Venezuela: de zigzagbewegingen van een revolutie PDF Print Email
Geschreven door Daniel Princen,  Susan Spronk en Jeffery R. Webber op woensdag, 03 oktober 2012

Op 7 oktober zal Venezuela opnieuw naar de stembus gaan voor presidentiële verkiezingen. De zittende president Hugo Chávez is zeker van de overwinning, dat ’100 kamelen door het oog van een naald gaan’, is volgens hem waarschijnlijker dan dat hij verliest.

Zeker is dat hij op grote steun kan rekenen, maar de door hem geleide sociale omwenteling, het ‘Bolivariaanse proces’ staat ook voor grote uitdagingen.

De verkiezingen zullen een duel zijn tussen Chávez en zijn supporters in de Grando Polo Patriotico en de belangrijkst tegenkandidaat, Henrique Capriles, leider van het rechtse blok Mesa de Unidad Democratica (Forum van Democratische Eenheid, MUD). De campagnes van beide kandidaten begonnen in juli en bereikten de afgelopen weken een hoogtepunt.

 

Volgens peilingen is het Chávez’ optimisme terecht: hij zou op meer dan 50 procent van de stemmen kunnen rekenen terwijl Capriles rond de 30 procent zweeft. Dit is een grotere marge dan waarmee Chávez in 2006 de presidentiële verkiezingen won. De oppositie is intern verdeeld en wordt voornamelijk bijeengehouden door hun afkeer van Chávez.

Chávez gebruikte de verkiezingscampagne om zijn ideeën uiteen te zetten en steun te vragen voor zijn 40 punten programma, het ‘Voorstel van de vaderlandse kandidaat commandant Hugo Chávez voor Bolivariaans socialistisch bestuur’.
De rechtse campagne steekt mager af bij het activisme en radicalisme van de Chavistas. Aanvallen op de persoon van Chávez spelen een belangrijke rol in Capriles’ campagne. Ook schrikt hij niet terug voor fraude. Een voorbeeld was zijn presentatie van een regeringsdocument dat Venezolaanse soldaten zou verbieden op televisie naar zijn speeches te kijken. Het document bleek al snel een vervalsing te zijn. De campagne van Capriles doet ook tegenstrijdige uitlatingen over de Nationale Kiescommissie die de verkiezingen moet controleren en moet verzekeren dat deze eerlijk verlopen. Sommige van zijn medewerkers bestempelen de kiescommissie als niets anders dan een verlengstuk van de regering van Chávez, andere stellen dat de commissie wel degelijk onafhankelijk is.

Tijdens de verkiezingen zullen er in totaal 154 internationale waarnemers in het land zijn. De grote meerderheid van hen komt uit Latijns Amerika, anderen komen uit Noord-Amerika, Europa, Azië en Afrika. De minister van buitenlandse zaken van Brazilië rekent op ‘eerlijke en transparante’ verkiezingen en vergelijkbare commentaar kwam van de voormalige Amerikaanse president Jimmy Carter die herhaalde dat Chávez de eerdere verkiezingen fair and square gewonnen had.

Rechts neemt punten over van Chavez

Onder druk van Chávez’ populariteit heeft Capriles enkele programmapunten van zijn beleid overgenomen, zoals gratis onderwijs en gezondheidszorg. Capriles zegt deze en andere sociale voorzieningen te willen behouden – maar toen hij nog gouverneur was van de deelstaat Miranda toonde zijn beleid een ander beeld. Hij probeerde medische centra te sluiten en de Cubaanse dokters die er gratis gezondheidszorg aan de armen leverden uit te zetten. Capriles heeft ook verklaard de nationalisering van het gigantische oliebedrijf PDVSA te willen terugdraaien. De uitbreiding van de gezondheidszorg wordt betaald met geld dat door dit bedrijf in de staatskas vloeit.
Volgens de journaliste Tamara Pearson is het te verwachten dat Chávez een grote overwinning zal behalen. Volgens haar is het rechtse kamp verdeeld: ‘een deel van de MUD-supporters hebben het wat betreft de presidentiële verkiezingen al opgegeven en richten zich op de regionale verkiezingen in december, sommigen willen de democratische regels volgen, anderen hopen onrust te kunnen veroorzaken.’

