Opnieuw oorlog in Europa |
![]() |
![]() |
![]() |
Geschreven door | op zaterdag, 08 mei 1999
We publiceren hier een resolutie goedgekeurd door het Centraal Comité op 9 mei 1999 naar aanleiding van de gebeurtenissen in Kosovo en de oorlog die er op volgde waarbij de Navo intervenieerde. 1. Een gebeurtenis van kapitaal belangIets meer dan vijftig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog is Europa opnieuw het toneel van een grote oorlog. De burgerbevolkingen zijn er het voornaamste slachtoffer van: honderdduizenden Albanezen uit Kosovo ontvluchten de nationalistische vervolging van hun gemeenschap; aan de andere zijde leeft de Servische bevolking in angst voor de bombardementen en de steeds vaker weerkerende ‘collaterale schade’. Dit is geen wereldoorlog en toch is het evenmin een lokaal conflict (zoals enkele jaren geleden in Tsjetsjenië). Deze maal is het ook kwalitatief erger dan de oorlog in Bosnië, zowel qua omvang van de humanitaire catastrofe als qua internationalisering van de oorlog. Niettegenstaande de Berlijnse Muur tien jaar geleden gevallen is, zien we opnieuw een gevaarlijke ‘Oost-West’-polarisatie tot stand komen. De schokgolven van dit conflict laten zich over heel de planeet gevoelen. Deze oorlog zal belangrijke gevolgen hebben. De Navo had geen bestaansreden meer. De strategen van het Pentagon hebben daar nu een mouw aan gepast: de Navo moet voortaan wereldwijd de politieke en economische heerschappij van de Verenigde Staten verzekeren door de kaart van de militaire superioriteit te trekken. Op slag staan alle regeringen voor de keuze: ofwel buigen voor Washington, ofwel zelf een wapenwedloop aangaan. Deze keuze is vooral prangend voor de Europese Unie, die beseft dat de Euro niet volstaat om haar tot supermacht om te toveren... Zonder wie dan ook te raadplegen beslisten de leiders van deze wereld opnieuw de militaristische toer op te gaan. De wapenhandelaars kraaien van de pret, maar de volkeren betalen het gelag. Het tragische lot van de Kosovaarse Albanezen roept terechte verontwaardiging op en maakt mobilisatie dringend en noodzakelijk. “Dit mogen we niet laten gebeuren”, horen we vaak. Inderdaad! Als de Kosovaren geen gerechtigheid bekomen, als etnische zuivering, verkrachtingen en slachtpartijen ongestraft blijven, zou dit een formidabele aanmoediging zijn voor uiterst rechts. Want die zou dan het moment zien naderen waarop ze haar mondelinge haat tegen ‘vreemdelingen’ in daden zal kunnen omzetten. Op de koop toe maakte de militaire interventie van de Navo de etnische zuivering nog erger. Dankzij de bombardementen konden de Servische milities te werk gaan zonder pottenkijkers in de buurt. De menselijke en ecologische schade (gebruik van munitie op basis van verarmd uranium) brengt de terugkeer van de gedeporteerden in het gedrang. Een snel overzicht leert ons dat deze oorlog overal negatieve gevolgen heeft, ook ver buiten het terrein van de militaire operaties:
2. Het gevecht om de publieke opinieIn dit somber panorama is er een positief element: de brede solidariteit van de bevolkingen van West-Europa met het gedeporteerde en beroofde Kosovaarse volk. Die solidariteit toont aan dat de mensen het nationalisme en de haat verwerpen die aan de basis liggen van de etnische zuivering door het regime van Belgrado... en van de electorale doorbraak van uiterst-rechts in West-Europa. Die solidariteit heeft ook alles te maken met de vrees voor de terugkeer van een oorlog in Europa, met haar opeenvolging van bombardementen, haar slachtpartijen en haar exodus van gewone burgers. Daarom staan de mensen ook niet helemaal ongevoelig ten opzichte van de manifestaties van de Servische bevolking tegen de Navo, een bevolking die ook getroffen wordt door de “precisiebombardementen” van de Navo. Maar, die solidariteit