FSC: duurzaam op papier PDF Print Email
Geschreven door David Baele, Famke Vekeman op woensdag, 08 februari 2012
Het Forest Stewardship Council (verder FSC genoemd) werd in 1993 in Toronto opgericht op initiatief van de industriesector, sociale organisaties en milieuorganisaties van 25 landen. Vandaag de dag wordt FSC ondersteund door het internationale bedrijfsleven, overheden, maatschappelijke- en milieuorganisaties zoals het Wereld Natuur Fonds, Greenpeace en de ontwikkelingsorganisatie ICCO.
FSC International is opgericht om het verantwoord beheer van bossen te bevorderen, met name in tropische gebieden. De zogenaamde FSC-standaard (ook wel de principes en criteria genoemd) voor verantwoord bosbeheer brengt sociale, ecologische en economische belangen in balans. Bosbeheer conform deze standaard, met hieraan gekoppeld mogelijke hout- en papierproductie, beschermt bossen voor huidige en toekomstige generaties.

Het middel dat daarbij gebruikt wordt is het FSC-keurmerk, dat toegekend wordt aan hout, houtproducten en papier. Een houtbedrijf of een ander bedrijf dat FSC gecertificeerd wil worden, het FSC-keurmerk wil gebruiken en FSC-gecertificeerde producten wil verwerken en/of verhandelen moet meewerken aan een audit door onafhankelijke certificeringsinstanties. Het FSC-keurmerk is geen garantie van kwaliteit, het is enkel een bewijs dat het hout en papier komen uit bossen die beheerd worden conform de FSC-standaard. Deze standaard wordt internationaal gezien als de beste garantie voor verantwoord bosbeheer.

Een aantal NGO’s zoals Friends of the Earth UK en het Swedish Society for Nature Conservation is echter recentelijk gestopt met hun steun aan FSC. Eén van de stichtende leden van FSC, Rainforest Foundation, stelde na onderzoek in verschillende landen vast dat FSC de controle verloren was over de certificeringbedrijven, waarna FSC de certificeringlicentie van het Thaise bedrijf Forest Industry Organisation introk. Volgens het Swedish Society for Nature Conservation zorgen het aantal wetsovertredingen en de standaarden die door FSC aanvaard worden dat de certificering een vorm van ‘greenwashing’ is. Volgens het EcoEarth/Rainforest Portal is het kappen van bepaalde oude bossen niet duurzaam. Critici worden aangemoedigd om via de geijkte procedures klacht in te dienen, maar klachten moeten eerst ontvankelijk worden bevonden. Voor vele kleine organisaties of lokale gemeenschappen is het niet evident om volgens de juiste procedures klacht in te dienen. Bovendien verloopt het hele proces zeer traag en de vraag blijft natuurlijk wat er dan uiteindelijk effectief gebeurt met de klacht.

Veracel, groene woestijnen in Brazilië

In een gemeenschappelijk project tussen Finse en Belgische jongeren werd een tournee georganiseerd met de documentaire ‘Duurzaam op papier’ van An-Katrien Lecluyse en Leo Broers. Zij maakten een documentaire over de productie van FSC gecertificeerd papier door het Braziliaanse bedrijf Veracel. De film toont aan hoe Veracel grootschalige eucalyptusplantages heeft die de biodiversiteit bedreigen, hoe lokale gemeenschappen van hun grond verjaagd worden en hoe ze liters pesticiden gebruiken in deze groene woestijnen. FSC kreeg reeds veel kritiek wanneer haar “tiende criterium”, dat het toelaat grootschalige plantages in rekening te brengen, aangenomen werd. Het certificeringbedrijf van Veracel is de multinational SGS, die het blijkbaar niet zo nauw neemt met de uitgewerkte regels.  

