Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Een wereldgeschiedenis van het huwelijk PDF Print Email
Geschreven door Rob Gerretsen op donderdag, 15 maart 2012
Een recensie van: Stephanie Coontz (2005), Marriage, a History. From Obedience to Intimacy or how Love Conquered Marriage. New York: Viking. (432 pagina’s).

Stephanie Coontz heeft onlangs met “Marriage, a History” een prachtige wereldgeschiedenis van het huwelijk geschreven.

In haar eerdere boeken, “American Families”, “The Social Origins of Private Life”, “The Way We Never Were, The Way We Really Are”, ging zij vooral in op de geschiedenis van gezinnen en families in Amerika. Nu bespreekt ze in een geschiedenis van duizenden jaren en van over de hele wereld de ontwikkeling van het huwelijk en de revolutionaire crisis van het huwelijk van de afgelopen decennia, al ligt in de laatste hoofdstukken de nadruk weer sterk op de Verenigde Staten en deels op Europa.

Zij laat zien hoeveel verschillende vormen en betekenissen het huwelijk heeft gehad en op hoeveel manieren het huwelijk was ingebed in de bredere sociale verhoudingen van vele verschillende maatschappijen. Maar vooral hoe het huwelijk duizenden jaren lang gericht was op het verkrijgen van eigendom, rijkdom en macht, waarbij het mooi meegenomen was als bleek dat de echtgenoten goed – en soms heel goed - met elkaar overweg konden. Pas de afgelopen tweehonderd jaar werd liefde een basis voor het huwelijk. De afgelopen decennia bleek deze verandering echter ook een revolutionaire desintegrerende factor te zijn voor de stabiliteit van het huwelijk.

Het kostwinnersgezin van de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw als overheersende gezinsvorm in Noord Amerika en West Europa was in een aantal opzichten een kort durende historische uitzondering. Een enkele kostwinner in een gezin kwam voor die tijd zelden voor. Het ideaal bestond wel al langer, maar weinigen konden het zich in de praktijk permitteren. Vrouwen en kinderen moesten duizenden jaren met hun arbeid een bijdrage leveren aan het levensonderhoud van het gezin. En honderden jaren lang lag in Europa het aantal huwelijken veel lager en de huwelijksleeftijd veel hoger dan in het midden van de vorige eeuw. Coontz ziet het dominante kostwinnersgezin van de jaren vijftig en zestig echter niet als een naoorlogse afwijking, maar als een hoogtepunt in de ontwikkeling van een 150 jaar. In de achttiende eeuw begonnen mensen in West Europa en Noord Amerika het radicaal nieuwe idee aan te hangen dat liefde de belangrijkste basis voor een huwelijk moest zijn en dat jonge mensen op die basis vrij moesten zijn hun partner te kiezen. In haar boek laat zij zien hoe vanaf de Reformatie de ontwikkeling heel langzaam in die richting begon te gaan.

Het huwelijk als transactie

Coontz schetst uitgebreid hoe in de geschiedenis niet alleen bij de hogere klassen, maar ook bij de lagere, het huwelijk zeer lange tijd vooral een economische en politieke transactie was. Het huwelijk ging niet in de eerste plaats om wederzijdse liefde, vrije keuze en persoonlijke voldoening, maar bijvoorbeeld meer om de vraag: kan ik trouwen met iemand wiens land naast het mijne ligt of met iemand die een aardige erfenis te wachten staat, om daar samen een nieuw huishouden mee te vestigen? In veel maatschappijen en tijden werd liefde zelfs als kwalijk en onverenigbaar geacht met het huwelijk, al was het alleen maar omdat men dan bang was voor het verzwakken van de banden met de rest van de gemeenschap, waar iedereen zo afhankelijk was van elkaar. In het vroeg moderne Europa zei men: “wie uit liefde trouwt heeft goede nachten en slechte dagen”. Traditioneel organiseerde het huwelijk ook de verdeling van arbeid en macht volgens sekse en leeftijd. Het ging om de autoriteit van de man over de vrouw en over het erfrecht van kinderen. Het huwelijk had een betekenis voor het volwassen worden en voor het verkrijgen van maatschappelijk respect en status of werk. Het was ook de belangrijkste bron van sociale zekerheid, medische zorg en een verzekering tegen werkloosheid. In haar inleiding schrijft Coontz: ‘Eeuwenlang deed het huwelijk veel van wat tegenwoordig de markt en regeringen doen. Het organiseerde de productie en distributie van goederen en mensen. Het zorgde voor politieke, economische en militaire allianties. Het coördineerde de arbeidsdeling naar sekse en leeftijd. Het orkestreerde de persoonlijke rechten en plichten van mensen op alle gebieden van seksuele relaties tot het erven van eigendom. De meeste maatschappijen hadden zeer specifieke regels over hoe mensen hun huwelijk moesten arrangeren om deze taken te vervullen.’