wordt gemanipuleerd door de oorlogsstokers. De Navo zet enorme propagandamiddelen in om de publieke opinie massaal voor de oorlog te winnen: schrijnende beelden van vluchtelingen, slaapverwekkende commentaren over de “precisie” van de nieuwe oorlogstechnologieën, manke vergelijkingen tussen Milosevic en Hitler. Als we de oorlog willen stoppen, moeten we ons ook tegen die praktijken verzetten. Kan dat? Wij menen van wel want, ondanks de mediabombardementen en de eufemismen van ‘onze’ leiders (minister Poncelet in de Kamer: “Dit is geen oorlog, het is een militaire operatie om de vrede te handhaven”), staat de bevolking helemaal niet volledig en duurzaam achter de oorlog. Eén: het gezond verstand zegt de mensen dat er niet zoiets als een ‘humanitaire oorlog’ bestaat. Twee: de mensen houden niet van de hegemonische arrogantie die de VS aan de dag legt. Drie: men is vandaag niet bereid offers te plegen voor de oorlog. Vier: het westers egoïsme (“Handen of van mijn comfort”) kan ook leiden tot een plotse verdwijning van de belangstelling. Maar ook: een incident, een ‘vergissing’, een uitbreiding van het conflict kunnen volstaan om de publieke opinie te doen kantelen. De consensus rond deze oorlog is broos. De regeringen moeten daar rekening mee houden. Daarom reppen ze op tijd en stond over een “adempauze” in de bombardementen, over “vredesplannen”, kortom over een spoedige beëindiging van het conflict. Dit alles speelt zich immers of in een politieke context van wantrouwen ten aanzien van regeringen, instellingen, media. Sommige gezagsdragers steken hun misprijzen voor de solidariteit overigens niet onder stoelen of banken. “Binnen een paar dagen is het voorbij. Dan zijn ze het vergeten”. Zo klonk de commentaar van Jean-Luc Dehaene op de tv-happening ‘Help Kosovo’ die meer dan 600 miljoen BEF opleverde voor de Kosovaarse vluchtelingen... Als we alle elementen van deze krachtsverhouding in rekening brengen, kunnen we besluiten dat al wie niet blind is voor de NAVO-propaganda het tij kan helpen keren. Maar dat veronderstelt ook dat men vertrekt van een concrete analyse van het conflict. 3. Twee oorlogen in één. De vredesbeweging en de linkerzijde zijn het Noorden kwijtEigenlijk dekt de oorlog in Kosovo twee verschillende oorlogen. Er is enerzijds de oorlog van het Milosevic-regime om via etnische zuivering tot een Groot-Servië te komen. En, anderzijds, een oorlog van het imperialisme - onder leiding van de VS - om de Navo op te dringen als politieagent, ook buiten het activiteitenterrein zoals het bondgenootschap dat aanvankelijk vastlegde. Elk van deze beide oorlogen gebruikt de barbarij van de andere als voorwendsel en als rookgordijn om er de eigen doelstellingen achter te verhullen, om de eigen oppositie het zwijgen op te leggen. Velen in de vredesbeweging en de linkerzijde zien de gecombineerde aard van het conflict echter niet in. Ze doen alsof er slechts twee kampen tegenover elkaar staan die strijden voor de controle over een territorium (Kosovo). Ofwel scheren ze beide kampen over dezelfde kam. Ofwel kiezen ze een kamp tegen het andere. (Die laatste houding noemen we verder in de tekst ‘kampisme’.) Dit veroorzaakt de grootste verwarring. Links raakt verdeeld en de vredesbeweging blijft ver onder wat op dit moment noodzakelijk is. Grosso modo onderscheiden we drie houdingen: 1) De westerse interventie verdedigen in naam van het humanitaire inmengingrecht. Dit is onaanvaardbaar want dit verhult de echte betrachtingen van het imperialisme, haar verantwoordelijkheid in de versterking van de etnische zuivering. Bovendien zaait die houding dodelijke illusies in de zogenaamd ‘democratisch-humanitaire’ motieven van de Navo. 2) De Servische en Albanese ‘terrorismen’ of ‘nationalismen’ over dezelfde kam scheren, zoals sommige pacifisten doen. Dit is onaanvaardbaar omdat het de aanvankelijke verantwoordelijkheid van de Servische leiders verdoezelt. 