Naar aanleiding van de documentaire en een klacht in 2010 werd SGS tijdelijk geschorst in Brazilië, totdat ze weer competent bevonden worden. Het gaat hier echter enkel over de activiteiten van SGS in Brazilië. SGS is een multinational die wereldwijd meer dan 1000 bureaus heeft. Aangezien een bedrijf als Veracel aanzienlijke sommen geld betaalt aan SGS om een certificaat te kunnen krijgen is het niet moeilijk te begrijpen waarom SGS af en toe overtredingen door de vingers ziet. Maar aangezien 90 procent van alle certificeringen gedaan wordt door slechts 4 certificeerders,  is FSC in die mate afhankelijk geworden van een machtig bedrijf als SGS dat ze zich er niet van kan ontdoen. Het hele systeem zou namelijk ineenstorten mocht één van die 4 certificeringbedrijven wegvallen. Deze bedrijven hebben zich zelfs in die mate ingedekt dat volgens de contracten tussen hen en FSC, deze bedrijven FSC juridisch kunnen vervolgen indien sancties leiden tot economische of imagoschade van het bedrijf.

Na ruim een jaar heeft het onderzoek naar de klacht uiteindelijk nog niets opgeleverd en blijft Veracel FSC-pulp op de markt brengen. Intussen maakt Veracel zelfs plannen om fors uit te breiden in Bahia, de productie zal opgetrokken worden van 1 naar 2,7 miljoen ton pulp per jaar. Deze expansie, waarbij nog eens 107.000 hectare zullen omgezet worden in eucalyptusplantages, wekt lokaal veel frustraties op. Voor FSC bestaat er geen limiet op de schaal, Veracel is er dan ook van overtuigd dat deze uitbreiding eveneens het label zal krijgen.

Op 15 december 2011 trokken actievoerders van Climaxi, vzw ’t Uilekot en Friends of the Earth met een groen geschilderde wasmachine naar Leuven: “FSC schiet zijn doel voorbij en is voor multinationals die hun voeten vegen aan sociale en ecologische principes een perfecte manier om zich een groen imago aan te meten” stelde Filip De Bodt (vzw Climaxi). Volgens Bart Holvoet (FSC België) is er ondertussen wel vooruitgang geboekt en hij meent dat we binnenkort meer nieuws zullen hebben over de zaak Veracel. De Algemene Vergadering van FSC zou ook de criteria voor het erkennen van plantages verstrengd hebben. De actievoerders willen nu ook de leden van FSC aan de tand voelen via regelmatig terugkerende acties. Ze kondigen ook aan de praktijken van een aantal andere, doorgaans nog minder strenge labels (o.m. PEFC), te gaan onderzoeken. Er wordt ook een klacht neergelegd bij de Jury voor Eerlijke Praktijken inzake Reclame (JEP).

 

“Vroeger kweekten we maïs, maniok, bonen, … allemaal voedingsgewassen waarvan we leefden. Nu groeit hier alleen nog eucalyptus. Niemand eet eucalyptus natuurlijk.”

(Eliane Soares, MLT, landloze boerenorganisatie in Brazilië)


“De rivieren en bronnen in de buurt drogen allemaal uit, want de eucalyptus heeft ontzettend veel water nodig. En als het regent, stroomt het gif dat in de plantages gebruikt wordt in de rivieren –het water dat we drinken en waarin wij ons wassen.”

(Takhuahy, Pataxó indiaan, Quaxuma, Brazilië)


Stora Enso

Stora Enso is het grootste Europese bedrijf inzake papierproductie en is voor de helft eigenaar van Veracel. Stora Enso probeert zichzelf te verkopen als groen en sociaal verantwoordelijk in Europa, terwijl hun plantages in verschillende landen een enorm negatieve impact hebben op arbeiders, lokale gemeenschappen en het milieu. Zowel in Brazilië als in Uruguay, Indonesië, Zuid-Afrika, Spanje,… zijn monoculturen van eucalyptus verantwoordelijk voor watertekorten, bodemerosie en het wegjagen van lokale gemeenschappen en hebben ze een negatieve impact op de voedselvoorziening. In Uruguay is de regering bezorgd over de steeds grotere stukken grond die verkocht worden aan buitenlandse bedrijven, waaronder Stora Enso één van de grootste spelers is. Ook in België kwam de directie van hun vestiging in Gent in 2006 in opspraak door het ontslaan van vakbondsafgevaardigden en de toegang te ontzeggen aan de vakbondssecretaris.