De populariteit van Chávez is voor een groot deel te danken aan zijn sociale beleid. In de jaren tachtig werd neoliberaal beleid ingevoerd in Venezuela, wat leidde tot een grote volksopstand, de Caracazo. Deze werd met grof geweld neergeslagen: volgens officiële cijfers vielen er 276 doden, een dodental rond de 3000 is echter meer waarschijnlijk. Sinds zijn aantreden in 1999 heeft Chávez een reeks sociale verbeteringen doorgevoerd en sinds 2005 spreekt hij van een ‘socialistische revolutie’. Zijn beleid en radicale oriëntatie heeft hem veel steun gebracht onder de bevolking maar hij heeft onder de Venezolaanse elite daarmee natuurlijk ook veel vijanden gemaakt. In 2002 probeerde rechts hem door een staatsgreep te verdrijven en toen dit niet lukte gooiden ondernemers in 2002-2003 hun bedrijven op slot in een poging om de economie te saboteren en Chávez’ positie onmogelijk te maken. Ten slotte deed rechts in 2004 een mislukte poging om Chávez door middel van een referendum af te zetten, gebruik makend van een wet die onder Chávez was ingevoerd.

Voor links in Venezuela is het duidelijk dat het door Chávez ingezette proces verder moet, maar hoe? We publiceren  drie interviews met linkse activisten uit Venezuela, allen min of meer kritisch over de regering, over de ontwikkelingen in het land, de vooruitzichten voor diepere sociale veranderingen en hun verwachtingen voor de toekomst.

 

 

Open horizonten

Door Susan Spronk en Jeffery R. Webber*

 

Roland Denis is één van de bekendste linkse intellectuelen van Venezuela. In de jaren tachtig was hij actief in de radicaal linkse beweging Desobediencia Popular. Van 2000 tot 2003 was hij staatssecretaris voor planning in de regering van Chávez maar uit onvrede over het gebrek aan inbreng van onderop stapte hij op. Hij is schrijver van verschillende boeken, het meest recent Tres Repúblicas, een analyse van de Venezolaanse politiek voor en tijdens Chávez.

‘Mijn politieke engagement begon in de jaren zeventig. Ik was toevallig in Nicaragua tijdens de Sandinistische revolutie van 1979. Toen ik begin jaren tachtig terugkeerde naar Venezuela werd ik politiek actief. Er was toen veel politiek geweld tegen links, veel kameraden sneuvelden in de strijd. De jaren tachtig waren een tijd van nederlagen en crisis voor links, de Sovjet-Unie en het ‘werkelijk bestaand socialisme’ implodeerden. In Latijns Amerika kwamen nieuwe vormen van strijd op, het idee van ‘volksmacht’ werd door verschillende sociale bewegingen overgenomen, een nieuw links kreeg vorm. In deze context brak op 27 februari 1989 een volksopstand uit in Venezuela’s hoofdstad Caracas die bekend werd onder de naam Caracazo. De Caracazo was een reactie op een totale ramp. Prijsverhogingen en bezuinigingsmaatregelen maakten een einde aan het oude kapitalistische model en zogenaamd linkse partijen begonnen een neoliberaal beleid te voeren. De volksbeweging in reactie daarop was bijna spontaan. De Caracazo was een crisis van de staat. Daarna kwamen de opstanden in 1992.

Halverwege de jaren negentig werd machtsvraag weer gesteld met de opkomst van de Bolivariaanse beweging. Deze beweging probeerde de crisis van de staat na de Caracazo uit te buiten. De sociale vraagstukken die tot deze opstand hadden geleid bestonden nog steeds. We stonden voor de keuze: opstand of deelname aan verkiezingen. Chávez koos voor het electorale pad en sloot een verbond met het leger. Veel mensen die deze keuze weinig aanstond moesten deze later wel accepteren. De beweging won het presidentschap – maar niet de volledige macht. Chávez dreef het proces van het opstellen van een nieuwe grondwet door, de eerste hervormingen waren bescheiden maar belangrijk. De beweging kwam in conflict met het oude staatsapparaat maar wist door te zetten.

Dit was een ingewikkelde tijd voor mij. Ikzelf was staatssecretaris voor planning. Het was moeilijk om te werken in zo’n conservatieve structuur als de regering. Ik koos ervoor alleen tijdens de meest kritieke momenten, vooral tijdens 2002-2003, toen we ons op de rand van een burgeroorlog bevonden, in de regering te werken. Onze middelen waren beperkt. Tijdens de kapitaalstaking van 2002-2003 bijvoorbeeld had de regering niet eens geld meer. Het waren de sociale bewegingen die het proces voortstuwden.

We wisten de oligarchen en extreem-rechts te verslaan maar deze periode had ook negatieve gevolgen. Tot op de dag van vandaag ontsnappen de hoogste machtsniveaus aan controle van onderop, de machtsverhoudingen stellen ons niet in staat het proces te verdiepen. We hebben aan de ene kant een bureaucratische kaste, een kaste die zijn wil doorzet door middel van politieke manipulaties en aan de andere kant hebben we de sociale bewegingen. In zekere zin zijn er twee revoluties in Venezuela – of nauwkeuriger: er is een revolutie en er is een proces geleid door geprivilegieerde machthebbers. Het probleem is niet een gebrek aan organisatie, de vraag is hoe we ons kunnen organiseren om te strijden tegen een machtsovername door corrupte, bureaucratische leiders.