In veel maatschappijen was (en is) het huwelijk laag ingeschaald in de reeks van betekenisvolle relaties. Toch komt het huwelijk in bijna alle maatschappijen op de een of andere manier voor om het sociale en persoonlijke leven inhoud en vorm te geven. Dat ging onder meer om de arbeidsdeling. Mensen kozen duizenden jaren lang voor een huwelijk om de eenvoudige reden dat het onmogelijk was om in je eentje te overleven. De belangrijkste reden in de geschiedenis om te trouwen was volgens Coontz waarschijnlijk de rol van het huwelijk in het vastleggen van samenwerkingsverbanden tussen families en gemeenschappen. Verder had het huwelijk vele functies, die in iedere maatschappij weer anders lagen en waarbij sommige van die functies ook weer door andere mechanismen dan door het huwelijk werden geregeld.

Coontz gaat in op discussies over het (pre-)historische ontstaan van het huwelijk en ze bespreekt het huwelijk in de vroegste historische maatschappijen, de antieke wereld en de Middeleeuwen. Het grootste deel van het boek gaat over de vroegmoderne tijd in West Europa en Noord Amerika, over het ontstaan van het op liefde gebaseerde huwelijk en over de zeer grote veranderingen van de afgelopen decennia.

Coontz gaat ervan uit dat het oude huwelijkssysteem met z’n politieke en economische redenen om te trouwen duizenden jaren bleef bestaan tot in de achttiende eeuw, maar dat wel al in de periode van de veertiende tot de zeventiende eeuw de basis werd gelegd voor de snelle veranderingen in de achttiende eeuw en daarna. Een van de kenmerken van het huwelijk in de vroegmoderne tijd in Noordwest Europa was dat mensen met hun huwelijk een eigen huishouden begonnen. Daarom werd er vaak laat getrouwd na jaren van werken en sparen – soms pas als mensen al dertig of veertig waren (en dat was oud in die tijd). Soms werd gewacht tot de dood van de ouders. Ook bleven relatief heel veel mensen ongetrouwd. Deze situatie ging gepaard met strenge wetgeving tegen echtscheiding.

De omslag in de ideologie van het huwelijk kwam in de achttiende eeuw. Maar door de traagheid van de tradities en vanwege de materiële omstandigheden ging het in de praktijk niet bij alle lagen van de maatschappij even snel. Coontz verklaart de radicale omslag naar huwelijken op basis van liefde, die gepaard ging met de opkomst van het ideaal van het kostwinnersgezin, uit de snelle opkomst en uitbreiding van de markteconomie (en van loonarbeid en geld) in de achttiende eeuw en uit de verspreiding van de ideeën van de Verlichting. Bovendien was er de versterkende en versnellende invloed van de Amerikaanse en Franse revoluties, al werden die gevolgd door een reactie. Zo had aan het eind van de achttiende eeuw de persoonlijke partnerkeuze het meer en meer gewonnen van de gearrangeerde huwelijken als sociaal ideaal en werden mensen aangemoedigd te trouwen uit liefde. Dit had belangrijke gevolgen voor hoe de taken en rollen van mannen en vrouwen in het huwelijk en in de maatschappij werden gezien en voor de opvattingen over de (‘fundamenteel verschillende’) ‘natuur’ van de man en de vrouw, de plaats van de kinderen en over seksualiteit. Veel tijdgenoten wezen meteen al op de risico’s die deze veranderingen voor het huwelijk zouden kunnen inhouden.

Nieuw ideaal model

Zoals gezegd ging de omslag naar het ideaal van een huwelijk op basis van liefde gepaard met de opkomst van het ideaal van een kostwinnersgezin. Tot die tijd was de huishouding lange tijd de economische basis geweest en veel mensen kregen (ook later nog) loon uitbetaald in natura of in diensten en niet of in mindere mate dan later in geld. Met de uitbreiding van de geldeconomie en de toenemende scheiding tussen wonen en werken, werd het voor meer gezinnen op den duur ook financieel voordeliger als de vrouw thuis bleef voor het huishouden en de verzorging en vaak ook met nog (aan huis gebonden) vormen van geld verdienen.

Halverwege de negentiende eeuw was het in West-Europa en Noord-Amerika bij de hogere- en middenklassen een geaccepteerd idee dat het op liefde gebaseerde huwelijk, waarin de vrouw thuis bleef onder bescherming van en met steun van haar echtgenoot, de hemel op aarde betekende. Voor een groot deel van de bevolking was dit nog geen bereikbaar ideaal.

