Invoering van de euro -Van euforie naar wanhoop ? PDF Print Email
Geschreven door Peter Veltmans op woensdag, 23 januari 2002
Op 1 januari 2002 greep de grootste wisseloperatie uit de menselijke geschiedenis plaats. Van de ene dag op de andere verlieten 380 miljoen Europeanen hun respectievelijke nationale munten in ruil voor de Europese eenheidsmunt. In totaal werden voor 132 miljard € aan biljetten en voor 37,5 miljard € aan munten in omloop gebracht. Eén en ander ging gepaard met ronduit euforische zegebulletins van politici, bankiers en prominente kapitalisten allerhande.

In de eerste plaats helpt deze euforie de diverse regeringen om de minder positieve gevolgen van de Europese eenmaking onbesproken te laten en dus te omzeilen (wie spreekt er nog over de rol van Europa in het failliet van Sabena ?). In de plaats daarvan zingt men de lof van de euro als grote hoop in bange dagen. Of zoals CD&V-politicus Mark Eyskens het uitdrukt: “Vanaf nu zit Europa in ieders zak”. De muntunie was dan ook van bij het begin bedoeld als een hefboom om een verdere dynamiek in de richting van een ééngemaakt, kapitalistisch Europa te stimuleren. Overigens is deze aanpak niet gespeend van enig risico: er bestaat geen enkel historisch voorbeeld van staatkundige eenmaking, waarbij de monetaire unie voorafgaat aan de politiek-economische![i] 

Scheefgetrokken verhoudingen 

Dat risico blijkt overduidelijk als we een blik werpen op die vraagstukken die niet werden beantwoord in het verdrag van Maastricht en die sindsdien zelfs nog geen begin van antwoord hebben gekregen. Zo is het totaal onlogisch om een ééngemaakte monetaire politiek (met een eenheidsmunt) te hebben, zonder een ééngemaakte fiscale politiek. Hetzelfde geldt voor de diversiteit aan wetgevingen inzake sociale zekerheid. Wel worden er regelmatig hoogdravende verklaringen afgelegd over de noodzaak aan ‘harmonisering’, maar veel meer dan vrome verklaringen volgen daar (tot nu toe) niet op. Het gevolg is dat de (in theorie) ééngemaakte Europese markt in feite bulkt van de scheefgetrokken verhoudingen (wat trouwens overduidelijk blijkt uit de recente prijsvergelijkingen die werden opgesteld door Test-Aankoop…). 

Géén vangnet 

Op zich zouden die ongelijke verhoudingen binnen de Europese markt niet eens een probleem hoeven te zijn, indien men ten minste voorzien zou hebben in één of andere vorm van stabiliteits- of interventiefonds als vangnet. Zo’n fonds zou ’nationale’ economieën in moeilijkheden kunnen bijspringen, om op die manier de ongelijkheden te compenseren. In de USA is zo’n stabiliteitsfonds voorzien. Die inhoud van die ‘kas’ bedraagt niet minder dan 40% van de totale begrotingsmiddelen van de Amerikaanse federale overheid. In schril contrast daarmee staat het bedrag waarover de Europese Commissie beschikt om ‘sturend’ op te treden : slechts 4% (!) van de Europese begrotingsmiddelen. Het is dan ook te hopen dat er geen problemen opduiken voor de zwakkere economieën in de Europese Unie. Alleen… gerust kunnen ze er allerminst op zijn. Zo verklaarde Commissie-voorzitter Prodi zelf  dat er vroeg of laat “een crisis zal zijn”.[ii] 

Budgettaire dwangbuis 

Daar bovenop hebben de landen van de euro-zone zich ook nog eens een budgettaire dwangbuis laten aanmeten. Het gaat hierbij om het zogenaamde ‘stabiliteits- en groei-pact’. Dit pact bepaalt (in navolging van de  beruchte Maastricht-criteria) dat de tekorten van de nationale overheden nergens de 3 % van het Bruto nationaal product (BNP) mogen overschrijden. Wordt deze grens toch overschreden, dan kan de Europese Commissie een boete opleggen aan het betrokken land. Die boete kan oplopen tot 0,5% van het BNP ! Om een voorbeeld te geven: Duitsland’s economie doet het momenteel erg slecht en dus duikt het risico van overschrijding van de 3%-norm op. De prijs (onder de vorm van de boete) dreigt bijzonder hoog te zijn: 10 miljard €… 

Assymetrische schokken ? 