Hoe zou jij de verschillende fases sinds de verkiezing van Chávez in 1998 willen beschrijven?

‘De Grondwetgevende Vergadering was de eerste stap, toen werden politieke discussies over kwesties als landbezit en onderwijs gevoerd. Tegen het einde van 2001 had Chávez enkele belangrijke besluiten genomen maar was er nog niks genationaliseerd. Hervormingen die betrekking hadden op grondstoffen als land en fossiele brandstoffen waren belangrijk en Chávez begon het bestuur van de PVDSA, de staatsoliemaatschappij waar de werkelijke staatsmacht zich bevind, aan te vallen. Venezuela is afhankelijk van olie, de PVSDA is het werkelijke hart van de macht.

Dit proces van radicale democratisering werd verlamd door de staatsgreep van april 2002 toen ze het karakter kreeg van een defensieve strijd voor behoud van de verworvenheden en het tegenhouden van het fascisme dat twee dagen lang de macht had in Venezuela. De coup was een misdaad maar we wisten deze te stoppen.

Tijdens het referendum van 2004, over de vraag of Chávez moest aftreden, moest de arbeidersbeweging Chávez zowat dwingen deel te nemen: hij was bang dat hij zou verliezen. Maar Chávez organiseerde een indrukwekkende campagne en haalde een beslissende overwinning. De rechtse oppositie werd uitgeschakeld, tot op de dag van vandaag ontbreekt het hen aan visie of goede kandidaten. Ze hebben slechts de media die ze nog steeds grotendeels controleren.
In de periode 2004 – 2008 werd de Verenigde Socialistische Partij van Venezuela (PSUV) gevormd. Dit was een fase waarin de positie van de bureaucratie versterkt werd. Het organiseren van de partij was het einde van de organische groei van de sociale bewegingen. Kijk bijvoorbeeld naar de boeren- en arbeidersbewegingen, deze werden lid van de PSUV en zijn nu ontredderd, richtingloos. De Bolivariaanse beweging was een groeiende alliantie van sociale krachten, het was geen partij-politieke beweging maar ze was verenigd en groeide. Het oprichten van een politieke partij was absurd, waarom zouden we meer eenheid nodig hebben? De Bolivariaanse Kringen organiseerden twee, twee en een half miljoen mensen. Maar de leiders creëerden een partij om de mensen te controleren. En Chávez, een man uit het leger en, laten we eerlijk zijn, onder de invloed van Cuba, creëerde een partij die voortdurend in conflict raakt met de sociale bewegingen. De PSUV inspireert niet, leidt de strijd niet, het is een partij die de massa’s in toom houdt. Tegen 2010 begon de PSUV in elkaar te zakken, zelfs in electoraal opzicht. De laatste twee verkiezingen werden gewonnen door rechts. De PSUV is in paniek maar hun enige antwoord is het opvoeren van de persoonlijkheidscultus rond Chávez, hij is hun enige wapen. Antonio García Duarte, een leider van de anarchisten tijdens de Spaanse burgeroorlog, zei eens; ‘wij organiseren geen gehoorzaamheid, wij organiseren enthousiasme.’ De bureaucratie en de groeiende corruptie maken dit enthousiasme onmogelijk. De regering heeft verworvenheden gebracht zoals onderwijs en gezondheidszorg maar daardoor is de verwachting dat de regering de problemen van mensen kan oplossen ook gegroeid.’

Wat is de rol van de Gran Polo Patriótico (Grote Patriotische Pool, GPP) hierin?

‘Chávez riep de GPP in het leven omdat hij zich realiseerde dat hij dit enthousiasme opnieuw moest activeren en dat dit onmogelijk is als alleen politici deel nemen aan de campagne. Sterker nog, Chávez zag de noodzaak dat sociale bewegingen mee beslissen over het verkiezingsprogramma en de prioriteiten voor de volgende regeringstermijn. De GPP is echter niet zelfstandig en de sociale bewegingen leggen zich daarbij neer omdat ze al verweven zijn met de staat.’

Welke zijn de meest dynamische sociale bewegingen?

