Slovenië in opstand PDF Print Email
Geschreven door Lucien Perpette op donderdag, 14 februari 2013
Een land met 2 miljoen inwoners, het vroegere industriële vlaggenschip van de Joegoslavische economie, de eerste republiek die zich van Joegoslavië losrukte. Vandaag is Slovenië lid van de Europese Unie en de Eurozone en kent het een zware sociale en politieke crisis die de werking van deze kleine staat ongetwijfelt zal veranderen en belangrijke gevolgen zal hebben voor de toekomst van andere socialistische landen die zijn overgestapt op de markteconomie.

 

De opstand van het Sloveense volk vindt zijn oorsprong in de geschiedenis. De vakbondsorganisaties speelden een belangrijke rol in de strijd tegen de verschillende pogingen om de sociale verworvenheden van de na-oorlogse periode af te breken.

 

Een betoging van 30.000 mensen geörganiseerd door de Confederatie van de Vrije Vakbonden van Slovenië zorgde ervoor dat een voorstel voor eenmalige belasting (flat tax) van de eerste regering van de conservatieve Janez Janša mislukte. Deze eenmalige belasting had ongetwijfeld de nieuwe rijken bevoordeeld.

 

Dankzij een andere vakbondsbetoging van +/- 70.000 manifestanten werd het minimumloon op 600 à 700 euro vastgelegd, een uitzondering in de voormalige socialistische landen waar het minimumloon, als het al bestaat, 300 à 400 euro bedraagt.

Maar zoals in vele andere Europese landen, vinden deze oppositie en deze sociale bewegingen geen  steun bij een georganiseerde politieke partij. De kiezers blijven op hun honger en kunnen slechts kiezen tussen verschillende politieke fracties die tijdens de laatste verkiezingen onderling overeenkwamen om de verschillende ministerposten te verdelen en dezelfde neo-liberale praktijken toepassen als de andere Europese regeringen.

 

In 2012 ging de regering van de conservatieve Janša haar boekje te buiten omdat ze de bezuinigingsmaatregelen van de Europese Commissie te strikt wilde uitvoeren: verminderen van de openbare uitgaven en inhakken op de sociale zekerheid, vehogen van de pensioenleeftijd, een aangekondigde afslanking van het ambtenarenapparaat, enz. Dit alles zorgde voor hevige woede bij de bevolkting.

 

Dit gaf op 17 november 2012 aanleiding tot een betoging in Ljubljana, hoofdstad van het land. Tienduizenden mensen betoogden er tegen deze maatregelen.

 

Op 23 januari 2013 legden op initiatief van de vakbondsvoorzitters Branimir Štrukelj (SVIZ) en Dušan Semolić (ZSSS) 100.000 personen het werk neer bij de overheid. Andere werknemers gingen ook in staking, met name de metaalarbeiders met de vakbond SKEI.

Dezelfde dag betoogden 25.000 mensen in verschillende steden in Slovenië.

 

Spontane betogingen vonden ook plaats in verschillende steden van het land, eerst in Maribor, een industriële stad in het Noord-Oosten van Slovenië.  Dit gaf aanleiding tot het aftreden van de burgemeester van de stad, die beschuldigd werd van corruptie. Een ware opstandsgolf tegen de tycoons  (de nieuwe rijken met  fortuin van dikwijls twijfelachtige oorsprong) overstroomde het land en overal vonden er betogingen plaats.

 

Corruptie is overigens een verborgen kanker die het maatschappelijke leven aantast. Omdat ze verborgen is, niet kan worden aangetoond en ook niet kan worden bestraft, is ze ook een belangrijke oorzaak van de volkswoede.

 

Daarom richtte deze woede zich tegen premier Janša toen deze de herkomst van een bedrag van  200.000 euro niet kon rechtvaardigen in een onderzoek van de commissie. Dit leidde ertoe dat zijn bondgenoten in de regering hem tot ontslag hebben gedwongen.

 

De burgemeester van Ljubljana, links geörrienteerd, werd door zijn beide zoons beschuldigd van verduistering. Het voortbestaan van de regering hangt aan een zijden draadje, ondanks het feit dat de premier weigert af te treden. Bij de aankondiging van de protestbetoging voorzien op 8 februari gaf Janez Janša te kennen dat hij dezelfde dag een tegenbetoging zou organiseren om hem te ondersteunen. De arrogantie van extreem rechts dat zijn eigen diskwalificatie niet wil erkennen, is hemeltergend.


Naar boven