Maar er is meer. Want zelfs als de economische fluctuaties min of meer binnen de perken zouden blijven, dan nog zijn er de risico’s die verbonden zijn met de uitbreiding van de Europese Unie. Deze uitbreiding brengt immers véél zwakkere economieën binnen in de ‘ééngemaakte markt’. Het gevolg is dat de reeds bestaande ongelijkheden binnen die markt nog veel groter zullen worden, temeer omdat deze landen niet meer zullen kunnen kiezen of ze al dan niet willen deelnemen aan de eenheidsmunt (voor hen zal er dus géén uitzondering à la Denemarken of Groot-Brittannië meer zijn). Vooral het feit dat ook voor deze (armere) landen de ene Europese intrestvoet gehanteerd zal worden, roept grote risico’s op voor zogernaamde ‘assymetrische schokken’, waarbij één deel van de unie veel meer getroffen wordt door economische tegenslag dan andere delen. In zo’n geval zou de weerbots bijzonder hard zijn, aangezien er niet doelgericht kan ingegrepen worden in de monetaire of wisselkoers-mechanismen. Stel dat een crisis in Rusland de economie van Polen zware klappen toebrengt, dan kan er niet meer gesleuteld worden aan bijvoorbeeld de koers van de zloty, terwijl ook een verfijnde versoepeling van de prijs van het krediet onmogelijk is, aangezien er slechts één rentetarief geldt voor de ganse euro-zone. Massa-werkloosheid in Polen dreigt dan ook het direct gevolg zijn. 

Gevaar voor deflatie 

Helemaal ‘bij de beesten af’ is tenslotte het feit dat zelfs de ééngemaakte monetaire politiek niet meer bepaald kan worden door… de politieke vertegenwoordigers van de Europese volkeren. In plaats daarvan werd deze macht uitsluitend in handen gelegd van de (niet verkozen !) Europese Centrale Bank (ECB). Bovendien kreeg deze ECB in de slechtste monetaristische traditie slechts de opdracht mee ‘de inflatie laag te houden’. Er moet dus niet aan gedacht worden dat de ECB in geval van (al dan niet assymetrische) crisis de nodige stimulerende maatregelen zou nemen. Integendeel, in zo’n geval dreigt een regelrechte deflatiepolitiek (zoals in de dertiger jaren) het resultaat te zijn. 

De euro tegen de sociale verworvenheden 

De euro is dan ook helemaal niet iets om euforisch over te doen, maar eerder om schrik voor te hebben. Zoals het Britse blad The Economist het uitdrukt: “De Euro kan alleen reguleringen en andere obstakels voor de concurrentie blootleggen”.[iii] Die obstakels worden ook bij naam genoemd : energie- en post-monopolies, inflexibele arbeisdsverhoudingen, de Franse 35-urenweek, enz. Het doel van de Europese bourgeoisieën is dan ook duidelijk : doorheen de eengemaakte monetaire politiek, dus doorheen de eenheidsmunt, de druk op de verworvenheden van de arbeidersbewegingen verder opvoeren.


[i] Integendeel, zowel de Amerikaanse als de Duitse munt werden pas relatief laat ingevoerd, jaren nadat de politieke eenmaking van de USA en van het Duitse Keizerrijk werd voltrokken.
[ii] Zoals geciteerd in The Economist dd. 05.01.2002

[iii] idem.

Naar boven