‘Ik ben net teruggekomen uit Apure, een afgelegen staat in het zuidwesten met een lange, sterke radicale traditie. Het is interessant om te zien hoe de boeren daar zich georganiseerd hebben in de PSUV om zich te verzetten tegen de leiding van de PSUV, ze accepteren niet dat ze alleen een passieve rol zouden spelen. Ze organiseerden een bijeenkomst met 1500 mensen, ook al moesten veel van hen 7 of 8 uur reizen om er bij te zijn. Dat is hun mentaliteit, ze weigeren zich te laten commanderen. De sociale bewegingen zelf krimpen niet, maar veel bewegingen zijn in verwarring. Chávez is een belangrijk symbool, maar als de bureaucratie van zijn regering in conflict komt met sociale bewegingen leidt dat tot verwarring. De regering van Chávez heeft landbezetters verraden, sommige van hun leiders werden gevangen gezet. De beweging van landbezetters in de steden had aanvankelijk vergelijkbare problemen. Dit is allemaal deel van het proces, niemand heeft gezegd dat het een paradijs zou zijn.

Vooral op de arbeidersbeweging heeft de bureaucratie veel invloed gehad. De vakcentrale Union Nacional de los Trabajadores is uit elkaar gevallen, de nieuwe federatie Confederation Socialista de Trabajadores bestaat eigenlijk alleen in naam. Er zijn echter interessante bewegingen van arbeiders, bedrijfsbezettingen bijvoorbeeld. Arbeiders in zowel de privé- als openbare sector zijn in beweging. Nogmaals: de sociale bewegingen zijn niet dood maar ze lopen voortdurend tegen dezelfde grenzen aan: die van de staat. Als ze in conflict komen met de staat, worden de bewegingen ervan beschuldigd contrarevolutionair te zijn en komen ze niet verder. De radicale kant van het sociale proces in Venezuela komt voortdurend in conflict met de staat en hiërarchische, autoritaire organisaties als de PSUV. Er zijn ook heel mooie, lokale ervaringen, zoals pogingen op het platteland om productie op gemeenschappelijke basis te organiseren.’

Wat is het belang van de verkiezingen van 7 oktober?

‘Als Chávez zou verliezen, zou dat een enorme klap zijn. Kun je je voorstellen dat we opeens weer het verzet moeten organiseren tegen privatisering van het onderwijs en gezondheidszorg, tegen politieke repressie et cetera? Al die oude ellende waar we al 20 jaar lang tegen vechten en die we zogenaamd te boven zijn gekomen, zou terugkeren. De rechtse kandidaat is geen partij voor Chávez. Chávez zal het presidentschap weer winnen maar minder overtuigend dan in eerdere verkiezingen.

De afname van zijn populariteit is het resultaat van de bureacratisering.’

 

 
De revolutie gaat niet per decreet

Door Susan Spronk en Jeffery R. Webber

Gonzalo Gómez is een activist in de Venezolaanse trotskistische organisatie Marea Socialista (‘Socialistische Stroming’). Wij vroegen hem naar zijn mening over het ‘Bolivariaanse proces’ en de ontwikkeling van de bureaucratie en de Partido Socialista Unido de Venezuela (PSUV).


‘Het verzet tegen de staatsgreep van april 2002 markeerde een nieuwe fase in de sociale strijd. De regering van Chávez riep de mensen niet op om de straat op te gaan tegen de couppoging maar probeerde binnen het staatsapparaat en de strijdmacht de overhand te krijgen. Dit was misschien om een bloedbad te voorkomen maar wij waren van mening dat als de bevolking niet gemobiliseerd zou worden, de coup kon slagen. En dat zou in ieder geval tot nog meer bloedvergieten hebben geleid. In botsingen met de militaire politie tijdens demonstraties zijn inderdaad mensen omgekomen maar volgens ons waren het deze protesten die het rechts onmogelijk maakten de macht te grijpen. Rechts had de rijke Venezolanen al opgeroepen om de straat op te gaan tegen Chávez in een poging de coup legitimiteit te geven. Het verzet van delen van het leger die trouw bleven aan Chávez en de pro-Chávez betogingen doorkruisten hun plannen. Toen Chávez op 13 april terugkeerde als president was dat niet zonder voorwaarden, mogelijk hebben delen van de strijdmachten concessies geëist voor ze hem vrij lieten.

Ik was rond die tijd actief in de Asamblea Popular Revolucionaria, een van de organisaties die verzet tegen de coup organiseerden. In mei 2002 hebben we met deze organisatie de website Aporrea.org gelanceerd om ruimte te geven aan discussies die in de media niet aan bod kwamen. We publiceren radicale kritiek op rechts maar ook debatten binnen de linkse beweging. We zijn van mening dat de meningsverschillen die er bestaan tussen Venezolaanse revolutionairen openlijk besproken moeten worden, niet achter gesloten deuren. Rechts zou een grote overwinning boeken als het debat binnen de radicale beweging stil valt.