In april 2011 had Stora Enso een aandeelhoudersvergadering in Finland. Friends of the Earth Finland nodigde Marcelo Durao Fernandes van de vereniging van landloze boeren MST (Movimento dos Trabalhadores Sem Terra) uit om verdere uitleg te komen geven over de situatie in Brazilië. Marcelo kreeg ook 2 min spreektijd op de aandeelhoudersvergadering. Stora Enso werd duidelijk zenuwachtig, en publiceerde de dag na de vergadering een paginagrote advertentie in de belangrijkste krant van Finland, met als headline "Stora Enso redt het regenwoud", zodat haar imago alvast niet geschaad wordt.

Chili

In Chili wordt een cellulosefabriek (eigendom van Celco) ervan beschuldigd giftig afval in zee te willen dumpen, ten koste van Mapuche-indianen en kleine vissers uit Chili. Ook dit papier wordt verkocht met een FSC label.

FSC België antwoordde hierop als volgt: “Het FSC label gaat vandaag over de herkomst van de vezels, en (voorlopig niet) over de productiecriteria. Hiervoor zijn andere labels, waaronder het EU ecolabel, Blauwe Engel of Nordic Swan bijvoorbeeld van toepassing. Het valt inderdaad te betreuren dat deze labels, of hun achterliggende productiecriteria, nog verre van mondiaal zijn doorgedrongen bij papierproducenten. Elk initiatief voor een betere milieuwetgeving, en/of een verbeterde toepassing hiervan, moet uiteraard 100% worden aangemoedigd. Momenteel omvat het FSC systeem dus geen productieaspecten, maar dit kan in de toekomst veranderen indien de FSC leden hiertoe beslissen. Tot nader orde geven wij vanuit FSC België – naast de oproep tot spaarzaam gebruik - dan ook aandacht aan de hierboven vermelde labels ivm de productieaspecten, naast uiteraard de verantwoorde herkomst van de vezels (gerecycleerd – FSC label).”

Congo

In januari 2011 werd een FSC certificaat geleverd aan het bedrijf Sodefor (beheerd door de Portugese NST Groep), één van de grootste en meest controversiële houtkapbedrijven in de Democratische Republiek Congo. Sodefor kwam reeds in opspraak bij sociale conflicten die hebben geleid tot geweld, willekeurige arrestaties en mensenrechtenschendingen. Niet enkel deze feiten trekken het toekennen van een certificaat door FSC in twijfel maar ook het feit dat FSC naast de huidige 4,5 miljoen hectare inzet op 10 miljoen hectare gecertificeerde industriële houtproductie in de komende jaren in het Congo Basin.

Lokale gemeenschappen worden geenszins betrokken bij de planning van het landgebruik en het behoud van de bossen. De afwezigheid van een civiele maatschappij zorgt er ook voor dat de deur wagenwijd openstaat voor corruptie. Aangezien certificaten waarbij rekening gehouden wordt met regionale en nationale standaarden minder vatbaar zijn voor overtredingen dan de standaard certificaten van certificeringbedrijven besliste de algemene vergadering van FSC in 2005 om de standaard certificaten in een tijdspanne van 5 jaar af te bouwen en te vervangen. Terwijl deze regionale en nationale standaarden zich in Congo vandaag opdringen is daar nog geen werk van gemaakt.

Veel van de houtkapvergunningen van NST zijn nu gelokaliseerd in intacte bosgebieden en andere regio's met een hoge beschermingswaarde, waaronder leefgebieden van de bonobo. Tot op vandaag heeft FSC geen krijtlijnen uitgewerkt over hoe men zulke gebieden moet beheren. Diverse civiele organisaties uit het Congo Bassin en Greenpeace, dat zelf een lid is van FSC, riepen omwille van deze problemen FSC op om actie te ondernemen, wat tot op heden nog niet gebeurd is.   

Zuid-Afrika

De Zuid-Afrikaanse ngo Geasphere, ondersteund door een resem organisaties uit Zuid-Afrika en daarbuiten, diende in januari 2011 een formele klacht in bij FSC omdat bavianen op grote schaal worden afgemaakt als een ordinaire plaag in de boomplantages van Komatiland Forests in de provincie Mpumalanga. FSC, die reeds op de hoogte was van deze aanpak, onderzocht de klacht met een team van experten. De plantages worden geteisterd door bavianen die het gemunt hebben op de schors van de bomen. Voor het gecertificeerde bosbouwbedrijf is het neerschieten van de bavianen de efficiëntste en goedkoopste methode om dit probleem te verhelpen.

