Lang leve de... rechtvaardige fiscus! PDF Print Email
Geschreven door Denis Horman op donderdag, 10 juli 2008

Anderhalf miljoen Belgen (1 op 7) leven onder de armoedegrens, met minder dan 860 euro per maand. En wat lezen we in de begroting van 2008 ?  Nauwelijks 300 miljoen euro wordt er vrijgemaakt voor een sociale politiek. De bedrijven daarentegen kunnen opnieuw via de notionele aftrek rekenen op een fiscaal cadeau waarvan de globale som geschat wordt op 2400 miljoen euro. Dat betekent dus acht keer meer voor het patronaat en de aandeelhouders! In het vorige nummer van Rood schreven we reeds dat het regeerakkoord van Leterme I beslissingen en voorstellen bevat waarvan de kostprijs wordt geschat op zowat 13 miljard euro. Nergens komen we echter te weten waar die centen zullen worden gevonden. Maar we zijn in een constructieve bui en denken even mee na.  Een oplossing kan zijn: fiscale rechtvaardigheid. Volgens ons de sleutel voor het financieren van openbare diensten en het herverdelen van rijkdommen ten behoeve van de overgrote meerderheid van de bevolking… die deze rijkdommen produceert door haar arbeid.

Fiscaliteit en herverdeling van de rijkdommen

 

Fiscale rechtvaardigheid wordt heel anders gedefinieerd al naargelang de personen, de sociale klassen, de politieke voorkeuren… Achter de kwestie van de fiscaliteit gaat een gans idee schuil over de verhouding tussen collectiviteit en individu, en meer in het algemeen over de vraag "op welke manier we  willen samenleven". Voor de (neo)-liberalen en de resolute verdedigers van het kapitalistische systeem vormen collectieve macht, initiatief en controle – grondslagen van het democratische proces – een gedwongen beperking van de individuele vrijheid. Een vrijheid die in feite neerkomt op louter persoonlijk economisch winstbejag. Daarom komen de neoliberalen op voor wat ze ‘het individuele initiatief’ noemen, het persoonlijk talent, het zich zelf behelpen, de totale bewegingsvrijheid voor het kapitaal, de "vrijheid van vestiging" die het kapitaal moet toelaten zich te vestigen waar de omstandigheden het gunstigst zijn, enzovoort! De verschillende Europese verdragen, die zonder veel gewetensbezwaren aanvaard werden niet alleen door socialisten, liberalen en christen-democraten maar ook door de groenen, zijn toch wel de consecratie van dat allesoverheersende “privé-initiatief”, van de “vrije en onvervalste concurrentie” waaraan alles ondergeschikt moet worden gemaakt!

Nu we het er toch over hebben. Ook de toenemende concentratie van rijkdommen in de handen van een minderheid van economisch-financiële groepen en gefortuneerde families, zou je op analoge wijze kunnen omschrijven als de vrucht van een fantastische ondernemingsgeest en de onverzettelijke wil tot slagen en succes…

Men zou er bijna bij vergeten dat alle rijkdom gebaseerd op de productie van goederen en diensten de vrucht is van de arbeid van werkende mensen. De financiële bezittingen van de Belgen (roerend patrimonium) vertegenwoordigen vandaag 300% van het Bruto Nationaal Product (BNP). Dit is het hoogste percentage per inwoner in het Europa van de 27. De aangroei van dit patrimonium was de laatste 20 jaar bovendien constant: van zowat 500 miljard euro in 1995 tot meer dan 800 miljard vandaag (globale rijkdom van de Belgen in België en buiten onze grenzen)(1). In onze kranten lees je dan ook vaak lyrische stukjes over de ‘rijke Belgen’. Helaas vergeten die kranten er vaak bij te zeggen dat deze rijkdom geconcentreerd zit in de handen van slechts enkele families die er naar eigen goeddunken over beschikken: 10% van de Belgen bezitten meer dan 50% van de rijkdom en 1,6% van de bevolking beschikt over 1/5de van die rijkdom.

De financiële middelen die de staat toelaten één van zijn voornaamste taken te vervullen zijn legio ; die taak bestaat in het waarborgen van efficiënte, democratische openbare diensten voor iedereen (opvoeding, onderwijs, openbaar vervoer, infrastructuren, sociale diensten, sociale woningen, sociale verzekering, enz.).