De gebeurtenissen rond de couppoging van 2002 zijn niet zo overzichtelijk als ze wel eens worden voorgesteld. Sommige mensen die zich verzet hadden tegen de coup werden na de terugkeer van Chávez gearresteerd. En dit terwijl leiders van de couppoging, leden van het conservatieve bestuur van de staatsoliemaatschappij PVDSA die door Chávez ontslagen waren, op hun oude positie terug keerden. Was dat een poging om de spanningen in het land af te laten nemen? Of waren er krachten binnen het staatsapparaat die nog steeds de belangen van de coupplegers verdedigden? De coup verzwakte het revolutionaire proces en pas met de nederlaag van de kapitaalstaking van 2002-2003 kreeg dit proces nieuwe energie.

In 2007 werd de PSUV opgericht en mijn organisatie, Marea Socialista, sloot zich erbij aan. In het begin was ik erg actief in de PSUV maar nu niet meer. Veel mensen hebben de partij niet officieel verlaten maar kiezen er voor elders actief te zijn. De PSUV is gewoon niet de meest veel belovende plek voor activisme en debat, het is de partij van ambtenaren geworden. Wij willen dat de leiding van de Venezolaanse revolutie in handen ligt van de sociale bewegingen. De PSUV heeft veel van zijn levendigheid en interne dynamiek verloren en dit is een serieuze bedreiging voor het proces.

De recente ziekte van Chávez, hij is behandeld voor kanker, heeft allerlei vragen opgeworpen. Hij speelt een centrale rol en is niet makkelijk te vervangen. De sociale bewegingen, de arbeidersklasse en haar organisaties zijn niet sterk genoeg om een rol te spelen in het regeringsbeleid. Wat wij nodig hebben, ook zolang Chávez er nog is, is een vorm van bestuur waarin de bewegingen een directe rol hebben in het vormgeven en implementeren van het beleid. Nu is er een onofficiële vorm van overleg waarin regeringsfunctionarissen overleggen met activisten, maar het zijn de functionarissen die uiteindelijk de beslissingen nemen. De regering heeft oor voor onze eisen en speelt regelmatig een progressieve rol maar tegelijkertijd is de bureaucratie vaak een rem op nieuwe ontwikkelingen. De bureaucraten bewijzen lippendienst aan de revolutie maar ze vergaren kapitaal, sluiten dealtjes met de bourgeoisie en wijzen wezenlijke verandering af. Dat leidt natuurlijk tot onvrede. Het is moeilijk om te zeggen op welke schaal het gebeurt maar bureaucraten steken een deel van het overheidsbudget, bijvoorbeeld uit de olie-inkomsten, in hun eigen zakken. Dit is een duidelijk teken dat we nog niet gebroken hebben met het kapitalisme – we hebben banken genationaliseerd, en dat is goed, maar er zijn nog steeds privé-banken. Het revolutionaire proces moet zich verdiepen, meer democratisch worden.’

Wat is er volgens jou misgegaan met de PSUV?

Marea Socialista is nog steeds deel van de partij maar we dragen ook via onze eigen structuren onze standpunten uit. We zijn actief binnen en buiten de partij en niemand probeert ons dit te verbieden. Maar in de PSUV hebben we geen ruimte om discussie te voeren of voorstellen te doen die het beleid van de partij daadwerkelijk kunnen beïnvloeden. Het is een erg hiërarchische partij met Chávez als de onbetwiste leider. Hierdoor zijn de partij en haar interne verhoudingen geen goede weerspiegeling van de deelnemers in het revolutionaire proces. Naar mijn mening voert de partij haar eigen programma, dat het resultaat van was van een open debat tijdens de oprichting, niet uit.

We hebben stappen vooruit gemaakt maar hebben ook vergissingen begaan. De regionale samenwerkingsverbanden met andere Latijns-Amerikaanse landen hebben positieve kanten maar berusten op samenwerking tussen de heersende klassen in de respectievelijke landen, het is geen eenheid van de onderdrukten. En na een revolutionair proces van 13 jaar zijn we nog steeds afhankelijk van olie-inkomsten. We zijn er niet in geslaagd de agrarische productie, op basis van gemeenschappelijk bezit, te vergroten. Onze strijd is niet alleen gericht tegen Venezolaans rechts en het imperialisme, maar ook tegen de bestaande staat en de bureaucratie. Daarom moeten we verder gaan dan alleen steun aan de progressieve hervormingen van Chávez. Zonder strijd van onderop zal de bureaucratie haar eigen belangen boven die van het volk plaatsen. Naast sterke landelijke bewegingen, zoals die van arbeiders en boeren, zien we gelukkig nieuwe organisaties opkomen, bijvoorbeeld feministische groepen. Dat soort organisaties kan het regeringsbeleid nieuw leven inblazen met hun eigen initiatieven en er moet rekening gehouden worden met hun kritiek op het proces. De bewegingen moeten de kracht verwerven om samen te werken met Chávez maar om ook zonder hem te kunnen handelen.’

