De dood of de gladiolen: doping en de Tour de France PDF Print Email
Geschreven door Max van Lingen op woensdag, 04 juli 2012
Afgelopen week is in Luik één van de zwaarste sportevenementen ter wereld van start gegaan. Van de kleine 200 renners die aan de Tour de France beginnen zal een fors gedeelte de eindstreep niet halen. De Tour voert in drie weken tijd over een kleine 3.500 kilometer onder andere door grote bergketens zoals de Pyreneeën en de Alpen. De renners staan daarbij bloot aan wisselende weersomstandigheden, valpartijen en een enorme druk om te winnen. Vanwege de welhaast onmenselijke prestaties die de renners leveren is de Tour de France met zijn rijke geschiedenis omgeven met romantiek.

De 99e editie van de Tour de France wordt echter overschaduwd door de perikelen rond Lance Armstrong. De zevenvoudig Tourwinnaar ligt al jaren onder vuur wegens vermeend dopinggebruik, maar tot nog toe wist niemand deze aantijgingen hard te maken. Het Amerikaanse Antidoping Agentschap (USADA) zegt nu echter over harde bewijzen en getuigenissen te beschikken dat Armstrong van 1998 tot 2009 het verboden middel EPO heeft gebruikt. USADA heeft Armstrong daarom samen met vijf medewerkers van zijn voormalige ploeg US Postal officieel in staat van beschuldiging gesteld. Als Armstrong inderdaad schuldig blijkt, raakt hij waarschijnlijk al zijn tourzeges kwijt.

Een eventuele veroordeling van Armstrong is slecht nieuws voor de Tour de France en voor het wielrennen als geheel. De afgelopen jaren raakten Tourwinnaars Floyd Landis en Alberto Contador om dezelfde reden al hun Tourzege kwijt, terwijl Michael Rasmussen in het zicht van Parijs door zijn eigen ploeg werd teruggetrokken. Jan Ullrich en Marco Pantani werden tijdens andere wedstrijden betrapt en Bjarne Riis gaf later tijdens een interview toe ook doping te hebben gebruikt. Carlos Sastre en Cadel Evans zijn daarmee de enige Tourwinnaars sinds Miguel Indurain 16 jaar geleden die niet direct in verband zijn gebracht met doping.

Dat het dopinggebruik in het peloton zo hardnekkig is heeft verschillende oorzaken. Ten eerste speelt er de ‘dood of de gladiolen’-mentaliteit van de renners zelf. De prestaties die ze leveren zijn alleen mogelijk door het uiterste van hun lichaam te vragen. Wie zegt dat sport goed is voor de gezondheid komt bij wielrennen dan ook bedrogen uit. Wielrenners hebben een lagere levensverwachting als gevolg van de zware fysieke inspanningen.

In een dergelijke situatie is het nog maar een kleine stap om de capaciteiten nog verder op te rekken door het gebruik van verboden middelen. Iedereen in de wielrennerij kent de beelden van de Britse renner Tom Simpson die tijdens de beklimming van de Mont Ventoux in 1967 overleed als gevolg van het gebruik van amfetaminen in de brandende zon. Desondanks zijn vele renners nog steeds bereid om tot het uiterste te gaan.

Maar Tom Simpson was niet alleen op zoek naar de eeuwige roem. Zijn jacht naar de gele leiderstrui was ook ingegeven door de noodzaak om zijn contract veilig te stellen. Beroepsrenners zijn compleet afhankelijk van hun prestaties voor het afsluiten van contracten en daarmee voor hun inkomen. Ook bij het afsluiten van deze contracten zijn de wielrenners concurrenten van elkaar en doping helpt hen in deze concurrentiestrijd. Naar mate meer renners de beslissing nemen om op deze manier een voordeel te behalen wordt het voor andere renners ook steeds moeilijker om van het gebruik van doping af te zien.

Op een hoger niveau zijn de prestaties van de wielrenners eveneens doorslaggevend. In tegenstelling tot sporten die in stadions worden beoefend is het wielrennen volledig afhankelijk van sponsoring. Teams moeten elk jaar opnieuw bewijzen dat ze het sponsorgeld waard zijn door resultaten te laten zien. Tijdens de Tour de France zie je geregeld, met name Franse, renners uren lang kansloos aan kop rijden om de naam van de sponsor in beeld te brengen. Kwalijker is dat de druk om als team prestaties af te leveren er toe leidt dat ploegleiders renners onder druk zetten om doping te gebruiken.

Doping en het leveren van prestaties zijn door en door met elkaar verbonden. Daarom kan de strijd tegen doping in het wielrennen nooit echt gewonnen worden. Maar het gebruik van doping kan wel teruggebracht worden door de druk op de renners te verlichten.

Het gevecht daartegen kan alleen worden gestreden door de renners zelf. Het grote probleem daarbij is dat de renners onderling ook concurrenten zijn. In het verleden hebben we echter ook gezien hoe het peloton als collectief kan optreden. In 1998 besloten de renners tot een protestetappe, waarbij stapvoets gefietst werd. Doordat de etappe totaal onaantrekkelijk was om naar te kijken werden hiermee de sponsoren rechtstreeks geraakt. ‘We hebben er genoeg van om als vee behandeld te worden. Dus we zullen ons als vee gedragen’, zei Laurent Jalabert destijds tegen Radio Tour.

In 2009 werd er opnieuw gedreigd met een staking vanwege het verbod op het dragen van ‘oortjes’, en in 2010 weigerden renners te sprinten voor de tweede plaats uit protest tegen de gevaarlijke omstandigheden in Nederland en België. Deze voorbeelden laten zien dat de renners als collectief kunnen optreden om hun eigen belangen tegenover die van de sponsoren te verdedigen.

 

Dit artikel verscheen eerder op socialisme.nu

 

 

Naar boven