Het FSC-panel dat de klacht nader onderzocht gaf hen geen ongelijk. “Onze conclusie is dat de methode van het lokken, vangen en doden van bavianen geen serieuze inbreuk is tegen eender welk FSC-principe of criterium,” staat in het FSC-rapport te lezen. Sabien Leemans van WWF, lid van FSC België, heeft weinig aan te merken op het oordeel van FSC: “De bavianen in kwestie zijn geen bedreigde diersoort en kunnen veel schade veroorzaken. Vandaar dat het doden van bavianen op een plantage op zich geen natuurbehoudsprobleem is. Dit mag wel enkel gebeuren als laatste hulpmiddel, als alternatieve methoden onderzocht zijn en niet blijken te werken.”, aldus WWF. Dat is net het probleem dat de Zuid-Afrikaanse natuurbewegingen aanklagen. “Er moet dringend gezocht worden naar alternatieve en niet dodelijke oplossingen door een moratorium te stellen op het doden van de bavianen,” zegt Tim Strupat van de ngo Geasphere.

Oeganda

In Oeganda werden meer dan 22.000 boeren verdreven om plaats te maken voor duurzaam beheerde boomplantages. Families werden gedwongen hun land te verlaten, huizen werden platgewalst en gewassen verbrand. Ondanks deze flagrante mensenrechtenschendingen kregen de plantages van de New Forest Company toch het FSC-label. “Ik herinner me dat we een deadline kregen om onze huizen te verlaten, tussen 12 en 28 februari 2010,” getuigt Naiki Apanabang voor Oxfam, “Ik verkoos te vertrekken op 12 februari. We konden zien hoe ze huizen in brand staken en de mensen hun velden vernielden. Het was te pijnlijk om nog te blijven.” De moeder van acht kinderen woont nu in een huurhuis en slaagt er niet eens in om dagelijks haar gezin voeden.

Lokuda Losil is 60 en verkreeg zijn stuk grond in de jaren ’70. Hij voedde er zijn 8 kinderen op en zag er zes van zijn kleinkinderen opgroeien. Op zijn bananen, jackfruit en avocado plantage was het hard werken, maar hij en zijn familie hadden een leven zonder zorgen. “De New Forest Company heeft mijn grond afgepakt. Mensen van het bedrijf samen met veiligheidsdiensten vernielden onze oogst en sloopten onze huizen. Ze sloegen mensen in elkaar, vooral degene die niet konden weglopen. Ik ben met mijn vrouw, kinderen en kleinkinderen in groep weggevlucht. Het was verschrikkelijk.”

De landroofkwestie waarover zelfs The Guardian en de The New York Times schreven, is een smet op het duurzaam imago van de New Forest Company. Maar deze ontkent de aantijgingen met klem: “Oxfam valt een bedrijf aan met een vlekkeloos parcours in gemeenschapsinvestering en ontwikkeling. Het grootste deel van de beweringen is onjuist en misleidend.” In een interview met Al Jazeera verduidelijkt de voorzitter van New Forest Comapany, Robert Devereux: “We hebben er alles aan gedaan om de mensen op vrijwillige basis te laten gaan. Dat werd bevestigd door FSC.”  Waarop Kate Geary, co-auteur van het Oxfam-rapport, reageert: “Hoe kan New Forest Company beweren dat de mensen vrijwillig hun huis verlaten hebben als er twee rechtzaken lopen vanwege misbruik, geweldpleging en vernieling van huizen en oogsten? Men weet maar al te goed wat er gebeurt op de plantages.”

Ondanks de grootschalige landroof kreeg New Forest Company in 2009 toch het FSC-label voor zijn plantages in de Oegandese districten Kiboga en Mubende. Het certificeringsrapport heeft het over ‘illegale bezetters’ wanneer verwezen wordt naar de talloze boeren wiens land werd afgepakt. En over de manier waarop dat gebeurde is de controleurs niets bijzonders opgevallen: “De certificaathouder (New Forest Company) heeft zich vreedzaam gedragen en handelde verantwoord. De illegale indringers zijn vrijwillig van hun land vertrokken. Er waren geen incidenten of geweldpleging, noch meldingen van gedwongen verhuizingen,” aldus SGS-Qualifor, een van FSC’s belangrijkste certificeerders.