3) Servië verdedigen in naam van de nationale soevereiniteit, wat eveneens onaanvaardbaar is. Want dit verdoezelt de oorlog die het Milosevic-regime tegen een heel volk voert dat de solidariteit nodig heeft. Consequent voor de vrede strijden vereist een internationalistisch perspectief dat tegelijkertijd de belangen van de Albanese en Servische slachtoffers verdedigt. De kampistische oriëntaties (punt 1 en 3 van hierboven) zijn bijzonder gevaarlijk, want ze leiden ertoe dat de vredesbeweging en links zichzelf in verlegenheid brengen met resoluut reactionaire en antidemocratische krachten, wat de verwarring slechts kan vergroten. De aanhangers van de bombardementen komen op die manier in het kamp van het imperialisme te staan en geven zo hun zegen aan een oorlog van NAVO-lidstaten over de hoofden van de nationale parlementen heen. Op die manier dragen ze bij tot een gunstig klimaat voor de verhoging van de nationale defensiebegrotingen (dus nieuwe soberheid ten koste van de werknemers) en effenen ze het pad voor andere oorlogen in naam van de ‘ordehandhaving’. De verdedigers van de soevereiniteit van Servië dreigen dan weer in hetzelfde kamp te geraken als de fascisten in Oost en West, die solidair zijn met Milosevic tegen “de moslims” (“eigen volk eerst”). Die alliantie wordt bijeengehouden door het voor links uiterst gevaarlijke idee dat democratie - hier en ginder - van bijkomstig belang is.
4. Van Groot-Servisch nationalisme tot etnische zuiveringDe oorlog van het Joegoslavische regime tegen de Albanezen van Kosovo is het rechtstreekse gevolg van de nationalistische, chauvinistische koers die Milosevic gebruikte om de ex-Liga van Communisten vanaf 1988-89 naar zijn hand te zetten. Men moet weten dat Kosovo een symbool is van het Servisch nationalisme, want in deze provincie stond de wieg van het eerste Servische koninkrijk (tot de nederlaag tegen het Ottomaanse rijk in Kosovo Polje, 1389). De plannen voor een etnische zuivering zijn niet recent. Reeds in 1937 legde Vaso Cubrilovic, een academicus en Servisch nationalist, in detail uit hoe je de Albanezen kon terroriseren om ze zo voor eens en altijd te verdrijven... En diezelfde Cubrilovic werd na de oorlog verschillende malen minister. De Groot-Servische stroming was dus altijd al aanwezig in de Joegoslavische partij, ondanks de zuiveringen door Tito. Eind jaren tachtig brak Milosevic met Tito’s erfenis inzake het beheer van de nationale kwestie. Hij deed dat door niet tegemoet te komen aan de autonomistische verzuchtingen. Hij weigerde Kosovo het statuut van republiek toe te kennen in ruil voor garanties voor de Servische minderheid. Hij begon aan een steeds toenemende repressie van de 90 procent Albanezen die de provincie bevolken. Onder druk, intimidatie en bedreigingen moest het plaatselijke parlement de afschaffing van het autonomiestatuut van Kosovo goedkeuren. De Albanezen werden het slachtoffer van een soort Apartheidsbewind: Albanezen kregen een verbod op het kopen of verkopen van onroerende goederen, Serviërs werden aan het hoofd van de ondernemingen geplaatst, vele tienduizenden Albanese ambtenaren werden ontslagen, het Servo-Kroatisch werd de officiële taal in het onderwijs, er ontstond etnische segregatie in de gezondheidszorg en de sport, straten en pleinen kregen Servische namen, enz. Het verzet tegen deze politiek was eerst geweldloos. De LDK van Ibrahim Rugova richtte parallelle instellingen van de Albanese gemeenschap op: er werd een illegaal ‘parlement’ verkozen, er werden scholen en dispensaria opgericht met de steun van de Albanese diaspora. De brutale repressie vanwege de Joegoslavische autoriteiten en het uitblijven van resultaten via de