Het invoeren van een rechtvaardige fiscaliteit via directe belastingen (personenbelasting en vennootschapsbelasting) kan ontegensprekelijk middelen verlenen aan de staat om de openbare diensten te financieren en een herverdeling van de rijkdommen te waarborgen, wat de sociale ongelijkheid en de armoede dan weer zou beperken. Een rechtvaardige fiscaliteit impliceert tegelijkertijd gelijkberechtiging op het vlak van belastingen (die alle inkomsten en alle patrimoniums moet raken) en progressiviteit in de belastingen (de belasting moet in verhouding zijn met de bijdragemogelijkheden).

Allen gelijk voor de belastingen?

“We betalen te veel belastingen”! “Halt aan de takswoede!” “Het zijn altijd dezelfden die belast worden; dus als ik kan ontduiken zal ik het zeker niet laten”! Nochtans, stelt de Belgische grondwet (artikel 172), “kunnen er geen voorrechten op het gebied van belastingen verleend worden”. De werkelijkheid is heel anders: 40% van de fiscale inkomsten zijn afkomstig van arbeidsinkomsten en amper 3,06% van roerende (financiële) inkomsten (2).

In België is er geen belasting op het financiële vermogen en de bijhorende opbrengsten van die vermogens. Er bestaat wel een roerende voorheffing (15% op de interestbedragen van bankrekeningen en op de obligaties, 25% op de dividenden uitbetaald door de bedrijven, terwijl in 2006 de effectieve belasting op arbeid 43,8% bedroeg). Daarbij komt dat de roerende voorheffing sinds 1982 ontheffend is: de financiële inkomsten worden niet bij de overige inkomsten gevoegd voor de belastingsaangifte (geen inkomstenveralgemening voor de jaarlijkse aangifte). Concreet gezien moeten de financiële inkomsten niet aangegeven worden bij de personenbelasting.

In België is er ook geen vermogensbelasting en geen belasting op de financiële meerwaarde (van bedrijven en particulieren). En als kers op de taart is er dan ook nog het fiscale bankgeheim. Dit fiscale bankgeheim - we hopen dat onze Minister van Financiën, Didier Reynders (3), het ons niet kwalijk neemt - wordt duidelijk vermeld in artikel 318 van de Code van de inkomstenbelasting: “Het is de administratie uitdrukkelijk verboden middels de rekeningen, boeken en documenten van bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen gegevens in te zamelen met het oog op de aanslag van hun cliënten”.

Er bestaat dus geen kadaster van het roerend (financieel) vermogen. Er bestaat geen enkele verplichting voor de banken om jaarlijks een namenlijst op te stellen van de personen die genieten van financiële inkomsten, wat leidt tot een totale discretie wat betreft belastingsontduiking (die op 20 miljard euro per jaar geschat wordt) en kapitaalsvlucht (een kwart van het Belgisch financieel patrimonium zou in het buitenland vertoeven). Dit betekent dat enorme geldsommen quasi totaal ontsnappen aan belasting.

Wat de progressiviteit betreft, merken we dat die er tijdens de laatste 20 jaar niet op verbeterd is door de verschillende fiscale hervormingen van de personenbelasting en de vennootschapsbelasting. Het verdwijnen van de hoogste schijven van de inkomstenbelasting, samen met de ontmanteling van de twee hoogste schijven (55% en 52,5%) werd vooral op gejuich onthaald door de hoogste inkomens. Maar de belastbare inkomsten, die de 31700 euro overschrijden (inkomsten van 2006), worden wel al belast met de hoogste aanslag: 50%.

De nominale belastingsaanslag die geheven wordt op de bedrijfswinsten daalde van 45% in 1996 tot minder dan 25% vandaag, met de notionele interestenaftrek (4). De reële aanslag, blijkt trouwens maar 23,9% te zijn geweest in 2001. En in sommige sectoren was die nog veel lager (2,3% voor de holdings; 3,1% voor water en elektriciteit en 8,5% voor banken en verzekeringsmaatschappijen) (5).

Terwijl de bedrijven steeds minder bijdragen aan de belastingen en aan de sociale zekerheid, maakten hun winsten tijdens de laatste jaren nochtans een spectaculaire sprong voorwaarts: een stijging van 14% in 2006 en van 250% sinds 2002 (6).  

