijke recessie van 2003. Deze groei bereikte zelfs een hoogtepunt van 10,3 procent in 2006. De meeste waarnemers menen dat deze groei het gevolg is van de hogere petroleumprijs, dat een slecht economisch beheer door de overheid zou compenseren en verdoezelen. Maar een aantal feiten spreken deze redenering tegen.

Nadat het Bruto Binnenlands Product BBP een hoogtepunt had bereikt in 1977 stortte de economische groei van Venezuela ineen tussen 1980 en 1990. Venezuela vormde geen uitzondering op het Latijns-Amerikaanse continent. Latijns-Amerika boekte sinds 1980 de slechtste resultaten wat betreft economische groei sinds het begin van de eeuw.

In 1998 werd Hugo Chavez verkozen als president. De eerste vier jaren van zijn regering werden gekenmerkt door een grote politieke onstabiliteit. Het hoogtepunt van die fase was de staatsgreep die de wettelijk verkozen regering in april 2002 verjaagde. Er was ook de petroleumstaking van december 2002 tot februari 2003. Deze petroleumstaking heeft het land in een zware economische recessie doen terechtkomen waarbij Venezuela 24 procent van haar BBP verloor.

Aanhoudende economische groei sinds 2003

Maar de politieke situatie werd stabieler in de tweede helft van 2003 als gevolg van een economische groei. Het BBP, gecorrigeerd door de effecten van de inflatie, groeide aan met 76 procent in vergelijking met het laagste niveau van de recessie van 2003. Het is mogelijk dat de fiscale en monetaire politiek heeft bijgedragen tot deze spectaculaire heropleving, alsook de door de overheid gecontroleerde rentevoet. De overheidsuitgaven stegen van 21,4 procent van het BBP in 1998 tot 30 procent in 2006.

Gedurende deze periode zijn de inkomsten van de regering sneller gestegen dan de uitgaven, van 17,4 van het Bruto Binnenlands Product tot 30 procent. Daardoor was het budget in evenwicht voor het jaar 2006. De regering plande haar uitgaven op basis van voorzichtige voorspellingen voor de petroleumprijs. Voor 2007 had ze de petroleumprijs geschat op 29 dollars per vat, wat 52 procent lager ligt dan de reële prijs van een vat olie in het jaar 2007. De regering heeft haar uitgaven dus altijd goed beheerd aangezien de petroleumprijs altijd hoger lag dan voorzien in het budget.

Hoge olieprijs heilzaam voor Venezuela

Sommigen menen dat de openbare uitgaven moeten verminderen als de petroleumprijs daalt, maar ondertussen beschikt Venezuela over een comfortabele geldreserve die ze kan gebruiken in geval van nood. Een daling van 20 procent van de petroleumprijs kan opgevangen worden door de internationale geldreserve van 25 miljard dollar. Geschat wordt dat de Venezolaanse staat nog tussen 14 en 19 miljard dollar extra ter beschikking heeft. Met een relatief kleine buitenlandse schuld (14,6 procent van het BBP) heeft de regering zelfs toegang tot internationale kredieten in geval de petroleumprijzen zouden ineenstorten. Maar niemand verwacht dat de petroleumprijs op korte termijn gaat zakken. Het ligt meer voor de hand dat de explosieve situatie in het Midden-Oosten kan leiden tot een bruuske vermindering van de olieproductie en dus de prijs nog zal doen stijgen.

Sociale uitgaven omhoog

De regering Chavez heeft haar sociale uitgaven aanzienlijk verhoogd, zowel op vlak van gezondheid, onderwijs als voedselvoorziening. Het meest zichtbare contrast merk je op vlak van de gezondheidszorg. In 1998 bijvoorbeeld waren er 1628 dokters werkzaam voor 23,4 miljoen inwoners. Vandaag zijn er dat 19.571 voor een bevolking van 27 miljoen inwoners. In 1998 waren er 417 opvangposten voor dringende hulp, 74 medische rehabilitatiecentra en 1628 centra voor eerstelijnsgezondheidszorg. Vandaag zijn dat 721 opvangposten voor dringende hulp, 445 medische rehabilitatiecentra en 8621 centra voor eerstelijnsgezondheidszorg. 6500 daarvan bevinden zich in arme wijken. Sinds 2004 werden 400.000 mensen geopereerd aan de ogen en konden terug zien of beter zien. In 1999 waren 335 personen besmet door het AIDS-virus en werden ze verzorgd. In 2006 krijgen 18.538 mensen die verzorging.

De regering van Venezuela voert een politiek die veel meer mensen toegang geeft tot gesubsidieerde voedingsproducten. In 2006 had je in heel het land 15.726 handelszaken die gesubsidieerd voedingsproducten verkochten. 67 procent van de bevolking genoot daarvan in 2005 en 47 procent in 2006. Speciale programma's werden uitgewerkt voor zeer arme mensen met gratis voedselverdeling. In 2006 genoten 1,8 miljoen kinderen van een voedselprogramma in school (een gratis maaltijd per dag in de school) tegen amper 25.2000 in 1999.