verzoeningsgezinde koers van Rugova, leidde tot de ontwikkeling van het gewapend verzet van het UCK, het Kosovaars Bevrijdingsleger. Aan de oorsprong van die UCK liggen kleine maoistische-stalinistische organisaties die zich beroepen op de voormalige Albanese dictator Enver Hodja. Men moet weten dat Hodja, die in 1948 de zijde van Stalin koos tegen Tito, steeds het Albanees nationalisme in Kosovo in de hand werkte om Joegoslavie te verzwakken, overigens zonder veel succes. Hoe dan ook, de verschijning van het UCK betekent niet alleen een wijziging qua strijdmethode. Het UCK laat de eis van een republiek binnen het Joegoslavische kader vallen en schuift de onafhankelijkheid van Kosovo naar voor en zelfs de oprichting van een Groot-Albanië bestaande uit het huidige Albanië, Kosovo en het Westen van Montenegro (waar de Albanezen de meerderheid vormen). Het Groot-Servisch nationalisme effende zo het pad voor het Groot-Albanees nationalisme. Het regime van Milosevic draagt de grootste verantwoordelijkheid voor de spiraal van geweld en van nationalistische radicalisering die gedurende de jaren negentig alsmaar zal toenemen. De bocht richting oorlog wordt, aan Servische zijde, ingezet na de akkoorden van Dayton die een einde stelden aan de oorlog in Bosnië (november ‘95). Na de mislukking van zijn Groot-Servisch project (met de regio’s in Kroatië en Bosnië waar Serviërs wonen) moest Milosevic vermijden dat in Servië de balans van zijn nefaste politiek zou opgemaakt worden. Om daarin te slagen had hij een overwinning in Kosovo nodig. Daar was hij immers zijn nationalistische opgang begonnen, daar zou hij de slag leveren voor de overleving van zijn regime. In tegenstelling tot wat vandaag de propaganda van Belgrado beweert, vormde deze politiek geen reactie op de druk van het imperialisme die de Kosovaarse kwestie zou gebruiken om Joegoslavië te verzwakken (zie verder over de politiek van het imperialisme). Het ging om een nationalistische vlucht voorwaarts, uitsluitend ingegeven door interne politieke beslommeringen. Milosevic wou land aanbieden aan de honderdduizenden Servische vluchtelingen uit Kroatië en Bosnië (wiens exodus niet door de westerse tv-zenders op beeld werd vastgelegd). Hij wilde de sociale basis van zijn regime verstevigen na de grote betogingen van ‘96-’97 voor democratisering. Sommige economische belangen lijken ook een rol gespeeld te hebben, vermits de clan-Milosevic bauxietmijnen bezit in Kosovo. Tegenover de guerrilla van het UCK en de ontwikkeling van een Groot-Albanees nationalisme begon het regime systematisch terreur te gebruiken tegen de burgerbevolking. Tegenover het verzet en de steun van de bevolking aan de guerrilla, werd een oud Groot-Servisch plan voor de uitwijzing van Albanezen uit Kosovo geactualiseerd. Leger en politie, bijgestaan door paramilitaire benden, begonnen maanden voor het begin van de bombardementen dit plan met een ‘lage intensiteit’ uit te voeren. Dit wordt aangetoond door het toenemend aantal vluchtelingen vanaf maart ‘98 (200.000 gedeporteerden vanaf de zomer van ‘98). Van bij de aanvang van de NAVO-bombardementen wordt deze etnische zuivering opgevoerd, veralgemeend en geïntensifieerd: slachtpartijen op weerbare mannen, verkrachting van jonge vrouwen, executie van intellectuelen op basis van vooraf opgestelde lijsten, vernietiging van huizen, plundering, racketting en vernietiging van de Joegoslavische identiteitsbewijzen van de gedeporteerden. Deze massale deportatie van bijna een miljoen mensen (tot op vandaag 26 april) is een van de grootste oorlogsmisdaden van deze eeuw. Gaat het om een genocide (volkerenmoord)? Neen, de media overdrijven: een genocide is de geplande fysieke uitroeiing van een hele bevolking op basis van etnische of godsdienstige criteria. Spreken over een volkerenmoord op de Albanezen van Kosovo neigt ertoe de genocide op de Joden en de Tutsi’s te banaliseren. Maar toch vertoont de Groot-Servische politiek genocidaire trekken. In elk geval deelt ze met een genocide het feit dat het geheel werd uitgedokterd door de hoogste autoriteiten van een land, die dit begonnen toe te passen met inschakeling van het staatsapparaat. 