De belastingen op de beroepsinkomsten verlagen …zonder de sociale uitgaven in gevaar te brengen

Er bestaat dus in ons land geen vermogenskadaster. Voor de lonen, de werkloosheidsuitkeringen, de pensioenen, de ziekenzorgvergoedingen… is dat natuurlijk helemaal anders. Dit brengt ons tot de volgende door feiten en cijfers geverifieerde conclusie: het zijn de loontrekkenden uit de privésector of de openbare sector en de sociale uitkeringsgerechtigden die het overgrote deel van de openbare financies betalen via de directe belastingen.

Betalen we teveel belastingen? Slechts op één punt kunnen we met die stelling akkoord gaan. Werkende mensen betalen te vlug te veel belastingen op hun beroepsinkomsten. De eerste aanslagschijf op de kleinste inkomens blijft vaststaan op 25%: een loontrekkende begint belastingen te betalen vanaf … 623 euro bruto per maand (7476 euro per jaar). En de loontrekkende die 1500 euro bruto verdient, is al onderworpen aan een aanslag van 45% (7).

Daarom is het op zich een goed idee om het belastingsvrije deel op te trekken of om de belastingsheffing op de laagste inkomensschijven te verlichten– zoals ook Didier Reynders overigens aanbeveelt. Deze maatregelen brengen de sociale uitgaven van de overheid ook niet noodzakelijk in gevaar. Op voorwaarde tenminste dat andere belastbare mogelijkheden ook werkelijk benut worden: hoge inkomens, dividenden, beursmeerwaarden, maatschappelijke winsten, grote vermogens… !

Het spreekt vanzelf dat een dergelijke hervorming, die trouwens berust op één van de aanbevelingen uit het regeerakkoord (8), ingaat tegen de fiscale hervormingen die tot nu toe door onze minister van Financiën werden ingevoerd en geratificeerd door de opeenvolgende regeringen en parlementen.    

Drie eisen voor een … rechtvaardige fiscaliteit

Het Réseau pour la Justice Fiscale, aan Franstalige zijde (RJF : een 40tal organisaties waaronder de vakbonden ABVV en ACV) en het Financieel Actie Netwerk, een soortgelijk netwerk aan Nederlandstalige zijde (FAN) voeren samen campagne voor een diepgaande hervorming van de directe belastingen. Ze eisen inderdaad fiscale rechtvaardigheid.

Deze campagne schuift drie prioritaire eisen naar voor: de opheffing van het fiscale bankgeheim, een kadaster voor het financiële patrimonium en een vermogensbelasting.

De opheffing van het fiscale bankgeheim is een absolute voorwaarde tot het opstellen van een kadaster van het roerende patrimonium en de financiële inkomsten en dus tot het waarborgen van een rechtvaardige belastingsheffing. Het is ook een absolute voorwaarde om efficiënt de strijd te kunnen aangaan met belastingsontduiking en kapitaalsvlucht.

In zijn rapport uit 2007 getiteld "Arbeidsbelasting, tewerkstelling en concurrentievermogen", blijkt de Hogere Raad van Financiën de mening toegedaan dat het fiscale bankgeheim meer en meer anachronistisch wordt in vergelijking met de internationale toestand. De Raad voegt eraan toe dat "België één van de weinige landen van de Europese Unie (3 op 27) en van de OESO (4 op 30) is dat vasthoudt aan het fiscale gebruik van het bankgeheim". Het moet ook gezegd dat België één van de weinige landen van de Europese Unie is (samen met Luxemburg en Oostenrijk) dat tot op heden geweigerd heeft gegevens uit te wisselen met andere landen betreffende de spaarinteresten van buitenlanders.

Een wetsvoorstel tot het opheffen van het fiscale bankgeheim kan zich beperken tot een korte tekst. Het gaat om het ontmantelen van artikel 318 van de Code van de Inkomstenbelasting en artikel 62bis van de Code van de BTW, die de onderzoeksbevoegdheden van de fiscale administraties ten aanzien van de banken beperken. Dit houdt voor de banken en andere financiële bemiddelaars de verplichting in jaarlijks een lijst op te stellen met de namen van de begunstigden van interesten, dividenden, meerwaarden en andere financiële inkomsten; de verplichting gegevens te verstrekken over het openen, veranderen en sluiten van bankrekeningen met het oog op het opstellen van een nationaal repertorium van deze bankrekeningen; de verplichting alle kapitaaluitvoer uit België aan te geven, met identificatie van de opdrachtgever.