De toegang tot het onderwijs is gevoelig verbeterd. Het aantal leerlingen per lagere school is toegenomen van 271.593 in het schooljaar 1999/2000 tot meer dan 1 miljoen voor het schooljaar 2005/2006. Meer dan een miljoen personen namen deel aan alfabetiseringsprogramma's voor volwassenen.

De sociale uitgaven van de centrale regering kenden een exponentiële groei, gaande van 8,2 procent van het Bruto Binnenlands Product BBP tot 13,6 procent in 2006. In reële cijfers (gecorrigeerd door de inflatie) zijn de sociale uitgaven voor een persoon toegenomen met 170 procent in de periode 1998-2006. De sociale uitgaven van het nationale petroleumbedrijf PFVSA zijn zelfs niet opgenomen in deze statistieken. Als je dat erbij telt, dan zijn de sociale uitgaven in Venezuela gegroeid met 314 procent tussen 1998 en vandaag de dag.

Armoede omlaag

De armoede-index is snel gedaald, van een heel hoog cijfer 55,1 procent in 2003 tot 30,4 procent in 2006, dus een daling met 31 procent. Die index houdt geen rekening met de verhoogde toegang van heel arme mensen tot de gezondheidszorg en het onderwijs. De levensomstandigheden van de arme bevolking zijn zienderogen verbeterd, heel wat meer dan wat de officiële index doet vermoeden. De werkloosheid is gevoelig gedaald tot 8,3 procent in juni 2007, het laagste cijfer van de laatste 10 jaar. Vergelijk dat met 15 procent werkloosheid in 1999 en 18,4 procent in juni 2003 (het einde van de recessie).

Munt overgewaardeerd

De grootste uitdaging waarvoor het land staat is de wisselkoers en de inflatie. De Venezolaanse munt is serieus overgewaardeerd. De regering aarzelt om over te gaan tot een devaluatie omdat dit de inflatie zou in de hand werken. Die inflatie bedraagt vandaag 19,4 procent. Aangezien de regering de wisselkoers controleert en een budgettair overschot heeft (8 procent van het BBP), is ze niet verplicht in de nabije toekomst een devaluatie door te voeren. Maar op middellange termijn is dat nochtans een probleem, want ook al kan de inflatie onder controle gehouden worden, deze inflatie bepaalt de reële wisselkoers van de Venezolaanse munteenheid, de Bolivar. Hierdoor is de import kunstmatig goedkoop geworden, terwijl de export van niet-petroleumproducten op de wereldmarkt veel duurder is geworden. De commerciële sector lijdt hieronder en dit wordt op termijn moeilijk houdbaar. Het wordt ook moeilijker om de economie te diversifiëren en de afhankelijkheid van de petroleum te verminderen. 

De inflatie van 19,4 procent vormt op zich een probleem, ook al is het helemaal niet uitzonderlijk dat een land in ontwikkeling zoals Venezuela een inflatie kent van twee cijfers. De inflatie lag in Venezuela veel hoger in de jaren voor de regering Chavez, met pieken van 36 procent in 1998 en zelfs 100 procent in 1996. De inflatie bedroeg 40 procent in februari 2003 en verminderde met 10,4 procent per jaar tot de huidige inflatie die zich lijkt te stabiliseren.

Gezien haar belangrijk overschot in de begroting, haar hoge geldreserves in buitenlandse munten en gezien de buitenlandse schuld van Venezuela relatief laag ligt, beschikt de regering over meerdere instrumenten om de situatie te stabiliseren en de inflatie terug te dringen, zonder dat hiervoor de economie minder zou moeten groeien. Alles duidt erop dat de Venezolaanse regering een hoge groeivoet wil aanhouden. Er zijn vandaag de dag geen signalen zichtbaar die op korte termijn een einde zouden maken aan de huidige economische expansie.

En tenslotte, de maatregelen die de Venezolaanse regering neemt, gaan in de richting van een grotere participatie van de staat in de economie. Dat betekent niet dat de regering overgaat tot nationalisaties op grote schaal of tot een planeconomie. De Venezolaanse regering heeft er zich ook voor behoed administratieve functies waar te nemen in de economie waartoe ze vandaag de dag niet zou toe in staat zijn. De regering heeft het aandeel van de openbare sector in de economie niet gevoelig verhoogd. De uitgaven van de regering draaien rond 30 procent van het Bruto Binnenlands Product, wat ver onder het getal ligt van Europese kapitalistische landen zoals Frankrijk (49 procent) of Zweden (52 procent). n

Center for Economic and Policy Research www.cepr.net

Naar boven