5. Navo: van humanitair voorwendsel tot dekmantel voor de etnische zuiveringDe oorlog van de Navo tegen Servië wordt voorgesteld als een rechtvaardige oorlog ter de verdediging van de Kosovaren. Vooreerst dient gezegd dat een rechtvaardige oorlog principieel niet mag uitgesloten worden. Wij, internationalistische socialisten, zijn geen pacifisten. Er zijn rechtvaardige oorlogen. De bevrijdingsoorlog van het Vietnamese volk was, bijvoorbeeld, een rechtvaardige oorlog. Wij sluiten niet uit beroep te doen op de militaire interventie van imperialistisch landen als er geen andere mogelijkheid rest om een bevolking van de uitroeiing te redden. Zo heeft onze stroming tijdens de Tweede Wereldoorlog gepleit voor geallieerde bombardementen op de spoorlijnen die naar de nazi-uitroeiingskampen leidden. Maar in het geval van Kosovo houdt deze rechtvaardiging geen steek:
Milosevic wordt door de bombardement politiek versterkt. Bovendien zijn de ‘geallieerden’ niet van plan een oorlog te voeren om het regime van Belgrado uit het zadel te stoten. Het conflict kan dan ook alleen maar uitmonden in een opdeling van Kosovo... Dus op een ‘oplossing’ die het recht op zelfbeschikking niet erkent, zich deels neerlegt bij de etnische zuivering, de democratische verzuchtingen in Servië vertrappelt en een Amerikaans protectoraat in het Zuiden van de Balkan instelt. Zei u “rechtvaardige oorlog”? 6. Van strijd om het leiderschap tot dreiging van een Derde WereldoorlogDe NAVO-oorlog lijkt wel geïmproviseerd. Er is onduidelijkheid over de in te zetten middelen en over de doelstellingen. Toch heeft deze oorlog een zeer precieze betekenis voor het imperialisme in het algemeen en voor haar verschillende bestanddelen in het bijzonder. Via deze oorlog wil het Amerikaans imperialisme haar nieuw strategisch concept voor het Atlantische bondgenootschap de facto opleggen: de Navo als politieagent om regionale conflicten te regelen, de verspreiding van kernwapens in te dijken, de stabiliteit te verzekeren en de opening van de opkomende markten te garanderen, net als de vrije toegang tot grondstoffen. In vergelijking met de Golfoorlog of de interventie in Somalië (onder UNO-vlag) vormt de VS-interventie in de Balkan een enorm keerpunt. Het begon toen de VS raketten lanceerden op de zogenaamde ‘terroristische basissen’ in Soedan en Afghanistan, daarna met de herneming van bombardementen op Irak... en dit alles zonder de goedkeuring van de VN-veiligheidsraad. Het Amerikaans imperialisme is voortaan vastbesloten eenzijdig wereldwijd tussen te komen. De UNO omzeilen wordt onontbeerlijk want het imperialisme houdt Rusland en China in het vizier, beide vaste leden van de Veiligheidsraad. Dit mondt rechtstreeks uit op een andere reden: de afgelopen vijftig jaar kon dankzij de Navo het Amerikaans imperialisme haar militair en dus politiek leiderschap over het Europees imperialisme handhaven. Dit leiderschap verdedigen wordt een belangrijke doelstelling nu de EU een definitieve stap zet in de richting van een embryo van supranationale staat (invoering van de euro) en zich voorbereidt op een tweede stap (Europese defensie). Op de achtergrond situeert zich de economische concurrentieoorlog tussen de kapitalismen van beide zijden van de Atlantische Oceaan: bananenoorlog, invoer van Amerikaans met hormonen bewerkt vlees, enz. Tenslotte is het niet toevallig dat deze oorlog plaats vindt op het grondgebied van een land uit het