Voor een rechtvaardige belasting op de grote fortuinen!

Samen met de organisaties van de twee netwerken, RJF en FAN, voeren wij ook campagne voor een vermogensbelasting.

In Frankrijk bijvoorbeeld schommelt de aanslag op de schijven van het belastbare netto vermogen (barema van 2008) tussen 0,55% (770.000 tot 1.240.000 euro) en 1,80% (meer dan 16.020.000 euro). Het rendement van die solidaire vermogensbelasting (ISF) is betrekkelijk zwak maar heeft toch 10,3 miljard euro opgebracht tussen 1997 en 20019.

Wij stellen een progressieve vermogensbelasting voor op de vermogens van meer dan 1 miljoen euro. Sommige berekeningen geven aan dat een belasting van 2% op de vermogens van meer dan 1 miljoen euro 6,8 miljard euro zou opbrengen (10).

Deze belasting is totaal gerechtvaardigd, zowel fiscaal, economisch als moreel gezien! Het belastingsvermogen van deze rijkste bevolkingslaag wordt, op zijn minst gezegd, sinds lange tijd weinig aangesproken. De meeste van de grote vermogens werden opgebouwd op basis van de welvaart die geproduceerd werd door de werkende mensen. Voorts natuurlijk ook via speculatie op de financiële markten… En, last but not least, de rijkste lagen verrijken zich ook ten koste van de staatsschuld. Terwijl ze zelf kapitaalsvlucht en belastingontduiking organiseren, incasseren de grote vermogens (financiële instellingen en particulieren) sinds meer dan twintig jaar de substantiële interesten van hun gewaarborgde overheidsobligaties . Een staatsschuld die voor een groot deel het resultaat is van de afnemende belasting van deze grote vermogens (bedrijven en particulieren). De uitbetaling van die interesten op de staatsschuld ten voordele van de rijksten en ten nadele van de openbare diensten is de tweede post van de overheidsuitgaven. In 2006 bereikten deze interesten de som van 11,85 miljard euro of 3,78% van het bruto nationaal inkomen.

Deze situatie pleit voor een uitzonderlijke vermogensbelasting (one shot). Een dergelijke maatregel zou het mogelijk maken de stock van de staatsschuld drastisch te verminderen, evenals de last van de interesten die zwaar wegen op de begroting van de federale staat. Een jaarlijkse vermogensbelasting zou bijdragen tot het bevredigen van de basisbehoeften van die bevolkingslagen die het meest getroffen worden door sociale onzekerheid en armoede.


Noten:

1 Bron : Nationale Bank van België, L’Echo, suppl. 22 maart 2008).
2 Focus Trends-Tendances, 17 november 2005.
3 "Ik herinner er telkens aan, in geval sommigen het zouden vergeten, dat het bankgeheim niet bestaat in België". Didier Reynders, RTBF, 20-9-2001.
4 Dit is een fiscaal voorrecht voor alle ondernemingen, die hen toelaat van hun belastbare basis een fictieve interest af te trekken berekend op hun eigen kapitaal. Dit nieuwe fiscale geschenk wordt voor het jaar 2007 geschat op zowat 2 miljard 400 miljoen euro (belastingsverlies voor de openbare financies).
5 Berekeningen uitgevoerd door het dagblad Le Soir, 19-4-2001.
6 Nota van de nationale ABVV: eisen van de ABVV met het oog op een verhoging van de koopkracht.
7 Witte kaart van de Beweging van 15 december, le Soir van 7/3/2008.
8 "Wat de belastingheffing en het aanbod op het gebied van sociale bescherming betreft is een juiste en billijke toepassing van de reglementen essentieel. De regering zal er nauwgezet over waken dat alle belastingbetalers en alle rechthebbenden gelijk behandeld worden en dat de fiscale en sociale wetgevingen gelijk toegepast worden".
9 Marco Van Hees, Didier Reynders, L’homme qui parle à l’oreille des riches (De man die spreekt in het oor van de rijken , Ed. Aden, 2008, p. 80.
10 Berekeningen van M.V.H.

Naar boven