Kun je iets vertellen over ‘Ciudad Guayana’? Tijdens ons bezoek twee jaar geleden was dit één van de belangrijkste krachtmetingen.

‘Dit is het industriegebied waar Siderúrgica de Orinoco (Sidor) gevestigd is, het belangrijkste metaalbedrijf van het land. Arbeiders van dit bedrijf wisten door een staking af te dwingen dat het bedrijf genationaliseerd werd en organiseerden initiatieven om arbeiderszelfbeheer te organiseren. Het idee van arbeiderszelfbeheer was echter een grote bedreiging voor de belangen van de bureaucratie, zowel van de staat als van de vakbeweging, en zij hebben dit soort initiatieven tegen- gewerkt. De arbeiders waren niet sterk genoeg om voortzetting van deze plannen af te dwingen.

Arbeiderszelfbeheer betekent iets anders dan het aanwijzen van een nieuw management met inspraak van de werknemers. Als het management besluiten neemt zonder de georganiseerde deelname van de werknemers is er geen sprake van arbeiderszelfbeheer. Maar het management negeerde gewoon kandidaten die hun niet aanstonden en lieten nieuwe verkiezingen houden tot de arbeiders een afgevaardigde kozen die naar de zin van het management was. Ondertussen maakt het management de vakbeweging uit voor maffioos en corrupt, en neemt de betrokkenheid van de arbeiders bij de pogingen tot zelfbeheer af.

Arbeiderszelfbeheer kan niet per decreet door de regering namens de arbeiders afgekondigd worden. De arbeidersklasse heeft organisaties en politieke ervaring nodig, moet zelf leiders naar voren schuiven en er zelf voor vechten. Daarvoor is een confrontatie met rechts en de bureaucratie nodig. Revolutie betekent confrontatie, mobilisatie, conflicten, strijd, het bezetten van ruimtes. Tijdens de kapitaalstaking van 2002-2003, toen de Venezolaanse bourgeoisie de economie probeerde lam te leggen, namen arbeiders de organisatie van de oliewinning over van het management van het oliebedrijf PDVSA dat deel nam aan de sabotage. Maar toen de aanval afgeslagen was, nam het PDVSA management weer de leiding. Het nationaliseren van een bedrijf betekent dat het bestuur overgenomen wordt door de staat en zolang de structuur van de staat hetzelfde blijft, betekent dit bureaucratie en het ondergraven van arbeiderszelfbeheer. Als we conflicten vermijden en naar kalmte streven zal het huidige systeem stabiliseren – en dat is nog steeds grotendeels het oude kapitalistische systeem. Alleen de beweging kan arbeiderszelfbeheer verwezenlijken.’

We kunnen een dergelijk complex karakter van de Chávez regering ook zien in hoe deze reageert op de Arabische Lente.

‘Dit heeft natuurlijk tot veel debat geleid. Ik heb zelf meegemaakt hoe mensen die betrokken zijn bij internationale solidariteit de betrekkingen tussen bijvoorbeeld Chávez en Iran in twijfel trekken. Chávez is voorstander van een ‘multi polaire’ wereld, een wereld met verschillende machtscentra die elkaar in evenwicht houden. Wat mij betreft, zou ik zeggen dat in zoverre dat als sommige landen botsen met imperialisme en het moeilijk maken voor imperialistische landen om vrij te opereren, dit goed is. Maar wat als landen geregeerd worden door autoritaire, antidemocratische regimes die geconfronteerd worden met binnenlandse opstanden? Hoe kunnen we dan iets anders doen dan ons solidair te verklaren met de opstandelingen?

Betekenen commerciële betrekkingen met Iran dat we ook de politiek van dat land steunen? Als Iran botst met imperialistische belangen, betekent dit dan dat Iran geregeerd wordt door een regering die wij moeten steunen? Dat soort discussies spelen nu in Venezuela. Volgens mij is het een noodzaak voor ons om commerciële betrekkingen te hebben met Iran en is er ruimte voor specifieke politieke overeenkomsten, in zoverre dat het regime de nationale soevereiniteit verdedigt. Maar hier zijn grenzen aan. Volgens mij zien we een proces van democratische opstanden in de Arabische regio en zijn deze reacties op autoritaire, conservatieve regimes. We moeten deze opstanden steunen. Natuurlijk hebben imperialistische mogendheden hun eigen belangen, proberen ze te interveniëren en de opstanden te controleren. Het is geen eenvoudige plaatje, maar ik sta aan de kant van de rebellen en ben tegen de autoritaire regimes en imperialisme.’