Coontz bespreekt uitgebreid wat de voor- en nadelen, de spanningen, de frustraties en de praktijken waren van het Victoriaanse huwelijksideaal en de latere overgang “from sentimental to sexual marriage” aan het begin van de twintigste eeuw, deels onder invloed van de vrouwenkiesrechtbeweging en van jongeren die hun eigen weg gingen zoeken in het zoeken van contacten met leeftijdgenoten, met of zonder alcohol en drugs (Coca-Cola bevatte echt een beetje cocaïne in het begin). In die tijd was er bovendien een sterke stijging van het aantal vrouwen op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd steeg het aantal echtscheidingen. En er begonnen homoseksuele subculturen te ontstaan. Maar al deze veranderingen waren eerder bedoeld om het huwelijk te versterken dan te verzwakken: de eerste decennia van de twintigste eeuw daalde de huwelijksleeftijd voor mannen en vrouwen en bleven minder mensen vrijgezel. De jaren twintig van de vorige eeuw was de eerste periode in de geschiedenis van de VS dat de meeste kinderen in gezinnen leefden, waarin de man de belangrijkste kostwinner was, waarin de vrouw niet fulltime werkte en de kinderen op school zaten in plaats van werkten.

De grote economische crisis van de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog hadden grote invloed op huwelijken en gezinnen en op de (loon-)arbeid van (gehuwde) vrouwen. Tijdens de oorlog konden vrouwen in Amerika ineens banen (en lonen) krijgen die vroeger alleen voor mannen bereikbaar waren. Deels gold dat ook voor zwarte vrouwen. Na de oorlog volgde een terugslag.

Na de oorlog werd in Europa en Amerika meer getrouwd en de huwelijksleeftijd ging omlaag. In Amerika was in 1959 bijna de helft van alle meisjes van 19 jaar getrouwd en zeventig procent van de 24-jarigen. Ook mannen trouwden vaker en jonger. De jaren vijftig en (begin) jaren zestig waren de ‘gouden tijd’ van het huwelijk in Europa en de VS. Tegelijkertijd daalde het aantal echtscheidingen, steeg het geboortecijfer en steeg de levensverwachting, waardoor huwelijken (veel) langer duurden dan vroeger. Het kostwinnersgezin werd de norm door de hele maatschappij heen, met een grote culturele consensus. Het was een unieke en korte periode, die later gezien werd als de tijd van het ‘traditionele’ huwelijk. Wie geen huisvrouw wilde worden had serieuze psychologische problemen volgens psychiaters en de media en wie niet wilde trouwen was volgens zeer velen ziek, neurotisch of immoreel.

Het kostwinnersgezin kwam tot stand in een periode van economische groei, toenemende welvaart, nieuwe suburbs, reclame en consumptie. Toch was het ook de tijd van meer echtscheidingen en (in de VS) een stijgende arbeidsparticipatie van vrouwen. Maar ook nog steeds de tijd van economische afhankelijkheid en wettelijke ondergeschiktheid van vrouwen aan hun echtgenoot. En een tijd waarin huiselijk geweld nog niet erg serieus genomen werd.

Aan deze periode kwam een eind. ‘It took more than 150 years to establish the love-based, male breadwinner marriage as the dominant model in North America and Western Europe. It took less than 25 years to dismantle it’, schrijft Coontz. Veel factoren hebben hierbij een rol gespeeld en het is niet altijd duidelijk wat oorzaak en gevolg was en hoe die factoren elkaar hebben beïnvloed.

Eind jaren zeventig had dit alles geleid tot een grote verschuiving in de opvattingen van mensen over hun persoonlijke relaties, een verschuiving die samenviel met een sterke groei van het aantal ‘werkende’ (gehuwde) vrouwen en een sterke groei van de onderwijsdeelname. Maar ook met politieke, wettelijke en economische veranderingen. En al eerder met de komst van ‘de pil’ en in Nederland met de snelle afbraak van de verzuiling.

Er kwamen andere samenlevingsvormen dan het ‘traditionele’ huwelijk en rond 1980 kon in de VS de helft van de mensen die trouwden een echtscheiding tegemoet zien. Als er al getrouwd werd, dan was dat vaak op veel latere leeftijd dan in de decennia daarvoor. In sommige landen werd het homohuwelijk gelegaliseerd. Wat dat betreft zijn de verschillen tussen landen nog groot: In 2002 vonden 42 procent van de Amerikanen homoseksualiteit moreel verkeerd, terwijl dat in Italië 16 procent was, in Frankrijk 13 procent en in Spanje 5 procent. Er was een historische explosie van het aantal eenpersoonshuishoudens. Dit alles heeft grote gevolgen binnen de sociaal-economische en politieke context van deze tijd.


Dit artikel verscheen eerder op socialisme.nu

Naar boven