Twee maanden na certificatie ontving het Oegandese ministerie van Land een petitie van 10.000 wanhopige inwoners die opgejaagd werden om hun huizen te verlaten. Niet één van hen werd geïnterviewd tijdens de jaarlijkse controlebezoeken van FSC. “Dat toont nogmaals hoezeer FSC een systeem is dat de positie van de gecertificeerde bedrijven legitimeert en versterkt, terwijl het de zaak van de plaatselijke bevolking verzwakt,” zegt de coördinator van de World Rainforest Movement, Winfridus Overbeek,. “FSC is al sinds 2009 op de hoogte van wat er gaande is in Oeganda.”

Alison Kriscenski van FSC-International stelt dat de ‘verandering in landgebruik’  geëvalueerd werd tijdens de controlebezoeken en dat alle stakeholders geraadpleegd werden. Toch kan FSC niet om het Oxfam-rapport heen: “FSC zal de toestand in Kiboga en Mubende grondig onderzoeken. Het is onze prioriteit dat alle inbreuken tegen de principes en criteria van FSC verholpen worden.” Maar in de praktijk betekent dit dat FSC opnieuw het vertrouwen geeft aan SGS-Qualifor, de certificeerder die twee jaar lang alles door de vingers zag, om het onderzoek te voeren.

Indonesië

In Indonesië kregen de plantages van het bedrijf Perhutani een FSC label voor vele jaren. Dit terwijl zowel FSC als het bedrijf dat het certificaat uitreikte (Rainforest Alliance Smartwood) op de hoogte waren van het feit dat het bedrijf regelmatig mensen doodschiet voor het stelen van hout op de plantages (op bodem die ooit van hun was). Friends of the Earth Indonesië hield cijfers bij over deze doden, net zolang tot wanneer de certificeerder dan toch het FSC certificaat introk, maar dus niet FSC!

Conclusie

Deze selectie uit de lijst van klachten tegen FSC duidt op een structureel probleem. Wat eind jaren ’90 begon als poging van de milieubewegingen om een grotere invloed te hebben op de markt door met certificaten te werken, blijkt vandaag de dag voorbijgestreefd. De strategie van labels zorgt er voor dat NGO’s hoe langer hoe meer geïntegreerd raken in de vrije markteconomie waarin ze onderworpen worden aan de logica van vraag en aanbod. Indien de vraag naar duurzaam papier stijgt zal ook de vraag naar certificaten door de papierindustrie stijgen. Omdat er een dominantie is van slechts 4 multinationals die certificaten afleveren gaat het over grote sommen geld. Hoe meer de papierindustrie bereid is te betalen voor certificaten, hoe meer de certificeringbedrijven bereid zullen zijn het minder nauw te nemen met hun criteria. Neem daar nog eens bij dat FSC machteloos staat tegen deze certificeringbedrijven aangezien ze er zelf afhankelijk van zijn, en je hebt een waterdicht systeem waarbij de markt bepaalt hoe streng de criteria worden toegepast.

Hoeft het dan nog te verwonderen dat volgens de directeur van FCS België, Bart Holvoet, men nu eenmaal moet beroep doen op private certificeringbedrijven omwille van hun deskundigheid en expertise? Is het zo vanzelfsprekend dat de certificeringexpertise beheerst wordt door private spelers? Waarom zou dit bijvoorbeeld niet beheerd kunnen worden door een programma van de Verenigde Naties, dat democratischer gecontroleerd wordt, en waar het winstmotief geen rol speelt? Maar hiervoor zal men de marktlogica zelf eerst in vraag moeten stellen, in plaats van binnen haar marges te willen werken. En wie weet zou ons dat misschien ook tot de vraag leiden waarom men eigenlijk naast gecertificeerde producten ook niet gecertificeerde producten aan goedkopere prijs kan kopen, of waarom naast eerlijke handel er ook oneerlijke handel is? Zou het aanbod van gecertificeerde producten er mee voor gezorgd hebben dat we ons die vraag vandaag niet meer stellen?

 

Dit artikel is een bijdrage uit de zonet verschenen brochure 'De labelbusiness'. De publicatie van deze brochure kadert in een gezamelijk project van vzw 't Uilekot en Friends of the Earth en kan gratis besteld worden via This email address is being protected from spam bots, you need Javascript enabled to view it .

Naar boven