 

Het lijkt erop dat Chávez en het Bolivariaanse proces veel imagoschade hebben opgelopen door hun standpunten over de Arabische Lente.

‘Zonder twijfel is Europees links minder enthousiast geworden over het Bolivariaanse proces. Ze steunen het nog wel, maar met minder enthousiasme en vertrouwen. Dat de regering Chávez banden heeft met regeringen die zo anders zijn is verwarrend.’

 

‘‘Nu is de tijd gekomen!’ Seksuele zelfbeschikking in Venezuela

Door María Gabriela Blanco

Een van de minder zichtbare ontwikkelingen de laatste jaren in Venezuela is de strijd van homo’s, lesbo’s, biseksuelen en transgenders (HLBT’s). Discriminatie op basis van seksuele voorkeur werd verboden in de arbeidswet van 1999 maar de machtige katholieke kerk blokkeert nog steeds voorstellen voor anti-discriminatie wetten of de invoering van het homohuwelijk. Drie jaar geleden werd het eerste collectief van revolutionaire HLBT-activisten gevormd. Een interview met een van hen, María Gabriela Blanco, lid van Alianza sexo-género diversa revolucionaria (‘Revolutionaire Alliantie van seksuele- en genderdiversiteit’)

‘Een van de eerste acties die specifiek draaide om kwesties van genderidentiteit en seksuele voorkeur was tijdens het debat over de wet op gendergelijkheid in het parlement. Parlementariërs riepen lesbo’s, homo’s en transseksuelen op om deel te nemen aan het debat en een van hen wilde discriminatie op basis van seksuele voorkeur en genderidentiteit strafbaar stellen. Maar veel leden van het parlement, waaronder verklaarde supporters van Chávez, weigeren nog steeds om het over deze kwesties te hebben. Het debat over deze wet was lang en vruchteloos. We waren het zat dat na zeven, acht jaar van revolutie nog steeds niemand het over seksuele diversiteit had. We besloten ons te organiseren in een collectief en actief te worden in arme wijken waar radicaal links veel steun krijgt. We proberen vooral de strijd van transseksuelen te steunen, zij behoren tot de meest onderdrukte groepen in onze samenleving. Wij willen verder gaan het verdedigen van ‘diversiteit’, we beschouwen onszelf als revolutionairen en onze identiteit is niet beperkt tot onze genders en seksuele oriëntatie. We zijn ook vrouwen, van Afrikaanse afkomst, inheems, arm, pro-Chávez en zien onze strijd als deel van de beweging tegen het kapitalisme. Dit onderscheid ons van rechtse organisaties die zich uitsluitend richten op kwesties van identiteit en oriëntatie. Onze prioriteit zijn de meest onderdrukte groepen, of deze nu homo- of heteroseksueel zijn.


Sommige Chavistas vallen ons aan omdat we kritiek hebben op de regering maar wat wij doen is de aandacht vestigen op de discriminatie binnen onze bewegingen en in de staatsorganen. Om dit te veranderen is er meer nodig dan een wetswijziging. We hebben enkele successen geboekt in legaal opzicht, zo is het huisbazen nu verboden om te discrimineren op basis van gender of seksuele identiteit. Er is onder de regering Chávez daadwerkelijk vooruitgang geboekt, rechts kan niet beweren dat queers in Venezuela nog steeds even slechts af zijn als altijd.

We hebben wekelijkse vergaderingen waar iedereen welkom is – lesbisch, transseksueel, wat dan ook, hetero’s inclusief. We hebben onze eigen publicatie en schrijven onder meer een column in Todosadentro, een tijdschrift van het ministerie van cultuur. We schrijven over seksuele zelfbeschikking, over het recht over onze eigen lichamen te beschikken. Daarnaast helpen we bij het produceren van een radioprogramma en zijn we te gast geweest bij feministische televisieprogramma’s als El Entrompe de Falopio.

Sinds 2005 spreekt Chávez over socialisme. Wat betekent socialisme voor jullie collectief?

Dat is een moeilijke vraag – niet vanwege het proces in Venezuela zelf maar omdat Latijns Amerika nog steeds erg seksistisch en macho is. Ik wil niet te pessimistisch zijn maar Venezuela is nog steeds erg patriarchaal. Tijdens de verkiezingscampagne werd bijvoorbeeld een mannelijke kandidaat van de oppositie aangevallen als ‘vrouwelijk’. De president beschouwt zichzelf als een socialist en een feminist en dit soort gedrag is tegenstrijdig met het proces van sociale verandering dat ook socialistisch en feministisch genoemd wordt. We moeten onze kameraden, op de werkvloer en in de wijken, op de tegenstrijdigheden in hun gedrag wijzen. Ons beginpunt is dat de basis van homofobie een soort seksisme is dat al het vrouwelijke in een man als een zwakheid ziet.

