Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Koloniaal socialisme PDF Print Email
Geschreven door Pips Patroons op maandag, 01 januari 2007

Wie kan zich vandaag inbeelden dat marxisten ooit een 'socialistische koloniale politiek' voorstonden? Wel, in 1907 kreeg het congres van de IIde Internationale volgende resolutie voorgelegd: 'Gezien het socialisme de productiekrachten van de hele wereld zal opdrijven en alle volkeren op het hoogste culturele peil zal brengen, verwerpt het congres niet principieel elke koloniale politiek omdat deze onder het socialisme een beschavend effect kan hebben'. De resolutie werd weliswaar verworpen, maar de Duitse socialisten stemden er mee in. Weinig of geen socialisten in het Westen hadden er trouwens moeite mee.

De voorstanders van een 'socialistische koloniale politiek' waren niet de eerste de besten : H. van Kol, een van de oprichters van de Nederlandse SDAP en E. Bernstein, de grondlegger van het 'reformisme'. Zij wezen op de grondstoffen, de groeiende industriële productie die een afzetmarkt behoefde en het Europese bevolkingsoverschot. De beschaafde volkeren moesten een soort voogdij instellen over de onbeschaafde anders zouden die weer vervallen in de barbarij. E. David, die in 1919 (na de moord op de enige echte antikolonialiste Rosa Luxemburg en het neerslaan van de Duitse revolutie) minister zou worden, voegde er aan toe : 'Nergens kan de mensheid ontsnappen aan de pijnlijke fase van het kapitalisme dat, precies in overeenstemming met de wetenschappelijke visie van Karl Marx, een voorafgaandelijke voorwaarde is voor een socialistisch geordende economie.'

Men beriep zich dus op een dogmatische interpretatie van Marx die in 1859 schreef : 'In grote trekken kan men de Aziatische, Antieke, feodale en modern burgerlijke productiewijzen bestempelen als progressieve tijdperken van de economische vorming van de samenleving.' De economie werd door deze 'fundamentalisten' opgevat als dé agent van de maatschappelijke evolutie. Zelfs August Bebel aan wie we de eerste theoretische socialistische beschouwingen over het feminisme danken, beweerde dat 'de beschavende en culturele taken van het kapitalisme als voorbereider van het socialisme en dus ook de noodzaak om de koloniën deelachtig te maken aan de zegeningen van dit systeem, een onontwijkbare voorwaarde is om het socialisme te verwezenlijken.' Marx zelf schuwde het fundamentalisme. Hij vroeg zich bijvoorbeeld af of Rusland het kapitalisme niet kon overslaan op weg naar het socialisme.

En de Belgen ? De BWP stelde de koloniale roofzucht van Leopold II aan de kaak. In 1907 koos die partij voor een 'internationalisatie' van Kongo waarbij het geïnvesteerde kapitaal ten goede zou komen aan de inboorlingen. Die zouden verdedigd worden door de reformatorische socialisten in de diverse parlementen. Dat was nog eens internationalisme ! Louis De Brouckère die toen tot de radikale linkervleugel behoorde, dacht daar helemaal anders over: 'De kolonisatie houdt geen ontwikkeling en geen vooruitgang van het kapitalisme in. Ze is een uiting van de ergste ziekte waaraan het systeem lijdt… Protectionisme, militarisme, imperialisme en kolonialisme zijn de symptomen van de aftakeling van een roofzuchtig en parasitair geworden klasse die de productie niet langer kan leiden…' Hij wees op het oorlogsgevaar en groef nog dieper : 'Het is een permanent gevaar voor het hele proletariaat ; niets is immers besmettelijker dan de tyranie en de bazen die in Afrika over een hulpeloze arbeidskracht beschikken zullen sterker staan in hun strijd tegen de arbeiders in de rest van de wereld.' De Brouckère volgde hierin Karl Kautsky die er in het kolonialismedebat op gewezen had dat wat de partij vandaag denkt en doet gevolgen heeft voor later...

