Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Décroissance en het zuiden PDF Print Email
Geschreven door Daniel Tanuro op dinsdag, 29 augustus 2006

In een reactie op ons artikel 'De drogredenen van Serge Latouch' (zie Rood nr. 22) schreef een lezeres dat we van slechte wil waren toen we meenden dat Latouche een kritiek formuleert op het ontwikkelingsbegrip als zodanig, terwijl hij enkel de imperialistische politiek van ontwikkelingshulp zou bekritiseren. Van dat laatste is echter niets aan. De citaten die we aanhaalden getuigen daarvan. Dit gezegd zijnde, lijkt het ons noodzakelijk nog even stil te staan bij de manier waarop Latouche de situatie van de landen uit de periferie analyseert, en bij de perspectieven die hij voor hen uittekent.

Vertrekpunt van Latouche: ontwikkeling zou een westers concept zijn, deel van een cultuur waarvan de bepalende elementen "het geloof in een cumulatieve en lineaire tijd en de toekenning aan de mens van de missie om de natuur te domineren enerzijds, en het geloof in de berekenende rede om zijn handelen te organiseren, anderzijds" zijn. (1). Als typisch Europees product put deze cultuur "duidelijk uit de joodse culturele erfenis, de Griekse culturele overlevering, en uit hun fusie", voegt Latouche toe. En hij gaat verder: "Buiten de mythes die de pretentie van totale natuurbeheersing funderen en het continue, lineaire en cumulatieve tijdsschema, hebben de ideeën van vooruitgang en ontwikkeling strikt genomen geen enkele zin en zijn de technische en economische praktijken die eruit voortvloeien totaal onmogelijk want waanzinnig of verboden."

Het is duidelijk dat deze opvatting op ontwikkeling als puur Europees fenomeen niet met de historische realiteit strookt. De landbouw is waarschijnlijk in Afrika uitgevonden, de eerste hydraulische en irrigatiesystemen werden in Egypte en Mesopotamië op punt gesteld zo'n 5000 jaar geleden, en werden daarna toegepast in de rijstcultuur in China en in Zuid-Oost-Azië. De antieke Egyptische landbouw prikkelde de begeerte; haar productiviteit was tenminste tien keer hoger dan die van het Griekse of Romeinse landbouw-stelsel op basis van braaklegging (2). De menselijke wezens hebben altijd gepoogd hun lot te verbeteren, t.t.z. om zich in de mate van het mogelijke te ontdoen van natuurlijke belemmeringen en technieken die de productiviteit van de arbeid en van de hulpbronnen te verhogen. De ontwikkeling is een universeel gegeven, onlosmakelijk verbonden met het feit dat onze soort zijn eigen bestaan maatschappelijk voorbrengt via de bemiddeling van instrumenten.

Maar er is nog een ernstiger pro-bleem dan deze discussie over de grote lijnen van de geschiedenis. Door ontwikkeling te definiëren als een cultureel kenmerk van het 'joods-hellenistisch-christelijke' westen, komt Latouche ertoe de geschiedenis van de noord-zuid verhoudingen van de laatste eeuwen te herschrijven. Die verhoudingen moeten volgens hem niet geanalyseerd worden als een vorm van roof maar als een fenomeen van culturele bekering: "De verwestersing, schrijft hij, is niet het resultaat van een economisch me-chanisme als zodanig, maar van een proces van deculturatie (3). De elementen hiervan zijn "de introductie van westerse waarden, zoals die van de wetenschap, de techniek, de economie, de ontwikkeling, de natuur-beheersing. Het gaat om een echte bekering." En hoe is die 'bekering' geslaagd, volgens Latouche? Niet zozeer door geweld: "de orgie van bloed door de conquistadores" en de "afroming van rijkdommen" "zijn maar miskleunen, die wel spectaculair ogen, maar op zich genomen eigenlijk se-cundair zijn." Inderdaad, "het beke-ringsvehikel kan geen open geweld zijn of roof, ook al is die verborgen onder de mantel van de 'ongelijke' warenruil, maar is de gift." De gift? Jawel, als Europa de wereld kon verwestersen, dan is dat volgens Latouche dank zij de gift van een "ethiek" die het "biologische leven" ophemelt, "het aardse leven" als "hoogste waarde" beschouwt. De niet-westerse samenlevingen trapten in de val van de "westerse cultus van het leven, en zijn profaan tegendeel, de gedachte dat er geen hiernamaals is." "Maatschappijen kunnen zich verdedigen tegen geweld en roof. (…) Daarentegen weigert men geen geneeskunde die levens redt, of brood dat de ellende verzacht, of het onbekend en magisch object dat verleidt en waaruit men prestige haalt binnen de eigen cultuur."

De politieke conclusies zijn navenant: hoewel hij de eis van de afschaffing van de schuldenlast van de derde wereld steunt, meent Latouche dat daar het probleem niet ligt: "Door het economisch imperialisme aan te klagen, schrijft hij, gingen de westerse radicalen gewoon op een andere manier door met de verwestersing van de wereld, terwijl hun nabootsers uit de derde wereld dit proces nog verdiepten door zich roekeloos in het gevecht voor ontwikkeling te storten." Wat is dan het besluit? "Wat de landen van het zuiden betreft, gaat het er minder om een negatieve groei te realiseren (décroître) (of te groeien) dan de draad van hun door de kolonisering onderbroken geschiedenis opnieuw op te pikken (…) om hun identiteit opnieuw toe te eigenen." (4). In een volgend artikel zullen we zien dat ook deze identiteit een aantal verrassingen in petto heeft, en weinig van doen heeft met een links perspectief.


(1) S. LATOUCHE, L'occidentalisation du monde, La Découverte, 2005, p. 65
(2) P. MAZOYER et L. ROUDART, Histoire des agricultures du monde, Seuil 1997, p. 213.
(3) S. LATOUCHE, op. cit., p. 84 e.v.
(4) S. LATOUCHE, " Survivre au développement ", Mille et une Nuits, 2004, p.101.

Naar boven