Toen Chávez in 2010 homoseksuelen opriep zich bij het proces van sociale omwenteling (‘el proceso‘) aan te sluiten, probeerde rechts dit belachelijk te maken. Maar dit soort discriminatie is niet beperkt tot rechts. Een linkse seksist verschilt niet van een rechtse seksist, ook al zou er binnen links geen machismo moeten zijn.

Toen we voor het eerst met ons eigen spandoek en een regenboogvlag deelnamen aan een politieke betoging waren we erg nerveus. We wilden dat we zichtbaar zouden zijn en omdat we samenwerken met activisten uit allerlei andere beweging konden we op hun steun rekenen. Nu worden er honderd meter lange regenboogvlaggen meegedragen in betogingen en kun je de regenboogvlag zien hangen in arme wijken van Caracas.

Wij steunen Chávez omdat hij erkent dat queers onderdrukt worden en dat de enige oplossing is om het kapitalisme te overwinnen. De huidige, op consumptie gerichte, samenleving heeft ook onder queers voor veel verdeeldheid gezorgd, we discrimineren elkaar. De homokroegen in Caracas weigeren bijvoorbeeld transseksuelen, tenzij ze erg rijk zijn. Maar voor mij was vroeger het ‘homo-getto’ de enige plek waar ik naar toe kon gaan, ik moest me verbergen. Op de universiteit of bij familie moest ik doen alsof ik iemand anders was. Nu ik politiek actief ben, ben ik tegenover een deel van mijn familie uit de kast gekomen.

Toen ik met mijn partner in een winkelcentrum was werden we een keer door de politie naar buiten geëscorteerd omdat het ‘een plek voor families’ was. Dat soort dingen gebeurt niet als je geld hebt. En wat doet de staat om er voor te zorgen dat iedereen gebruik kan maken van publieke ruimtes? In de PDVSA Estancia, een vrije-tijdscentrum van de staatsoliemaatschappij, is het homoseksuele stellen verboden elkaars hand vast te houden omdat het een ‘familiepark’ is en er ‘kinderen bij zijn’. Deze problemen zijn niet de schuld van de revolutie maar een erfenis van de bourgeois staat – we zijn nu ten minste georganiseerd en kunnen begrijpen wat er gaande is. We streven ernaar dat dit zogenaamde ‘socialistische’ systeem diversiteit erkent. Er zijn nog steeds structuren van de staat, een staat die niet socialistisch is, die ons onderdrukken. We weten wie ons steunen en wie onze tegenstanders zijn. Er is nog genoeg reden om kritisch te zijn en we moeten het debat met andere mensen in beweging aangaan om dat te veranderen.

Wat is het belang van de verkiezingen van 7 oktober?

Veel mensen zijn van mening dat de inzet hoog is, dat we ons eindelijk daadwerkelijk onafhankelijk zullen verklaren. Als we deze verkiezingen winnen, zal het proces van verandering zich verdiepen. Er zijn nog steeds veel kapitalistische elementen in onze samenleving maar we hebben het nu tenminste over andere vormen van eigendom, over nieuwe ideeën. De beweging heeft nog steeds geen controle over de economie, ook al hebben we omdat we de regering hebben wel politieke controle. Chávez zelf heeft dit vele malen gezegd, het is geen geheim. Om vooruitgang te boeken met een nieuw model van productie en organisatie moet Chávez blijven, zonder hem gaat het debat hierover niet verder. De president is een bron van inspiratie voor de bewegingen, hij draagt het proces maar wij zijn er verantwoordelijk voor. De beweging van Venezolaanse queers is nog niet zo ontwikkeld als bijvoorbeeld die van arme boeren of huurders. Iedereen die ik ken is geraakt door het proces, hier hebben we gratis onderwijs en gratis gezondheidszorg, ook al is het niet het beste. Chávez is de meest democratische president die Venezuela ooit gehad heeft.

* Susan Spronk doceert internationale ontwikkeling aan de universiteit van Ottoawa. Jeffrey R. Webber doceert politicologie en internationale betrekkingen aan de universiteit van London. Dit is een ingekorte versie van een reeks interviews die eerder verschenen op http://www.socialistproject.caen http://www.internationalviewpoint.org. Nederlandse vertaling en bewerking: redactie Grenzeloos.

 

Naar boven