Maar toen Kongo in 1908 een Belgische kolonie werd, verklaarde Jules Destrée in naam van de BWP : 'Wij zullen de koloniale zaak aanpakken zoals we het kapitalisme hebben aangepakt. We zullen het wezenlijke kwaad aan de kaak stellen en streven naar directe pijnstillers.' Er bestond weliswaar een niet te verwaarlozen anti-kolonialistische stroming maar velen waren voor een reformistische koloniale politiek, anderen dan weer schaarden zich kritiekloos achter het koloniaal kapitaal. Volksvertegenwoordiger Terwagne zei dat zonder koloniale producten het economische leven zou stilvallen en voegde er cynisch aan toe dat het de taak van de socialisten was om 'een koloniale politieke te voeren met een minimum aan wreedheden'. Globaal genomen kan men stellen dat de BWP en later de BSP het Belgisch kolonialisme liet begaan… en zich dus ook niet bezighield met de emancipatorische verzuchtingen van de Kongolezen. Het gecombineerd resultaat is een erg zwarte pagina in onze geschiedenis.

Hoe verklaren we dit alles ? Werd de politiek van de socialisten bepaald door een 'arbeidersaristocratie' die profijt trok uit het kolonialisme ? Blijkbaar niet. Was de reformistische instelling die de kapitalistische staat als zodanig niet in vraag stelt verantwoordelijk ? Dat was ongetwijfeld een noodzakelijke, hoewel kennelijk geen voldoende voorwaarde. De socialistische beweging heeft doorheen haar geschiedenis niet alleen het kolonialisme, maar ook het racisme, het antisemitisme, het nationalisme nooit opgevat als grote gevaren en nog minder, om J.-M. Vincent te citeren , als 'voorboden van de (zelf)vernietigende praktijken van een samenleving die het noorden kwijt is en snakt naar een nieuwe tijd' (J.-M. Vincent : Un autre Marx. Après les marxismes, Édit. Page deux, Paris 2001). Ze heeft evenmin aandacht besteed aan het feminisme, de ecologie en de sexuele discriminatie. Het marxisme was ruim afwezig in de discussies over de vooruitgang, de crisis van de waarden, de sexualiteit, het onderbewuste en heeft onvoldoende het belang ingezien van deze kwesties die zo ver leken te staan van de strijd voor hogere lonen, betere arbeidsvoorwaarden en een adequate sociale zekerheid. Ze heeft de kritiek van de burgerlijke cultuur (technologie, vrije tijd, ontspanningsindustrie, individualisme, consumptie, kunst) overgelaten aan de diverse reactionaire stromingen.

Dit alles heeft een erg verengde, ik zou bijna durven zeggen 'arbeideristische' wereldbeschouwing geschapen die verwacht dat de nationalisatie van de productiemiddelen (al dan niet onder arbeiderscontrole) en een verruimde democratie volstaan om a.h.w. vanzelf de 'nevengeschikte' problemen tot een oplossing te brengen. Maar zo'n broze wereldbeschouwing brokkelt snel af wanneer valse profeten in periodes van sociale moedeloosheid oplossingen bieden die stoelen op nationalisme, racisme, vreemdelingen- en vrouwenhaat … Willen we onze ontvoogdingsstrijd met succes verder zetten dan moeten we de lessen trekken uit het historische tijdvak dat begon met de Oktoberrevolutie van 1917 en ten einde kwam met de val van de Berlijnse muur in 1989, een korte eeuw met een lange reeks misdaden. Een meer adequate socialistische wereldbeschouwing kan enkel gebouwd worden op het gezamenlijke, geïntegreerde verzet van allen die op een of de andere wijze onderdrukt worden. We zijn immers verstandiger beginnen nadenken over het kolonialisme toen de koloniale onderdanen in opstand kwamen en het feminisme deed bij ons zijn intrede toen de vrouwen in verzet kwamen tegen het mannelijk chauvinisme.

We mogen de unieke rol die de klasse der loontrekkenden vervult in een socialistische bevrijding van de mensheid zeker niet betwisten. Maar we moeten ons wel de vraag stellen hoe het ware subject van de wenselijke maatschappelijke revolutie structureel en ideologisch geconstitueerd zal zijn : nl. als belichaming van alle, noch in tijd of ruimte af te zonderen emancipatorische verzuchtingen. Vandaag een onvermijdelijke kwestie. Maar daarover een andere keer.

Naar boven