voormalige Oost-Europa. Voor het imperialisme is dit conflict tegelijkertijd een test en een algemene repetitie voor nog grotere oorlogen, dieper in het Oosten. In dat opzicht is een van de grote inzetten de controle over de enorme petroleumvoorraden in de Kaspische Zee en over de doorstromingswegen van die voorraden naar het Westen. Met de plannen voor oliepijpleidingen via Turkije en Georgië, met de aanvraag tot NAVO-lidmaatschap van Azerbeidzjan, dreigt Rusland de strijd om de controle van de toegangswegen tot Centraal-Azië te verliezen. De concurrentie op dit front tussen Amerikanen en Europeanen woedt in alle hevigheid. De VS trekken de kaart van de Navo, zowel tegen hun Europese concurrenten als tegen Rusland, en dit met een typisch hegemonistische aanpak. Want iedereen weet dat de chaotische overgang naar het kapitalisme in Rusland (met alle ellende, onrechtvaardigheden, nationale vernederingen en maffiose verrijking vandien) dreigt uit te monden in de verkiezingsoverwinning van de populistische-nationalistische krachten van de `roodbruine’ alliantie die met nostalgie terugblikt op het USSR-tijdperk. Hoe kan dus de rijkdom van Rusland maximaal uitgebuit worden zonder de stabiliteit in het gedrang te brengen? Dat is de vraag. En die vraag verdeelt het imperialisme, in het bijzonder Duitsland enerzijds en de VS anderzijds. Een fractie van het Amerikaans imperialisme wil de druk zoveel mogelijk opvoeren door Moskou te vernederen. Alsof voor deze lieden het VS leiderschap de breuk tussen Moskou en de EU veronderstelt en een Derde Wereldoorlog waard is... 7. De Europese Unie trekt ten oorlog...De oorlog in de Balkan is het gevolg van de rampzalige politieke tussenkomst van de Europese Unie (EU) in de crisis die Joegoslavië kende na het Tito-tijdperk. 1991 vormde een keerpunt toen de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaringen van Slovenië en Kroatië erkend werden. Duitsland en het Vaticaan liepen hierbij voorop, de rest volgde. Deze erkenning zou de doos van Pandora openen. Ten eerste omdat Servië relatief klein van omvang was binnen de Joegoslavische Federale Republiek, omwille van Tito die vond dat een zwak Servië de voorwaarde was voor een sterk Joegoslavië. Vervolgens omdat deze onafhankelijkheidserkenning sterke impulsen zou geven aan het ieder voor zich denken: tussen de republieken van ex-Joegoslavie, tussen de verschillende nationale klieken van de ex-bureaucratie aan de macht en tussen de imperialistische mogendheden die gulzig snakten naar een stuk van de taart. De opflakkering van de Groot-Servische en Groot- Kroatische nationalismen is een rechtstreeks gevolg van deze politiek. Hypocriet betreurt de EU de oorlog en de etnische zuivering. Maar haar verontwaardiging is selectief, episodisch, in functie van de opportuniteiten. Ten gronde erkent en dekt de EU de klieken van Tudjman (Kroatië) en van Milosevic. Op geen enkel moment was de EU van plan te streven naar een samenwerking en democratisering op het niveau van de Balkan om te vermijden dat het regionalisme de overhand zou halen. Waarom? Omdat zo’n plan zou indruisen tegen de onmiddellijke belangen van het Grootkapitaal die de regio wil opdelen. De VS profiteerde van deze EU-mislukking door zich op te werpen als de architect van de Dayton-akkoorden over Bosnie. Tegelijkertijd klonk dit relatief succes van de VS de EU als een provocatie in de oren; de EU werd immers geconfronteerd met haar ondermaatsheid vanuit imperialistisch oogpunt en dit op haar eigen continent! Voor de leidende klassen van de EU is de tegenstelling te flagrant: in 1999 viert ze haar triomf (Monetaire Unie) en precies in datzelfde jaar slaagt de EU er niet in de ‘Servische kwestie’ zonder de VS op te lossen. Die VS profiteren er van om hun militair-technische en politieke overheersing op het Europese continent tentoon te spreiden. De Amerikanen creëren zodoende een operatiebasis in de richting van Rusland. Daarom zoeken de Europese mogendheden naar een eigen stem tegenover het VS-imperialisme. Enerzijds zweren de Europeanen trouw aan de Navo en aan de Amerikaanse grote broer, anderzijds geven ze steeds meer uiting aan hun wens tot relatieve onafhankelijkheid ten opzichte van Washington. Voor hen is hun imperialistische logica zo klaar als een klontje: Europa moet een militaire supermacht warden, zoniet blijft het een politieke dwerg. Reeds voor deze oorlog - in de herfst van 1998 - sprak Blair zich gunstig uit over een “gemeenschappelijke Europese defensie”, nog steeds onder voogdij van de VS, maar autonoom. Met die verklaring nam Blair afstand van de ‘bijzondere vriendschap’ tussen Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Dit gaat gepaard met nog een andere verschuiving van de Britten... ten gunste van de Monetaire Unie. De Duitse bondskanselier reageerde prompt. Waarom? Want, gezien het gewicht van de geschiedenis, een “Europese gemeenschappelijke defensie” voor Duitsland de enige mogelijkheid is om zich opnieuw als mogendheid op te stellen. Tijdens de Frans-Britse top te Saint-Malo (december ‘98) beslisten Blair en Chirac hun militaire samenwerking aan te zwengelen. Op die basis pleiten ze bij de Amerikanen voor meer diplomatieke armslag voor Moskou. Tegelijkertijd verklaren ze zich bereid een interpositiemacht naar Kosovo te sturen in het kader van de Navo, zonder zelfs maar te reppen over een VS-deelname (28/1/99). Vervolgens namen ze het initiatief voor de gesprekken in Rambouillet, binnenskamers uitgedokterd naar het model van Dayton. Maar tijdens de Rambouilletgesprekken verwierven de Amerikanen via Madeleine Albright het overwicht: in extremis bekwam ze het akkoord van de Kosovaren. Niemand twijfelt eraan dat het Europees imperialisme vanaf nu lessen trekt uit deze ervaringen en uit het concrete verloop van de NAVO-oorlog: zonder de Navo in gevaar te brengen, moet de EU zich meer dan ooit van een eigen efficiënte gewapende arm voorzien ter verdediging van haar eigen imperialistische belangen. Zoniet zal ze zich niet kunnen omvormen tot ‘supermacht’. Om dit te lukken zal het een Europees chauvinisme moeten ontwikkelen, het anti-Amerikanisme vleien en de defensiebudgetten... en dus ook de soberheid optillen. De terugkeer van het militarisme staat dus nu al hoog op de EU-agenda, terwijl die EU beweerde voor eens en altijd komaf te maken met de oorlog. 8. Naar een nieuwe politieke en sociale situatie in Europa?De oorlog wijzigt het politieke en sociale klimaat in Europa. De mate waarin dat gebeurt kunnen we nu nog niet volledig inschatten, maar de wijziging dreigt belangrijk te zijn. In het algemeen zorgt oorlog voor een sfeer van nationale eenheid, verduistering van het klassenbewustzijn, versterking van de uitvoerende machten. Bijgevolg vergemakkelijkt de oorlog autoritaire ontsporingen (ook ten opzichte van de regels van de formele democratie). Dit laatste gevaar is des te groter gezien de NAVO-actie de nationale parlementen omzeilde: we zijn in oorlog zonder het beslist te hebben. Meer in het bijzonder moeten we vanaf nu rekening houden met een reeks gevolgen van de oorlog op verschillende politieke en sociale krachten:
9. Noch Navo, noch Milosevic!Voor linkse mensen en voor democraten is de bestrijding van de oorlog een prioriteit. Maar deze Balkanoorlog werpt heel wat ingewikkelde politieke problemen op, gezien het om een combinatie van twee oorlogen in één gaat. Tegenover de heersende ontreddering en verwarring schuift de Socialistische Arbeiderspartij (SAP) een duidelijke politieke lijn naar voor:
Resolutie goedgekeurd door het Centraal Comité op 9 mei 1999 |
Documenten SAP :
SAP :